ECLI:NL:RBDHA:2015:842

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 januari 2015
Publicatiedatum
29 januari 2015
Zaaknummer
09/127500-13
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen met vuurwerk, met gemeen gevaar voor goederen en zwaar lichamelijk letsel

Op 28 januari 2015 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op Oudejaarsavond 2012 een vuurwerkbom heeft afgestoken in Leimuiden. De verdachte, geboren in 1993, werd beschuldigd van het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing, wat gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor aanwezigen met zich meebracht. Tijdens de zitting op 14 januari 2015 werd de vordering van de officier van justitie besproken, waarbij de verdachte werd bijgestaan door zijn raadsman. De officier van justitie eiste een werkstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak van het primair ten laste gelegde.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met een medeverdachte een zogenaamde 'telefoonboekbom' had gemaakt en deze had afgestoken op een openbare weg, dicht bij een woning. De rechtbank concludeerde dat er een voorzienbare kans op schade en letsel was, gezien de aard van de explosieve constructie en de locatie van de ontploffing. De verdachte werd schuldig bevonden aan medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, met gemeen gevaar voor goederen en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel.

De rechtbank legde een werkstraf van 80 uur op en kende een schadevergoeding toe aan de benadeelde partij. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn jonge leeftijd en het feit dat hij geen strafblad had. De uitspraak benadrukte de ernst van het feit en de impact op de slachtoffers, maar ook de spijt en medewerking van de verdachte tijdens het proces.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/127500-13
Datum uitspraak: 28 januari 2015
Tegenspraak
(Promis vonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de door de politierechter naar de meervoudige strafkamer verwezen zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1993 te [geboorteplaats],
BRP-adres: [adres 1].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 14 januari 2015.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M.J. Mos en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. H. Kamphuis, advocaat te Leiden, en door de verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting - ten laste gelegd dat:
primair:
hij op of omstreeks 31 december 2012 te Leimuiden, gemeente Kaag en Braassem,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door een vuurwerkbom af te
steken, terwijl daarvan gemeen gevaar voor de (voor)deur van de woning aan de
[adres 2] en/of de ruit van de (voor)deur van de woning aan de [adres 2]
en/of in die woning aanwezige goederen, in elk geval gemeen gevaar voor
goederen
en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de
perso(o)n(en) aanwezig in de woning aan de [adres 2], in elk geval levensgevaar
en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten
was;
subsidiair:
hij op of omstreeks 31 december 2012 te Leimuiden, gemeente Kaag en Braassem
met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, [adres 2], in elk
geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft
gepleegd tegen (de ruit van de voordeur van) perceel [adres 2],
welk geweld bestond uit het afsteken van een vuurwerkbom in de nabijheid van
dat perceel,
waarbij hij, verdachte, opzettelijke de (voor)deur van de woning gelegen aan de
[adres 2] en/of de ruit van de (voor)deur van de woning gelegen aan de
[adres 2] heeft vernield;
Meer subsidiair:
hij op of omstreeks 31 december 2012 te Leimuiden, gemeente Kaag en Braassem
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk en wederrechtelijk de (voor)deur van de woning gelegen aan de
[adres 2] en/of de ruit van de (voor)deur van de woning gelegen aan de
[adres 2], in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte
en/of zijn mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar
gemaakt, door een vuurwerkbom in de nabijheid van die woning af te steken.
3. Bewijsoverwegingen [1]
3.1
Inleiding
Op Oudejaarsavond, 31 december 2012, werd het raam in de voordeur van de woning aan de [adres 2] te Leimuiden vernield door een ontploffing. Een zelfgemaakte constructie met daarin vuurwerk is op de rijbaan voor de woning tot ontploffing gebracht. Hierdoor ontstond een gat in de ruit van de voordeur en lagen er glasscherven buiten voor de voordeur, binnen in de hal achter de voordeur, op de trap en ook op de overloop van de eerste verdieping. [2]
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank het primair ten laste gelegde, met uitzondering van het te duchten levensgevaar, bewezen zal verklaren.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde. Verdachte heeft opzet gehad op het afsteken van de vuurwerkbom, maar niet op de gevolgen. Ook was er geen sprake van medeplegen, nu verdachte geen afspraken heeft gemaakt met de medeverdachte over het afsteken van de vuurwerkbom.
Voorts is de raadsman van mening dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het subsidiair ten laste gelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de groep geen aandeel heeft gehad in het feit, zij hebben verdachte niet aangemoedigd en niemand zag aankomen dat de ruit van de voordeur beschadigd zou raken. Er is derhalve geen sprake van het openlijk in vereniging plegen van geweld.
