5.2.Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de beslissingen op bezwaar en tot afgifte van 145 positieve voorlopige investeringsverklaringen.
6. Verweerder heeft het standpunt van eiseres gemotiveerd weersproken en concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
7. Voor het overige verwijst de rechtbank naar de gedingstukken.
Beoordeling van het geschil
8. Een voorlopige investeringsverklaring wordt afgegeven indien – kort gezegd – wordt voldaan aan de voorwaarden om voor een heffingsvermindering als bedoeld in artikel 1.10 van de Wet maatregelen woningmarkt 2014 II (de Wet) in aanmerking te komen. Er dient dan sprake te zijn van één van de in artikel 1.2, tweede lid, letter b, van de Wet genoemde activiteiten, te weten:
1. bouw van huurwoningen;
2. grootschalige verbouw van huurwoningen;
3. verbouw van niet voor bewoning bestemde ruimten tot huurwoningen;
4. sloop van huurwoningen;
5. kleinschalige verbouw van huurwoningen, of
6. samenvoeging van huurwoningen teneinde een of meer huurwoningen te verkrijgen.
9. In artikel 1.11, eerste lid, van de Wet, is bepaald dat om voor een heffingsvermindering in aanmerking te komen de meeste hiervoor genoemde activiteiten dienen plaats te vinden in een specifiek aangewezen gebied waartoe [plaats] niet behoort. De beperking tot een bepaald gebied geldt alleen niet als het gaat om verbouw van niet voor bewoning bestemde ruimten tot huurwoningen. Dit is niet in geschil evenals de functiewijziging die ter plaatse optreedt.
10. De rechtbank zal daarom de vraag beantwoorden of in dit geval sprake is van verbouw van ruimten of anders gezegd van een gebouw. Naar algemeen aanvaard spraakgebruik is hiervan sprake als een bestaand gebouw wordt veranderd. Er moeten wijzigingen aan het gebouw plaatsvinden, het gebouw moet tenminste deels blijven bestaan. Dit is hier niet het geval. Het oude hotelgebouw wordt volledig gesloopt, inclusief verwijdering van de fundering. Geen enkele ruimte van het oude gebouw blijft in stand. Vervolgens wordt een veel groter, anders vormgegeven, gebouw neergezet met een geheel nieuwe, eigen fundering. Het gaat om nieuwbouw en niet om verbouw van bestaande ruimten.
11. De rechtbank vindt voor het hiervoor gegeven oordeel steun in het feit dat in de Wet onderscheid wordt gemaakt tussen 'sloop', ‘bouw’ en ‘verbouw’ van woningen en dat uit de artikelen 1 en 2 van het Besluit vermindering verhuurderheffing 2014 kan worden afgeleid dat bij (grootschalige) verbouw in ieder geval de funderingen van het oude gebouw dienen te blijven bestaan.
12. Hetgeen eiseres overigens heeft aangevoerd, onder meer over doel en strekking van de bewuste heffingsvermindering en de grammaticale uitleg die zij heeft gegeven van onder meer de woorden ‘transformatie’, ‘verbouw’ en ‘ombouw’, brengt de rechtbank niet tot een ander oordeel. De rechtbank vindt daarin geen aanleiding om het begrip ‘verbouw’ in voornoemd verband zo ruim uit te leggen als door eiseres bepleit.
13. Nu geen sprake is van ‘verbouw’ heeft verweerder terecht geen voorlopige investeringsverklaringen afgegeven. De beroepen zijn ongegrond
14. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.