ECLI:NL:RBDHA:2015:8609

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 juli 2015
Publicatiedatum
22 juli 2015
Zaaknummer
09/755076-12
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van verduistering en witwassen met betrekking tot oudere slachtoffer

Op 22 juli 2015 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1957, die beschuldigd werd van verduistering en witwassen. De zaak kwam ter terechtzitting op 8 juli 2015, waar de verdachte werd bijgestaan door haar raadsvrouw, mr. A. Sennef, en de officier van justitie, mr. P.A. Willemse, het openbaar ministerie vertegenwoordigde. De officier van justitie eiste vrijspraak voor de eerste twee tenlastegelegde feiten en een werkstraf voor het derde feit. De verdachte werd beschuldigd van het zich voordoen als bonafide koper en het misleiden van een oudere man, die lijdt aan Alzheimer, om hem te bewegen tot de verkoop van zijn woning en het afgeven van geldbedragen.

De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldigingen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de tenlastegelegde feiten, omdat niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de verduistering van geldbedragen of het witwassen van de woning van het slachtoffer. De rechtbank concludeerde dat er geen bewijs was dat de verdachte de geldbedragen had gestolen of verduisterd, en dat de verklaringen van de verdachte en haar medeverdachte niet als onaannemelijk konden worden aangemerkt.

De vordering van de benadeelde partij, die een schadevergoeding van € 191.167,00 eiste, werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte werd vrijgesproken van de feiten waarop de vordering betrekking had. De rechtbank besloot ook dat het conservatoire beslag op de goederen van de verdachte niet kon worden opgeheven in het kader van deze strafzaak. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en de griffier was mr. J.M.Th. Boeter.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/755076-12
Datum uitspraak: 22 juli 2015
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:

[verdachte] ,

geboren te ’s- [geboorteplaats] op [geboortedag] 1957,
BRP-adres: [adres 1] Leiderdorp.

De terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 8 juli 2015.
Verdachte, bijgestaan door haar raadsvrouw mr. A. Sennef, advocaat te Den Haag, is ter terechtzitting verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr. P.A. Willemse heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het bij dagvaarding onder 1 en 2 primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde en tot bewezenverklaring van het bij dagvaarding onder 3 ten laste gelegde. De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 60 uren, met aftrek van de tijd in verzekering doorgebracht, subsidiair 30 dagen hechtenis.
Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] heeft de officier van justitie zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

De tenlasteleggingAan verdachte is ten laste gelegd dat:

