3.4De beoordeling van de tenlastelegging
Op 5 november 2014, omstreeks 04.00 uur, verlaat aangever [slachtoffer] samen met enkele vrienden Club Seven, gelegen aan de Prinsegracht te Den Haag. Hij loopt richting de Grote Marktstraat, alwaar hij omstreeks 04.30 uur een groep van ongeveer 10 mannen ziet, die onderling ruzie hebben. [slachtoffer] gaat kijken wat er aan de hand is en raakt bij deze ruzie betrokken doordat één van die mannen hem twee keer met gebalde vuist in het gezicht slaat.
Op woensdag 5 november 2014, omstreeks 04.30 uur, komt bij de politie een melding binnen dat er een vechtpartijtje gaande is op de Grote Markt. Aldaar wordt een groepje jongeren gezien, dat aan het duwen en het trekken is. De meest agressieve persoon wordt aangesproken door verbalisant Lokollo. Hij betreft een man, getint, tussen de 1.70 en 1.75 meter lang, ongeveer 30 jaar oud, donker krullend haar, opvallende grote smalle neus, vermoedelijk Afghaanse afkomst, bebloed gezicht, vooral zijn neus. Hij droeg een tanktop, donkere broek, lichte schoenen en trok later een zwarte jas tot zijn heup aan. Hij heeft geen identiteitsbewijs bij zich.
Een tweede verbalisant, Hoeflaken, voegt zich bij zijn collega en ook hij spreekt met deze man. Hij beschrijft deze man als een man van rond de dertig jaar oud. 1,75 meter lang, zwart krullend haar. De man droeg een haltershirt, de kleur was iets in de trant van militaire camouflage kleuren, met aan de voorzijde wit gekleurde tekens letters, een donkergekleurde broek en witgekleurde schoenen. De man pakte een jas van straat op en trok deze aan. Het was een jas tot op de heup en het had een iets donkere kleur.
Aangever [slachtoffer] loopt na de vechtpartij op de Grote Markt in gezelschap van vrienden door in de richting van station Hollands Spoor. Onderweg zien ze twee mannen, waarvan [slachtoffer] het gevoel heeft dat zij ook bij de vechtpartij aan de Grote Markt stonden. Bij de fietstunnel bij station Hollands Spoor zegt [slachtoffer] zijn vrienden gedag en loopt alleen door in de richting van de Waldorpstraat. Achter hem liepen dezelfde twee mannen. Ze begonnen te schreeuwen. Ineens was er ook een derde man. Volgens [slachtoffer] is het degene die hem in de Grote Markstraat had geslagen. Op de Grote Markt droeg hij een shirt zonder mouwen en toen hij [slachtoffer] stak had hij een jack aan. Deze man slaat hem vol in het gezicht, maar niet hard. [slachtoffer] had het idee dat de man iets scherps in zijn hand had en dat hij dit langs zijn, [slachtoffer] , gezicht haalde, van boven naar beneden. [slachtoffer] voelde vervolgens allemaal bloed aan zijn gezicht.
In het verhoor bij de rechter-commissaris noteert de rechter-commissaris met betrekking tot de beweging waarmee [slachtoffer] is geraakt dat [slachtoffer] (meermaals) “
een bovenhandse steekbeweging met zijn arm maakt”.
Er zijn camerabeelden van de beveiligingscamera’s (GMC, Prorail) gevorderd en veiliggesteld. Het betreft beelden van het incident op de Grote Markt, de route die aangever (en diens vrienden) hebben gevolgd in de richting van station Hollands Spoor, het station en de ingang van de fietstunnel bij het station. Op deze beelden is te zien dat
- op 4 november 2014 te 04.35 uur een vechtpartij gaande is waarbij [slachtoffer] betrokken is;
- [slachtoffer] probeert aan het slaan van een andere man te ontkomen;
- deze andere man is gekleed in een donkere broek en - nadat hij een kledingstuk over zijn hoofd heeft uitgetrokken - een tanktop. Onderaan de voorkant van de broek, op de plaats waar de schoen begint, is iets wits waar te nemen.
