In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 juni 2015 uitspraak gedaan in een geschil over de herziening van de huurtoeslag van eiser, die zijn bezwaar had ingediend tegen de beschikking van verweerder. Eiser, die in 2011 een verzamelinkomen had dat aanvankelijk was vastgesteld op € 50.000, kreeg op 17 april 2014 een herziening van dit inkomen door de inspecteur inkomstenbelasting, die het verzamelinkomen verlaagde naar € 16.321. Dit leidde tot een herziening van de huurtoeslag door verweerder, die op 9 mei 2014 de definitieve huurtoeslag vaststelde op € 3.082. Eiser stelde dat verweerder een onrechtmatige daad had gepleegd door het inkomensgegeven aanvankelijk te hoog vast te stellen en eiste een proceskostenvergoeding. De rechtbank oordeelde dat de herziening van de huurtoeslag correct was uitgevoerd op basis van de gewijzigde inkomensgegevens en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenvergoeding. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond.