ECLI:NL:RBDHA:2015:8772
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Faillissementsfraude en vrijspraak van bedrieglijke bankbreuk met betrekking tot administratieverplichtingen
Op 28 juli 2015 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van faillissementsfraude. De zaak betrof de tenlastelegging dat de verdachte, als feitelijk bestuurder van een failliete rechtspersoon, goederen en gelden had onttrokken aan de boedel en niet had voldaan aan de administratieverplichtingen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat de verdachte de feiten had begaan. De officier van justitie had gevorderd tot vrijspraak van het eerste feit en tot bewezenverklaring van het tweede feit, maar de rechtbank oordeelde dat de administratie die door de verdachte was ingeleverd, gestructureerd en overzichtelijk was, waardoor niet kon worden gesteld dat deze niet voldeed aan de wettelijke eisen. De rechtbank verklaarde de benadeelde partijen niet-ontvankelijk in hun vorderingen tot schadevergoeding, aangezien de verdachte was vrijgesproken van de feiten waarop deze vorderingen betrekking hadden. De kosten die de benadeelde partijen hadden gemaakt in verband met hun vorderingen werden door de rechtbank begroot op nihil.