- het een aantal omstanders lukt deze andere man tegen te houden, waarna [slachtoffer] weg loopt, de Lutherse Burgwal op;
- direct daarop politie ter plaatse komt, waarna is te zien dat eerst één, en vervolgens twee politieambtenaren in gesprek zijn met de man die even te voren aangever [slachtoffer] trachtte te slaan. Deze man is dan gekleed in een donkere broek en een donker jack tot op de heup. Het door hem uitgetrokken kledingstuk ligt nog op straat;
- omstreeks 04.47.00 uur, achter [slachtoffer] (en de mensen met wie hij samenloopt) eerst één man (Amsterdamse Veerkade, Wagenstraat) loopt, kennelijk met een telefoon aan zijn oor. Vervolgens, om 04.49.18 uur, (Stationsweg) dat twee mannen aan dezelfde kan van de straat achter hem aan lopen en één man aan de overkant van de straat;
- [slachtoffer] om 04.53.18 uur de Hoefkade oversteekt richting Stationsplein; dat twee mannen achter hem aanlopen; dat deze mannen direct nadat ze de Hoefkade zijn overgestoken over de kruising naar links rennen, de Oranjelaan op;
- om 04.54.40 twee mannen, met daarachter nog een derde man, vanaf de Oranjelaan aan komen rennen en linksaf richting Stationsplein rennen in de richting waar [slachtoffer] liep;
- om 04.58.42 uur [slachtoffer] de fietstunnel gelegen onder het station Hollands Spoor inloopt;
- om 04.59.30 uur drie mannen eveneens de betreffende fietstunnel inlopen, waarbij er twee doorlopen en de derde man achter een pilaar blijft staan;
- deze man om 05.00.37 uur achter de pilaar vandaan komt en verder de fietstunnel inloopt, met mogelijk een telefoon aan zijn oor;
- om 05.01.56 uur [slachtoffer] de fietstunnel verlaat, de Waldorpstraat oversteekt richting Johanna Westerdijkplein; dat direct daarna twee mannen uit de abri komen en met [slachtoffer] oplopen, richting Johanna Westerdijkplein; één van deze mannen heeft kennelijk een telefoon aan zijn oor.
Uit analyse van de historische mastverkeersgegevens blijkt dat op 5 november 2015, tussen 04.40 uur en 05.00 uur een drietal basisstations, gesitueerd op het Stationsplein, werden aangestraald door een telefoon gebruikmakend van het nummer [telefoonnummer 1] . Dit telefoonnummer heeft rond dit tijdstip tweemaal contact met het nummer [telefoonnummer 2]
,welk telefoonnummer rond dit tijdstip vijfmaal contact heeft met het nummer [telefoonnummer 3]
.
De gebruiker van het nummer, eindigend op [telefoonnummer 1] heeft voorts rond dit tijdstip viermaal contact met het nummer [telefoonnummer 4] , zijnde het nummer dat in gebruik is bij de [vriendin van verdachte]Verdachte en [vriendin van verdachte] wonen samen op het adres [adres] .Zij verklaart dat het telefoonnummer van haar vriend [verdachte] [telefoonnummer 1] is.
Verbalisant Hoeflaken bekijkt op 9 december 2014 een kleurenfoto, welke hem is toegestuurd door zijn collega de Bruijn, die het onderzoek naar de mishandeling van [slachtoffer] leidt. Het betreft een foto van verdachte. Hoeflaken herkent verdachte als zijnde de man die bij een vechtpartij, die had plaatsgevonden op 5 november 2014 omstreeks 04.30 uur op de Grote Markt te Den Haag, betrokken is geweest. Hij herkent verdachte op de foto voor de volle honderd procent (100%), aan zijn gelaat, huidskleur, zwart gekleurde haardracht en bakkebaarden en de enigszins spitse/scherpe neus.
Uit opgenomen en afgeluisterde telefoongesprekken tussen 9 december 2014 en 6 januari 2015 op het nummer [telefoonnummer 1] is gebleken dat de gebruiker van dit nummer “ [verdachte] ” is genaamd.
Op 9 december 2014, te 20.30 uur, wordt in het programma “Opsporing verzocht” aandacht besteed aan hetgeen aangever [slachtoffer] is overkomen. Tijdens deze uitzending wordt het nummer, eindigend op [telefoonnummer 1] meerdere malen gebeld door het nummer [telefoonnummer 4]
.Dit laatste nummer is in gebruik bij [vriendin van verdachte] . Om 20.47 belt zij naar het nummer, in gebruik bij verdachte, en zegt tegen hem – terwijl op de achtergrond het programma “Opsporing verzocht” is te horen - dat hij moet wachten en luisteren.
