In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 juli 2015 uitspraak gedaan in een geschil over de naheffing van motorrijtuigenbelasting en een verzuimboete. Eiser, houder van een personenauto, had zijn voertuig op 8 februari 2014 in beslag laten nemen door de politie. De naheffingsaanslag werd opgelegd omdat de auto bij aanvang van het tijdvak in het kentekenregister op naam van eiser stond, de geldigheid van het kentekenbewijs niet was geschorst en de verschuldigde belasting niet op de uiterste betaaldatum was voldaan. Eiser stelde dat hij geen belasting verschuldigd was omdat hij niet langer over de auto beschikte, maar de rechtbank oordeelde dat hij het kenteken had moeten schorsen, wat hij niet had gedaan. De rechtbank wees erop dat het niet weten dat schorsing mogelijk was zonder de kentekenbewijzen voor rekening en risico van eiser kwam. De rechtbank verwierp ook de verwijzing van eiser naar eerdere uitspraken en beleidsstukken, omdat deze niet van toepassing waren op zijn situatie. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en legde een verzuimboete van € 147 op, omdat eiser in verzuim was geweest. De uitspraak werd gedaan door rechter G.J. Ebbeling, in aanwezigheid van griffier M.G.J. Konings.