In deze zaak heeft eiseres een herzieningsverzoek ingediend met betrekking tot de kinderopvangtoeslag voor het jaar 2008. De rechtbank Den Haag heeft op 7 juli 2015 uitspraak gedaan in deze bodemzaak, waarin de vraag centraal stond of het verzoek om herziening terecht was afgewezen door verweerder. Eiseres had in 2007 een aanvraag voor kinderopvangtoeslag ingediend, die door verweerder in 2008 werd goedgekeurd. Echter, na een aantal wijzigingen en verzoeken om aanvullende informatie, heeft verweerder in 2014 het verzoek om herziening afgewezen op grond van het feit dat de vijfjaarstermijn voor het indienen van een dergelijk verzoek was overschreden. De rechtbank oordeelde dat deze overschrijding volledig te wijten was aan de handelwijze van verweerder, die te lang had gewacht met het definitief vaststellen van de tegemoetkoming. De rechtbank concludeerde dat het niet redelijk was om eiseres te straffen voor de overschrijding van de termijn, aangezien deze het gevolg was van de vertraging aan de zijde van verweerder. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de beslissing op bezwaar en droeg verweerder op om een nieuwe beslissing te nemen, waarbij het herzieningsverzoek als tijdig moest worden behandeld. Tevens werd bepaald dat er geen proceskostenveroordeling zou plaatsvinden, omdat er geen kosten waren gesteld of gebleken.