Vervolgens wordt diezelfde dag, om 20.48 uur, door het nummer eindigend op [telefoonnummer 1] gebeld naar het nummer [telefoonnummer 5] . Dit nummer staat op naam van [broer van verdachte] . Verdachte geeft in dit gesprek aan dat men thuis naar de televisie moet kijken, dat [schoonzus van verdachte] naar de televisie moet kijken. Even later belt verdachte naar het nummer [telefoonnummer 6] , welk nummer ook op naam staat van [broer van verdachte] . Hij spreekt met een vrouw en vraagt aan haar of er nieuws is. De vrouw zegt dat het hetzelfde is als verleden keer, maar dat zij een stuk gemist heeft en dat ze het op de computer gaat bekijken.
Een week voorafgaand aan de uitzending van “Opsporing verzocht” is door het televisieprogramma Team West aandacht besteed aan hetgeen [slachtoffer] is overkomen.
Iets later, om 20.56 uur, is er wederom contact tussen het nummer van verdachte (eindigend op [telefoonnummer 1] ) en het nummer van [vriendin van verdachte] (eindigend op [telefoonnummer 4] ). Tijdens dit gesprek zegt [vriendin van verdachte] dat er een nieuwe, goede film is gemaakt, met andere mensen van a tot z.
Op 13 december 2014 belt verdachte (met nummer eindigend op [telefoonnummer 1] ) met een Marokkaans nummer (eindigend op [telefoonnummer 7] ):
Vader: Hallo, wat wilde je zeggen?
[verdachte] : Ik heb een verdoemde hier geslagen (
woord is synoniem voor slaan/steken/schieten) een klootzak. Ik heb hem lelijk verwond. Het komt nu op televisie en we kunnen er beter niet verder over praten want praten door de telefoon is niet goed. Je moet met niemand praten.
Vader: (onverstaanbaar)
[verdachte] : heh?
Vader: hoe lelijk?
[verdachte] : Een klootzak, ik heb hem goed te pakken, ik heb hem lelijk verwond.
Vader: Ja ik heb het gehoord, ja
[verdachte] : Die klootzakken hebben het op televisie laten zien. De jongen die [verdachte] heet die zoon van jou, die hebben ze laten zien op televisie maar het is niet goed te zien snap je. Ze hebben hem op televisie laten zien net als op de Marokkaanse televisie. Je moet wel een beetje begrijpen wat ik bedoel want we praten door de telefoon en de telefoon is slecht. Ze hebben het laten zien op televisie maar het is niet goed te zien snap je. Ik hoop als Allah het wil dat er niks aan de hand is
Vader: ik hoop het.
[verdachte] : Ik weet het niet, zo nu en dan herhalen ze het op televisie snap je. Maar alleen die foto, je weet heel Nederland zit vol met camera’s waar je ook gaat overal zijn camera’s.
Vader: heb je hem in de avond of overdag geslagen (synoniem slaan/steken/schieten).
[verdachte] : Die zoon van jou, die zoon van jou was overspannen die dag en heeft hem in de avond geslagen/gestoken/geschoten.
Op 18 februari 2015 is een meervoudige fotobewijsconfrontatie (foslo) samengesteld, waarbij de foto van verdachte op plaats 4 is geplaatst.Aangever [slachtoffer] is op 7 maart 2015 geconfronteerd met deze fotoselectie van 6 personen en heeft daarbij resoluut de persoon op foto nummer 4 aangewezen. Daarbij heeft aangever gezegd: “Dat is hem. Het is moeilijk, want het is 5 maanden geleden. Maar het gezicht… Dat is hem. Nummer 3 en 4 lijken op elkaar. Maar de man op nummer 4 herken ik. De rest van de personen op de andere foto’s herken ik niet. Ik herken deze man op foto nummer 4 die mij heeft gestoken. 100% zeker kan ik natuurlijk niet zijn, maar ik ben wel heel zeker. Hij heeft mij gestoken.
Het letsel van [slachtoffer] bestaat uit een rechtlijnige scherprandige huidklieving van circa 12 cm lengte aan de linkerzijde van het gelaat, vanaf de slaap tot aan de bovenlip, veroorzaakt door een slag en/of een snijbeweging met een zeer scherprandig voorwerp (zoals bijvoorbeeld een mes, glasscherf, etc.).
