Uitspraak
Rechtbank DEN HAAG
De Staat der Nederlanden,
verwerende partij,
1.De procedure
- het verzoekschrift, ingekomen bij de griffie op 8 juni 2015;
- het verweerschrift.
2.De feiten
het Ministerie van Algemene Zaken
het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;
het Ministerie van Buitenlandse Zaken;
het Ministerie van Economische Zaken;
het Ministerie van Financiën;
het Ministerie van Infrastructuur en Milieu;
het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;
het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;
het Ministerie van Veiligheid & Justitie;
het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
3.Het verzoek, de onderbouwing daarvan en het verweer
primair, (a) voor recht te verklaren dat het besluit d.d. 22 mei 2015 inzake het instellen van een GOR-Rijk nietig is, (b) voor recht te verklaren dat het besluit d.d. 22 mei 2015 inzake het instellen van een GOR-Rijk onbevoegd is genomen, (c) voor recht te verklaren dat het besluit d.d. 22 mei 2015 inzake het instellen van een GOR-Rijk alleen interne werking toekomt en derhalve niet kan leiden tot de feitelijke instelling van de GOR-Rijk, (d) voor recht te verklaren dat instelling van een GOR-Rijk niet bevorderlijk is voor een goede toepassing van de WOR, (e) de ondernemer te verplichten om zich te onthouden van handelingen die strekken tot uitvoering of toepassing van het besluit inzake het instellen van een GOR-Rijk, alsmede alle reeds verrichte uitvoeringshandelingen terug te draaien binnen 7 dagen na het wijzen van deze beschikking,
subsidiair, (f) voor recht te verklaren dat het voorlopig reglement GOR-Rijk in strijd is met de WOR, omdat het niet het aantal leden dat uit elke betrokken ondernemingsraad kan worden gekozen vaststelt (artikel 34 lid 7 jo. artikel 34 lid 3 WOR), (g) voor recht te verklaren dat het voorlopig reglement GOR-Rijk in strijd is met de WOR, althans een goede toepassing van de WOR in de weg staat, omdat de berekening van het aantal zetels onvoldoende duidelijkheid biedt en uitgaat van niet-actuele gegevens, (h) voor recht te verklaren dat het voorlopig reglement GOR-Rijk in strijd is met de WOR, althans een goede toepassing van de WOR in de weg staat, omdat het aantal fte’s als uitgangspunt wordt genomen voor de zetelverdeling, in plaats van het aantal in de onderneming werkzame personen (artikel 34 lid 7 jo. artikel 34 lid 3 WOR), (i) voor recht te verklaren dat het voorlopig reglement GOR-Rijk een verboden onderscheid op basis van arbeidsduur met zich meebrengt, omdat het aantal fte’s als uitgangspunt wordt genomen voor de zetelverdeling, (j) voor recht te verklaren dat het voorlopig reglement GOR-Rijk in strijd is met de WOR, althans een goede toepassing van de WOR in de weg staat, omdat het beginsel van evenredige vertegenwoordiging ten onrechte niet wordt toegepast, (k) voor recht te verklaren dat het voorlopig reglement GOR-Rijk in strijd is met de WOR, althans een goede toepassing van de WOR in de weg staat, omdat geen sprake is van een zo veel mogelijk representatieve afspiegeling van de onderliggende geledingen, (l) de ondernemer te verplichten om zich te onthouden van handelingen die strekken tot uitvoering of toepassing van het besluit inzake het instellen van een GOR-Rijk, alsmede alle reeds verrichte uitvoeringshandelingen terug te draaien binnen 7 dagen na het wijzen van deze beschikking, althans een zodanige voorziening te treffen als in goede justitie noodzakelijk wordt geacht.
de ondernemer die meer dan twee ondernemingsraden heeft ingesteld voor een aantal door hem in stand gehouden ondernemingen stelt voor een aantal van de door hem in stand gehouden ondernemingen een groepsondernemingsraad in indien dit bevorderlijk is voor de goede toepassing van deze wet ten aanzien van deze ondernemingenen (lid 3)
het tweede lid van overeenkomstige toepassing is ten aanzien van in een groep verbonden ondernemers, die te zamen twee of meer ondernemingsraden hebben ingesteld. Of het besluit bevorderlijk is voor de goede toepassing van de WOR is een vraag die eerst aan de orde kan komen, indien het besluit op een juiste wijze en geldig is genomen.
algemeen regeringsbeleid. De Ministerraad is dus niet het orgaan dat de Staat naar derden toe kan binden als het gaat om specifieke besluiten, zoals het instellen van een ondernemingsraad.
Het aantal leden dat uit elke ondernemingsraad of groepsondernemingsraad kan worden gekozen, wordt vastgelegd in het reglement van de centrale ondernemingsraad. Het reglement bevat voorts voorzieningen dat de verschillende groepen van de in de betrokken ondernemingen werkzame personen zoveel mogelijk in de centrale ondernemingsraad vertegenwoordigd zijn. (…)en (lid 7)
Ten aanzien van een groepsondernemingsraad zijn de voorgaande leden, met uitzondering van het tweede lid, van overeenkomstige toepassing.