De raadsman heeft zich ten aanzien van het meer subsidiair ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging
Maken van de telefoonboekbom
Verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij op 31 december 2012 samen met [medeverdachte] een zogenaamde “telefoonboekbom” in elkaar heeft gezet. [3] Deze bestond uit, blijkens hun uitleg, een eigengemaakte constructie met onder meer vuurwerk daarin, hetgeen de rechtbank schaart onder het begrip vuurwerkbom, zoals in de tenlastelegging genoemd. Het was de tweede bom die zij die dag samen in elkaar hadden gezet, de eerste bom hadden zij al afgestoken. [medeverdachte] stopte in deze tweede bom ook nog een - volgens hem bijna lege - spuitbus met vloeibaar gas (bestemd voor het vullen van aanstekers). Verdachte wist dit en dacht dat dat een grotere knal zou geven. Hij wist dat het gevaarlijker was dan het afsteken van enkel vuurwerk. [4] De bom is vervolgens op de rijbaan, ongeveer 10 meter van de woning aan de [adres 2], afgestoken door verdachte. [5]
Medeplegen
Het plan was om de bom tot ontploffing te brengen in de buurt. Verdachte en medeverdachte waren met vrienden al de hele dag vuurwerk aan het afsteken en hadden hun eerste vuurwerkbom reeds afgestoken. Dat er geen expliciete afspraken waren gemaakt met de medeverdachte wanneer de tweede bom zou worden afgestoken, doet niet af aan de omstandigheid dat het wel de bedoeling van verdachte en de medeverdachte was om de bom op enig moment die avond af te steken.
Terwijl verdachte de vuurwerkbom op de rijbaan plaatste, werd er door anderen gevraagd of die plek wel een goed idee was. [6] Ook de medeverdachte stond toen buiten [7] , zodat hem naar het oordeel van de rechtbank niet ontgaan kan zijn dat verdachte de bom, die ze net samen gemaakt hadden, op de bewuste plek wilde afsteken en evenmin dat anderen verdachte (al dan niet direct) wezen op het gevaar van de plaats waar deze de bom wilde afsteken. Hieruit volgt dat het plaatsen van de vuurwerkbom op de rijbaan niet een zodanige impulsieve actie is geweest als zowel verdachte als zijn medeverdachte hebben willen doen voorkomen en dat ook de medeverdachte betrokken was bij het moment van afsteken, zodat de conclusie luidt dat zij nauw en bewust hebben samengewerkt bij het tot ontploffing brengen van de vuurwerkbom.
Gevaarzetting
Het afsteken van een dergelijke vuurwerkbom in een woonwijk, en in dit geval op 10 meter afstand van de voordeur van een huis, brengt, uit de aard der zaak, al snel gevaar voor goederen met zich. Het mag immers als feit van algemene bekendheid worden beschouwd dat een dergelijke combinatie - op zich al onvoorspelbaar want niet getest- mogelijk explosiever is en een grotere ontploffing te weeg kan brengen dan een enkel stuk vuurwerk. Nu de vuurwerkbom ook nog vlakbij een woning tot ontploffing werd gebracht, waar mensen op de begane grond aanwezig waren - bovendien blijkt uit het dossier dat een persoon kort voor het incident in de hal vlak achter de voordeur is geweest - was er naar algemene ervaringsregels een voorzienbare kans dat er schade zou ontstaan aan het huis en dat rondvliegende delen van de woning (zoals glas van de ruit van de voordeur) zwaar lichamelijk letsel zouden kunnen opleveren aan de mensen in de woning. [8] Uit het feit dat er glassplinters zijn teruggevonden op de overloop op de eerste verdieping van de woning, blijkt dat de vuurwerkbom een behoorlijke kracht had. Voor het aannemen van een voorzienbare kans op levensgevaar bevat het dossier onvoldoende concrete aanknopingspunten.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat:
hij op 31 december 2012 te Leimuiden, gemeente Kaag en Braassem,
tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door een vuurwerkbom af te steken, terwijl daarvan gemeen gevaar voor de voordeur en de ruit van de voordeur van de woning aan de [adres 2] en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de perso(o)n(en) aanwezig in de woning aan de [adres 2], te duchten was.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft een werkstraf voor de duur van 240 uur subsidiair 120 dagen hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden met een proeftijd van twee jaar geëist.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, verzoekt de raadsman de rechtbank rekening te houden met een zevental omstandigheden. Verdachte heeft geen strafblad en was ten tijde van het feit slechts negentien jaar oud. Door zijn leeftijd en PDD-NOS stoornis had verdachte moeite om de gevolgen van zijn handelen te overzien. Het is inmiddels ook een feit van lang geleden, er zijn reeds twee jaren verstreken. Verdachte heeft sindsdien geen nieuwe strafbare feiten gepleegd en ook in het geheel geen vuurwerk meer afgestoken. Tot slot heeft verdachte geprobeerd excuses te maken aan de bewoners. De raadsman heeft verzocht een geheel voorwaardelijke werkstraf op te leggen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan het teweeg brengen van een ontploffing waardoor een ruit van een voordeur is vernield en er gevaar voor zwaar lichamelijk letsel ontstond voor de aanwezigen in de woning. Dit is een ernstig feit.
