ECLI:NL:RBDHA:2015:9000
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Benoeming van voogdij over minderjarige moeder en beperking van plaatsing zonder rechterlijke toetsing
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 juli 2015 een beschikking gegeven inzake de voogdij over een minderjarige moeder. Het verzoek tot voogdij is ingediend door de Raad voor de Kinderbescherming, regio Haaglanden, en betreft de minderjarige die geboren is uit de moeder, die zelf minderjarig is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder, vanwege haar minderjarigheid, onbevoegd is om het ouderlijk gezag uit te oefenen. De Raad heeft verzocht om de Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden te belasten met de voogdij, omdat er sprake is van een gezagsvacuüm. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 11 juni en 19 juni 2015, waarbij de moeder, vader, grootmoeder en vertegenwoordigers van de Raad en Jeugdbescherming west aanwezig waren.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat het in het belang van de minderjarige is om Jeugdbescherming west als voogd te benoemen. De rechtbank heeft daarbij overwogen dat de moeder niet meerderjarig verklaard dient te worden, en dat het niet in het belang van de minderjarige is om de vader met het gezag te belasten, gezien zijn persoonlijke omstandigheden. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de grootmoeder niet met de voogdij belast kan worden, omdat haar eigen kinderen onder toezicht staan.
De rechtbank heeft bepaald dat Jeugdbescherming west de minderjarige niet zonder voorafgaande rechterlijke toetsing van de moeder kan scheiden, en dat zij de Raad schriftelijk op de hoogte moet houden van de verblijfplaatsen van de minderjarige. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders verzochte is afgewezen.