De risico’s van het geconstateerde perforatieletsel waren gering, aangezien de klieving slechts huid en oppervlakkige weke delen betrof, zonder omvangrijke schade aan de spieren of schade aan zenuwen van het gelaat. Complicaties hadden kunnen optreden in de hoedanigheid van wondinfectie. Er bleken geen aanwijzingen voor schade waaruit mogelijk secundaire complicaties zouden kunnen ontstaan.
Een diepere perforatie op dezelfde plaats had kunnen leiden tot omvangrijker bloedverlies, uitgebreidere schade aan genoemd kringspieren en bijvoorbeeld de kauwspier, alsmede perforatie van takken van de aangezichtszenuw.
De risico’s van snij-, steek- en/of slaghandelingen met een scherprandig (en eventueel scherppuntig) voorwerp in het kader van een schermutseling in de nabijheid van betreffend lichaamsgebied: klievingen in de hals zouden ernstige complicaties kunnen opleveren in de hoedanigheid van bloedvatperforaties met dientengevolge mogelijk ernstig (al dan niet fataal) bloedverlies of luchtembolie.
Van het letsel zal een blijvend litteken resteren.
Nadere bewijsoverwegingen en conclusies
De rechtbank zal de feiten en omstandigheden, zoals die hierboven zijn weergegeven, bespreken en daarbij, waar dit aangewezen is, ook de standpunten van de officier van justitie en de verdediging bespreken.
In deze zaak staat vast dat aangever [slachtoffer] in de nacht van 4 november 2014 is aangevallen en dat hem daarbij letsel, namelijk een snijwond van circa 12 cm in het gezicht, is toegebracht. De rechtbank ziet zich aldus geplaatst voor de vraag of uit de bewijsmiddelen, zoals die zijn gepresenteerd door de officier van justitie, kan worden afgeleid dat het verdachte is geweest die hierbij betrokken is geweest en zo ja, waaruit die betrokkenheid heeft bestaan.
Was verdachte betrokken bij de vechtpartij op de Grote Markt?
Bij een herkenning aan de hand van een enkele foto of beeldmateriaal – gedaan door welke getuige ook – dient terughoudendheid te worden betracht. Dat gaat evenwel niet zo ver dat daaraan geen enkele bewijskracht toekomt. Wel dient de herkenning ondersteund te worden door andere bewijsmiddelen. De verklaring van verbalisant Hoeflaken, dat hij die avond heeft gesproken met verdachte, wordt ondersteund door de camerabeelden van direct ná het incident. De rechtbank acht aannemelijk dat deze verbalisant verdachte goed heeft kunnen waarnemen. Daarbij wordt opgemerkt dat het hier niet gaat om een herkenning van camerabeelden, maar een herkenning van verdachte (op een foto) als de man die Hoeflaken op de Grote Markt heeft gezien en gesproken. De omstandigheid dat de verbalisant de mogelijke herkomst van verdachte (Afghaans of Marokkaans) niet correct heeft geduid, doet daar niet aan af. Daarnaast vindt de herkenning door Hoeflaken steun in de herkenning in het kader van de foslo-confrontatie door aangever [slachtoffer] ,. [slachtoffer] heeft steeds verklaard dat de persoon die hem heeft gestoken dezelfde persoon is als de persoon die hem heeft geslagen op de Grote Markt.
In zijn verklaring bij de politie heeft [slachtoffer] verklaard dat de man die hem probeerde te slaan op de Grote Markt een rood t-shirt droeg. Bij de rechter-commissaris beschrijft hij de bovenkleding als een tanktop, waarvan hij zich de kleur niet kan herinneren. Naar het oordeel van de rechtbank doet dit niet af aan de bruikbaarheid van zijn verklaringen voor het bewijs. Uit de camerabeelden en de waarnemingen van de verbalisanten blijkt dat de man die [slachtoffer] probeerde te slaan op de Grote Markt een tanktop droeg. Op de beelden is voorts geen man met een rood t-shirt waar te nemen, zodat van een persoonsverwisseling geen sprake kan zijn.
Volgens [slachtoffer] droeg de man op het moment dat hij hem stak een jack. Dit komt overeen met de verklaringen van de verbalisanten dat de man later een jas heeft aangetrokken. Op de camerabeelden van de Grote Markt is het aantrekken van die jas niet te zien. Wel is te zien dat de man die eerder een tanktop droeg terwijl hij met de politie praat een donker jack draagt. Het kledingstuk dat hij eerder (over zijn hoofd) uittrok ligt dan nog op straat. Dat het om een man in een sweater zou moeten gaan, zoals door de verdediging gesuggereerd, is derhalve niet juist.
De rechtbank ziet geen aanleiding om het resultaat van de “foslo-confrontatie” van het bewijs uit te sluiten. Daartoe overweegt de rechtbank dat, anders dan de verdediging heeft betoogd, een samenstelling, bestaande uit zes foto’s niet in strijd met enig voorschrift of richtlijn is te achten. Aan de omstandigheid dat de uitsnede van de foto van verdachte iets afwijkend is van die van de andere foto’s komt naar het oordeel van de rechtbank geen doorslaggevende betekenis toe. Daartoe is redengevend dat aangever [slachtoffer] , rustig heeft gekeken, zijn antwoorden heeft gewogen en daarbij tot de conclusie is gekomen dat de persoon op foto 4 de enige persoon is die hij herkent en voorts dat hij er erg zeker van is dat de persoon op foto 4 degene is die hem heeft gestoken.
De verdediging heeft aangevoerd dat [slachtoffer] direct na het steekincident tegen een medewerkster van NS desgevraagd heeft gezegd dat hij niet had gezien wie het had gedaan en dat het heel snel ging. Ook dit doet niet af aan de bruikbaarheid van zijn verklaringen. Aangever kende immers verdachte niet en was op dat moment zwaar gewond. Bovendien heeft hij kort daarna bij de politie verklaard dat hij de man heel kort heeft gezien en heeft hij toegelicht dat en waarom hij hem herkende als dezelfde man als op de Grote Markt. Bij de rechter-commissaris heeft hij voorts verklaard dat en wanneer hij de man die hem later stak heeft gezien en van deze persoon een beschrijving kunnen geven.
Heeft verdachte het letsel aan [slachtoffer] toegebracht?
Naast de hierboven genoemde herkenning van verdachte als dader van het toebrengen van het letsel door [slachtoffer] leidt de rechtbank uit de historische gegevens van het telefoonnummer ( [telefoonnummer 1] ), in combinatie met de uitgewerkte tapgesprekken, af dat deze telefoon op 4 november 2014 en in de periode daarna in gebruik was bij verdachte en dat verdachte op 4 november 2014, rond het tijdstip dat aangever [slachtoffer] in het gezicht werd gesneden, in de directe omgeving van Station Hollands Spoor was.
Op 9 december 2014 heeft verdachte, tijdens de uitzending van het programma “Opsporing verzocht”, contact met zijn vriendin [vriendin van verdachte] , zijn broer [broer van verdachte] en – kort daarna - met zijn schoonzus [schoonzus van verdachte] . Deze gesprekken gaan kennelijk over de uitzending van “Opsporing verzocht”. Enkele dagen later, op 13 december 2014, voert verdachte een gesprek met zijn vader, waarin hij – kort samengevat – aan zijn vader vertelt dat hij een persoon heeft geslagen/gestoken/geschoten, dat hij die persoon lelijk heeft verwond, dat het op de televisie komt en dat het beter is om er niet over de telefoon over te praten. Ook zegt verdachte aan zijn vader dat het “ [verdachte] ” is, “jouw zoon”, die ze hebben laten zien op de televisie, maar dat het niet goed te zien is. En tenslotte, dat hij, “die zoon van jou”, die dag overspannen zou zijn geweest en hem in de avond geslagen/gestoken/geschoten heeft.
Uit de camerabeelden van de vechtpartij op de Grote Markt, de verklaring van [slachtoffer] en de processen-verbaal van verbalisanten Lokollo en Hoeflaken blijkt dat verdachte zich op dat moment agressief gedroeg en boos was, waarbij die agressie en boosheid zich (ook) richtte op aangever [slachtoffer] . Direct aansluitend wordt op de beelden gezien dat aangever wordt gevolgd door (uiteindelijk) drie mannen. Deze achtervolging wordt ononderbroken voortgezet tot aan het moment dat de aanval op [slachtoffer] plaatsvindt. De rechtbank heeft niet kunnen vaststellen dat verdachte op de camerabeelden van deze achtervolging is te zien. De rechtbank stelt evenwel vast dat deze beelden de betrokkenheid van verdachte ook niet uitsluiten, nu de kleding (jas, broek, iets wits bij de schoenen) overeenstemt met de kleding die verdachte droeg ten tijde van het incident op de Grote Markt.