Niet alleen is aangeefster blijkens de door haar ingediende vordering ernstig geschrokken, zij heeft nog langere tijd last gehad van angstgevoelens. Ook haar 86-jarige moeder die in die woning aanwezig was, is zeer geschrokken. Daarnaast veroorzaakt dit soort feiten angst en onrust in de samenleving en zorgt het ervoor dat Oud & Nieuw voor veel mensen geen plezierige belevenis is.
De rechtbank weegt in het voordeel van verdachte mee dat verdachte het door hem gepleegde strafbare feit (uiteindelijk) heeft toegegeven en ook verder zijn volledige medewerking aan het onderzoek heeft verleend. Verdachte heeft ook aangeboden de totale schade te betalen en heeft naar zijn zeggen geprobeerd excuses te maken aan de bewoners van de woning. Ter zitting is gebleken dat verdachte spijt heeft van zijn handelen. Hij heeft verklaard in het geheel geen vuurwerk meer af te steken.
Daarnaast blijkt uit het uittreksel Justitiële Documentatie van verdachte d.d. 16 december 2014 dat verdachte niet eerder voor enig strafbaar feit is veroordeeld.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat die straf, rekening houdende met het tijdsverloop, de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
De rechtbank zal geen voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen omdat er inmiddels ruim twee jaar is verstreken, in welke periode verdachte niet opnieuw met justitie in aanraking is geweest. Derhalve is niet gebleken dat verdachte een stok achter de deur nodig heeft om zich ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.

7.De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van 719,43 euro, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman voert aan dat de materiële schade aan de voordeur van de woning al is vergoed door de verzekering. Voor wat betreft de immateriële schade is verwezen naar een uitspraak met veel ernstigere feiten. Het is onduidelijk waar het leed van de benadeelde partij precies uit bestaat. Omdat deze vordering niet nader onderbouwd is, dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Indien de rechtbank van oordeel is dat de vordering toewijsbaar is, verzoekt de raadsman om het bedrag aan immateriële schade te matigen tot ongeveer 100 à 150 euro. Dit is het bedrag dat in vergelijkbare zaken wordt toegewezen.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
[benadeelde] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot 719,43 euro.
De vordering met betrekking tot de reiskosten is voldoende onderbouwd door de benadeelde partij en de rechtbank zal deze vordering derhalve toewijzen tot een bedrag van 19,43 euro.
Ter zake van de gevorderde immateriële schade zal de rechtbank naar billijkheid een bedrag van 300 euro toewijzen.
De rechtbank zal derhalve de vordering hoofdelijk toewijzen tot een bedrag van 319,43 euro, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 31 december 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
De schadevergoedingsmaatregel
Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot 319,43 euro ten behoeve van het slachtoffer genaamd [benadeelde].
8. De toepasselijke wetsartikelen
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 36 f, 47 en 157 van het Wetboek van Strafrecht;
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het primair tenlastegelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een werkstraf voor de duur van 80 (TACHTIG) uur;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van
40 (VEERTIG) DAGEN;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] gedeeltelijk hoofdelijk toe en veroordeelt verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [benadeelde] een bedrag van 319,43 euro, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 31 december 2012 tot aan de dag der algehele voldoening;
met bepaling dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededader aan de benadeelde partij, dan wel bij gehele of gedeeltelijke voldoening van de, aan de mededader opgelegde, verplichting tot betaling aan de Staat, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
wijst de vordering voor het overige af;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot 319,43 euro te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 31 december 12 tot aan de dag der algehele voldoening ten behoeve van het slachtoffer genaamd [benadeelde];
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 6 dagen;
bepaalt dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.B. Wijnholt, voorzitter,
mr. H.N. Pabbruwe, rechter,
mr. R.G.C. Veneman, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. A.D. van Zeeland, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 28 januari 2015.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1631 2012193145, van de regiopolitie Hollands Midden, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 52).
2.Proces-verbaal van aangifte, p. 9; Proces-verbaal van aangifte, p. 12.
3.Proces-verbaal van de terechtzitting d.d. 14 januari 2015, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte.
4.Proces-verbaal van de terechtzitting d.d. 14 januari 2015, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte.
5.Proces-verbaal van de terechtzitting d.d. 14 januari 2015, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte; ; proces-verbaal van bevindingen, p. 33
6.Proces-verbaal van getuige [getuige], p. 19.
7.Proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 28 maart 2013, p. 23 en ook verklaring verdachte ter terechtzitting.
8.Proces-verbaal van relaas, p. 4; proces-verbaal van bevindingen, p. 32, 33.