ECLI:NL:RBDHA:2015:8951

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 juli 2015
Publicatiedatum
30 juli 2015
Zaaknummer
AWB 15/7457
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot opvang en verstrekkingen

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 23 juli 2015 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een asielzoeker, geboren op een onbekende datum en van Chinese nationaliteit. De verzoeker had eerder een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke op 10 april 2015 door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie was afgewezen. Dit besluit omvatte ook een terugkeerbesluit en een inreisverbod voor de duur van twee jaar. Verzoeker heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, waarbij hij vroeg om te worden beschermd tegen uitzetting totdat de rechtbank op zijn beroep had beslist.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de vrijheidsontnemende maatregel die op verzoeker was opgelegd op 17 juli 2015 was opgeheven. Hierdoor kwam de grondslag voor het onthouden van schorsende werking aan het beroep te vervallen. De rechter oordeelde dat het beroep van verzoeker sinds die datum schorsende werking had, wat betekende dat verzoeker rechtmatig verblijf had op basis van de Vreemdelingenwet. Dit had ook gevolgen voor het eerder opgelegde inreisverbod en het terugkeerbesluit, die nu niet meer in de weg stonden aan het verlenen van opvang en verstrekkingen aan verzoeker.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek tot het treffen van een ordemaatregel toegewezen en verweerder opgedragen om ervoor te zorgen dat verzoeker opvang en verstrekkingen worden geboden totdat er een beslissing is genomen op het verzoek om een voorlopige voorziening. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er is geen rechtsmiddel tegen deze beslissing open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 15 / 7457 (voorlopige voorziening)
uitspraak van de voorzieningenrechter van 23 juli 2015 in de zaak tussen

[verzoeker] ,

geboren op [geboortedatum] , van Chinese nationaliteit,
verzoeker,
(gemachtigde: mr. J. Bravó Mougan, advocaat te Utrecht),
en

de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,

verweerder,
(gemachtigde: mr. S.O. Naardendorp, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst).

Procesverloop

Bij besluit van 10 april 2015 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoeker tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen. Het besluit omvat tevens een terugkeerbesluit en een inreisverbod voor de duur van twee jaar.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Hij verzoekt verweerder te verbieden hem uit te zetten tot vier weken nadat de rechtbank op het beroep heeft beslist.
Bij brief van 23 juli 2015 heeft verzoeker de voorzieningenrechter verzocht een ordemaatregel te treffen. Hij verzoekt verweerder te gelasten te bewerkstelligen dat verzoeker gedurende de periode van de behandeling van het verzoek om voorlopige voorziening opvang en verstrekkingen worden geboden door het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa).
Omdat onverwijlde spoed dat vereist, is een zitting achterwege gebleven.

Overwegingen

Indien tegen een besluit beroep bij de rechtbank is ingesteld, kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is in de hoofdzaak, ingevolge artikel 8:81, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht (Awb) op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
De voorzieningenrechter gaat uit van de volgende feiten. Verzoeker is in februari 2015 Nederland ingereisd. Op 20 februari 2015 heeft verzoeker een aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Aan verzoeker is op grond van artikel 6 Vreemdelingenwet 2000 (Vw) een maatregel tot vrijheidsontneming opgelegd, welke op 17 juli 2015 is opgeheven.
De geplande datum waarop het verzoek om een voorlopige voorziening ter zitting zal worden behandeld is 6 augustus 2015.
3. Verzoeker heeft aan zijn verzoek tot het treffen van een ordemaatregel ten grondslag gelegd dat hij, nu de vrijheidsontnemende maatregel is opgeheven, in aanmerking komt voor opvang en verstrekkingen. Tot heden wordt echter geen opvang verleend aan verzoeker.
3.1
Verweerder heeft bij e-mailbericht van 23 juli 2015 gereageerd op het verzoek van verzoeker. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat in het besluit schorsende werking aan het beroep is onthouden op grond van artikel 82, vierde lid, Vreemdelingenwet 2000 (Vw), omdat de aan verzoeker opgelegde maatregel ex artikel 6 Vw ten tijde van het besluit voortduurde. Verweerder stelt zich voorts op het standpunt dat verzoeker op grond van artikel 4, derde lid, Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005 (Rva) geen recht heeft op opvang, nu tegen hem een inreisverbod is uitgevaardigd.
3.2
Ingevolge artikel 82, eerste lid, Vw wordt de werking van het besluit omtrent een verblijfsvergunning asiel opgeschort totdat de beroepstermijn is verstreken of, indien beroep is ingesteld, op het beroep is beslist.
In het vierde lid van dit artikel is bepaald dat het eerste lid niet van toepassing is indien de vreemdeling rechtens zijn vrijheid is of wordt ontnomen op grond van artikel 6 of artikel 59 Vw.
3.3
De voorzieningenrechter stelt vast dat de aan verzoeker opgelegde vrijheidsontnemende maatregel ex artikel 6 Vw op 17 juli 2015 is opgeheven. Hiermee is de grondslag voor het onthouden van schorsende werking aan het beroep van verzoeker komen te ontvallen. Gelet hierop heeft het beroep van verzoeker sinds 17 juli 2015 schorsende werking.
3.4
Ingevolge artikel 4, derde lid, aanhef en onder c, Rva bestaat er geen recht op opvang indien de asielzoeker tot ongewenst vreemdeling als bedoeld in artikel 67 Vw is verklaard, of tegen de asielzoeker een inreisverbod als bedoeld in artikel 66a Vw is uitgevaardigd en hij uit dien hoofde geen rechtmatig verblijf heeft.
3.5
Nu het beroep van verzoeker sinds 17 juli 2015 schorsende werking heeft, komt aan verzoeker rechtmatig verblijf toe op grond van artikel 8, aanhef en onder f, Vw. De schorsende werking strekt zich tevens uit tot het terugkeerbesluit waarbij aan verzoeker een termijn voor vrijwillig vertrek is onthouden, en het op grond daarvan uitgevaardigde inreisverbod, nu deze deel uitmaken van de meeromvattende beschikking waarbij de aanvraag van verzoeker tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel is afgewezen. Nu de werking van het inreisverbod is opgeschort en verzoeker rechtmatig verblijf heeft, staat het uitgevaardigde inreisverbod thans niet wegens het bepaalde in artikel 4, derde lid, aanhef en onder c, Rva in de weg aan het verlenen van opvang en verstrekkingen.
4. De voorzieningenrechter wijst het verzoek tot het treffen van een ordemaatregel toe en draagt verweerder op te bewerkstelligen dat aan verzoeker opvang en verstrekkingen worden geboden totdat uitspraak is gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- gebiedt verweerder te bewerkstelligen dat aan verzoeker opvang en verstrekkingen worden geboden totdat op het verzoek om een voorlopige voorziening is beslist;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. van der Kluit, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. drs. S.R.N. Parlevliet, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 23 juli 2015.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Coll:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.