Voor dit alles heeft verdachte geen verklaring gegeven. De herkenning door verbalisant Hoeflaken, de herkenning door aangever [slachtoffer] , de historische gegevens van de telefoon die in gebruik is bij verdachte, in samenhang met de inhoud van de hierboven genoemde telefoongesprekken leiden de rechtbank tot de conclusie dat het niet anders kan dan dat het verdachte is, die het letsel aan [slachtoffer] heeft toegebracht.
Opzet op de dood
Anders dan door de officier van justitie is betoogd kan, naar het oordeel van de rechtbank, op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet worden vastgesteld dat er door de enkele snij-, steek- en/of slagbeweging langs het gezicht vanaf de slaap tot aan de bovenlip een aanmerkelijk te achten kans bestond dat [slachtoffer] daarbij om het leven zou komen. Daartoe is redengevend dat uit de bewijsmiddelen niet kan worden afgeleid met welke kracht de snijbeweging is toegebracht. Uit de NFI-rapportage blijkt dat het uiteindelijk toegebracht letsel beperkt is gebleven tot klieving van de huid en de oppervlakkige weke delen. Uit deze rapportage leidt de rechtbank voorts af dat alleen indien een dergelijke snij-, steek- en/of slaghandeling in het kader van een schermutseling in de nabijheid van een ander lichaamsdeel zou zijn gemaakt, er sprake zou zijn van een risico op mogelijk fataal letsel. Dat er sprake is geweest van een snelle, voor aangever onverwachte beweging volgt uit de aangifte. Er is geen enkele aanwijzing dat sprake is geweest van een schermutseling, noch dat bij een eventuele worsteling ook daadwerkelijk letsel leidend tot de dood kon ontstaan. Enige kans daarop zou denkbaar zijn, maar het is op grond van de bewijsmiddelen niet mogelijk om vast te stellen dat het een aanmerkelijke kans betrof.
Het vorenstaande brengt de rechtbank tot de conclusie dat niet bewezen kan worden verklaard dat verdachte’s opzet gericht is geweest op de dood van [slachtoffer] . De rechtbank zal verdachte vrijspreken van de primair tenlastegelegde poging tot moord dan wel doodslag.
Zware mishandeling met voorbedachte rade
De rechtbank kwalificeert het door verdachte aan [slachtoffer] toegebrachte letsel als zwaar lichamelijk letsel. Hij heeft een circa 12 centimeter lange snijverwonding in het gezicht opgelopen die loopt vanaf de slaap tot aan de bovenlip. Kort na het incident is [slachtoffer] geopereerd door een plastisch chirurg. Een tweede operatie is nodig om het litteken iets te doen vervagen.Er zal een blijvend litteken resteren. Een dermate omvangrijk en ontsierend litteken in het gezicht, waarbij herhaald medisch ingrijpen nodig is, is in het spraakgebruik zonder meer als zwaar lichamelijk letsel aan te merken.
De rechtbank stelt vast dat verdachte, nadat hij betrokken is geweest bij de vechtpartij op de Grote Markt, aangever [slachtoffer] gedurende (circa) 20 minuten doelgericht heeft achtervolgd in de richting van het station Hollands Spoor. Hij heeft zich daarbij laten vergezellen van twee anderen en hij heeft [slachtoffer] vervolgens aangevallen ná het moment dat [slachtoffer] afscheid had genomen van zijn vrienden. De rechtbank concludeert op grond van deze feiten en omstandigheden dat verdachte voorafgaand aan zijn handelen voldoende tijd heeft gehad zich te beraden op het genomen of het te nemen besluit, zodat hij gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daar rekenschap van te geven. Aldus staat voor de rechtbank vast dat het handelen van de verdachte niet het gevolg is geweest van een ogenblikkelijke gemoedsopwelling.
De rechtbank acht voorts geen contra-indicaties aannemelijk geworden die het aannemen van voorbedachte raad in de weg staan. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld en acht zware mishandeling met voorbedachte rade bewezen.