1.
zij op een (of meer) tijdstip(pen) in of omstreeks 1 januari 2010 tot en met 1 mei 2011 te Hazerswoude-Dorp, gemeente Rijnwoude en/of Leiderdorp en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[slachtoffer] heeft bewogen tot de afgifte van zijn woning (gelegen aan de [adres 2] te Hazerswoude-dorp), in elk geval van enig goed, hebbende verdachte en/of haar mededader(s) met vorenomschreven oogmerk – zakelijk weergegeven – valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid:
-(meermalen) tegen die [slachtoffer] gezegd dat hij, [slachtoffer] , veel rekeningen moest betalen en dat hij, [slachtoffer] , door zijn woning te verkopen zijn schulden kan aflossen, en/of (aldus) bij die [slachtoffer] aangedrongen op verkoop van zijn woning en/of
- zich (vervolgens) voorgedaan als bonafide koper (koper met goede bedoelingen), en/of
- ( in die hoedanigheid) die [slachtoffer] bezocht om de woning van die [slachtoffer] te bekijken, en/of
-(in die hoedanigheid) een verkoopprijs van de woning (ver) onder de (WOZ)-waarde vastgesteld, en/of
-(in die hoedanigheid) [slachtoffer] laten tekenen voor de verkoop van zijn woning wetende dat de hoogte van de verkoopprijs genoemd in de koopovereenkomst niet in verhouding staat tot de (WOZ)-waarde van die woning en/of
- weten dat die [slachtoffer] door de ziekte Altzheimer/dementie en/of ouderdom en/of door emotionele labiliteit en/of door afhankelijkheid niet in staat was beslissingen te nemen rond de verkoop van die woning waardoor [slachtoffer] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
Art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
zij op een (of meer) tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 20 februari 2011 tot en met 1 april 2011 te Hazerswoude-Dorp en/of Leiderdorp en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander en/of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
- een (giraal) geldbedrag van 14.000,- euro en/of 11.000,- euro, althans een of meer geldbedrag(en), dat/die geheel of ten dele toebehoorde(n)aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s)
waarbij verdachte en/of haar mededader(s) (telkens) de/het weg te nemen geldbedrag(en) en/of voorwerp(en) onder hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door (oneigenlijk gebruik van) een of meerdere overschrijvingsformulier(en) en/of internetbankieren van die [slachtoffer] ;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte 1] op een (of meer) tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 20 februari 2011 tot en met 1 april 2011 te Hazerswoude-Dorp en/of Leiderdorp en/of elders in Nederland, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (giraal) geldbedrag van 14.000,- euro en/of 11.000,- euro, althans een of meer geldbedrag(en), dat/die geheel of ten dele toebehoorde(n)aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte waarbij die [medeverdachte 1] (telkens) de/het weg te nemen geldbedrag(en) en/of voorwerp(en) onder haar bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door (oneigenlijk gebruik van) een of meerdere overschrijvingsformulier(en) en/of internetbankieren van die [slachtoffer]
tot het plegen van welk misdrijf verdachte in de periode van 20 februari 2011 tot en met 1 april 2011 te Hazerswoude-Dorp en/of Leiderdorp en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander en/of anderen, althans alleen, opzettelijk behulpzaam is geweest door toen en daar opzettelijk zijn bankrekening aan die [medeverdachte 1] ter beschikking te stellen en/of het geld van die [slachtoffer] op zijn bankrekening te laten storten en/of vervolgens het geld
contant op te nemen;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
meer subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
Zij op een (of meer) tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 20 februari 2011 tot en met 1 april 2011 te Hazerswoude-Dorp en/of Leiderdorp en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander en/of anderen, althans alleen, opzettelijk 14.000,- euro en/of 11.000,- euro, althans een of meerdere geldbedrag(en), in elk geval enig goed en/of geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , althans aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), welk goed en/of geldbedrag(en) verdachte en/of haar mededader(s) anders dan door misdrijf, te weten als de (gevolmachtigde) huishoudhulp van [slachtoffer] , in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk heeft toegeëigend;
Art 321 Wetboek van Strafrecht
Art 47 lid 1 ahf/sub1 Wetboek van Strafrecht
3.
Zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 1 december 2011 te Hazerswoude-Dorp en/of Leiderdorp en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander en/of anderen, althans alleen, van (een) voorwerp(en),
te weten
- een geldbedrag van in totaal 25.000 euro (14.000,- euro en/of 11.000,- euro) en/of
-een woning (gelegen aan de [adres 2] te Hazerswoude-Dorp), althans de overwaarde (verschil tussen aankoopprijs en verkoopprijs) van voornoemde woning (120.000,- euro).
de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, althans heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende was op dat/die voorwerp(en) en/of die voorwerp(en) voorhanden heeft gehad en/of voorwerp(en) heeft verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet of genoemd(e) voorwerp(en) gebruik gemaakt,
door meermalen (telkens) op zijn/hun, verdachte's en/of haar medeverdachte's bankrekening (giraal) geld te ontvangen van de bankrekening van [slachtoffer] onder vermelding van notariskosten en/of afbetaalde lening en/of [medeverdachte 2] huur [adres 2] en/of contant op te nemen en/of door de woning ver onder de (WOZ)-waarde te verkopen en binnen negen maanden tegen de werkelijk (markt)waarde te verkopen;
terwijl verdachte en/of haar mededader(s) (telkens) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf.
Art 420ter Wetboek van Strafrecht
Art 420bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht

Motivering vrijspraken

Ten aanzien van feit 1
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat op grond van het onderzoek ter terechtzitting en het strafdossier niet wettig en overtuigend kan worden bewezen hetgeen verdachte bij dagvaarding onder 1 ten laste is gelegd, zodat verdachte van dit feit zal worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 2 primair, subsidiair en meer subsidiair
Verdachte wordt verder verweten dat zij, al dan niet tezamen en in vereniging met een ander of anderen, geldbedragen van [slachtoffer] heeft gestolen door middel van valse sleutels (feit 2 primair) dan wel dat zij medeplichtig is geweest aan deze diefstal (feit 2 subsidiair) dan wel dat zij deze geldbedragen, al dan niet tezamen en in vereniging met een ander of anderen, heeft verduisterd (feit 2 meer subsidiair).
De rechtbank overweegt als volgt.
Verdachte is gehuwd met [medeverdachte 2] en voert met hem een gemeenschappelijke huishouding. Dit was ook het geval in de tenlastegelegde periode. Uit het dossier blijkt dat vanaf de rekening van [slachtoffer] op 22 februari 2011 twee overboekingen hebben plaatsgevonden naar de en/of-rekening van verdachte en [medeverdachte 2] , te weten een overboeking ter hoogte van € 14.000,00 onder vermelding van ‘notariskosten’ en een overboeking te hoogte van € 11.000,00 onder vermelding van ‘afbetaalde lening’.
Verdachte heeft verklaard dat de woning die van [slachtoffer] werd gekocht, op haar naam is gesteld, en dat haar man, [medeverdachte 2] , de financiële afhandeling heeft verzorgd. Verdachte is wel degene die de bankafschriften opbergt en die op verzoek van [medeverdachte 2] een briefje d.d. 22 februari 2011 omtrent de € 25.000,00 heeft opgesteld waarin melding wordt gemaakt van “kosten klok en kosten overnamen woning”.
De uitleg die [medeverdachte 2] uiteindelijk over voornoemde overboekingen heeft gegeven, komt er allereerst op neer dat hij met [slachtoffer] , in afwijking van wat er in de akte is vermeld, heeft afgesproken dat [slachtoffer] de ‘kosten koper’ à € 14.000,00 in verband met de verkoop van diens woning voor zijn rekening zou nemen. Omtrent de overboeking van het bedrag van € 11.000,00 heeft [medeverdachte 2] verklaard dat hij een auto van [slachtoffer] had gekocht, deze auto heeft laten opknappen en vervolgens voor een bedrag van € 11.00,00 heeft terug verkocht aan [slachtoffer] omdat [slachtoffer] spijt had gekregen van de verkoop.
De rechtbank overweegt dat de verklaring van [medeverdachte 2] ten aanzien van de overboeking van € 11.000,00 in zoverre wordt ondersteund dat uit de ter terechtzitting behandelde stukken van de RDW naar voren komt dat [medeverdachte 2] sinds 15 februari 2011 de tenaamgestelde was van een Mercedes en dat deze auto op 18 februari 2011 op naam van [slachtoffer] gesteld was.
Hoewel de rechtbank in het licht van het bovenstaande de omschrijving ‘afbetaalde lening’ bij de overboeking van € 11.000,00 opmerkelijk acht, het briefje met betrekking tot het bedrag van € 25.000,00 vragen oproept en [medeverdachte 2] wisselende verklaringen heeft afgelegd over de overboekingen, is zij, anders dan de officier van justitie, van oordeel dat op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting de uiteindelijke verklaring van [medeverdachte 2] niet als onaannemelijk kan worden aangemerkt. Nu niet kan worden uitgesloten dat aan de overboekingen (mondelinge) afspraken met [slachtoffer] ten grondslag lagen, kan niet buiten redelijke twijfel worden vastgesteld dat verdachte en/of anderen zich de geldbedragen
wederrechtelijkhebben toegeëigend. Derhalve zal de rechtbank verdachte vrijspreken van de haar onder 2 primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde feiten.
Ten aanzien van feit 3
Ten slotte wordt verdachte bij dagvaarding onder 3 het verwijt wordt gemaakt dat zij zich, al dan niet tezamen en in vereniging met een ander of anderen, schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van eerder genoemde woning van [slachtoffer] , althans de overwaarde van deze woning en/of van een geldbedrag van in totaal € 25.000,00 (bestaande uit geldbedragen van € 14.000,00 en € 11.000,00).
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van (de overwaarde van) de woning gelegen aan de [adres 2] te Hazerswoude-Dorp, zodat voor dit onderdeel vrijspraak dient te volgen.
Ten aanzien van het geldbedrag van in totaal € 25.000,00 overweegt de rechtbank dat voor een bewezenverklaring van witwassen is vereist dat het voorwerp dat zou zijn witgewassen onmiddellijk of middellijk van enig misdrijf afkomstig was. Het geldbedrag van in totaal € 25.000,00 houdt verband met de feiten die verdachte onder 2 primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste zijn gelegd. De rechtbank heeft overwogen dat zij niet bewezen acht dat dit geldbedrag van [slachtoffer] is gestolen of is verduisterd. Dit leidt ertoe dat niet bewezen kan worden verklaard dat het geldbedrag van in totaal € 25.000,00 van enig misdrijf afkomstig is.
Derhalve is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan (het medeplegen van) witwassen van enig voorwerp, zodat verdachte integraal van dit feit zal worden vrijgesproken.

De vordering van de benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van een vordering tot schadevergoeding, groot € 191.167,00.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering tot schadevergoeding, aangezien verdachte ten aanzien van de ten laste gelegde feiten waarop de vordering betrekking heeft, zal worden vrijgesproken.
Nu door of namens verdachte niet is gesteld dat deze met het oog op de verdediging tegen de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij kosten heeft gemaakt, kan een kostenveroordeling achterwege blijven.

Beslag

De raadvrouw heeft verzocht om het onder verdachte liggende beslag op te heffen. Nu het gaat om conservatoir beslag op grond van artikel 94a Sv kan de rechtbank - gelet op het bepaalde in artikel 574 Sv – hierover in het kader van deze strafzaak geen beslissing nemen.

De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de bij dagvaarding onder 1, 2 primair, subsidiair en meer subsidiair en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding;
verwijst de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.C.M. Bouman, voorzitter,
mr. C.W. de Wit, rechter,
mr. M.L. Ruiter, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. J.M.Th. Boeter, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 22 juli 2015.
Mr. De Wit is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.