3.4Het oordeel van de rechtbank
Voor de beantwoording van de hiervoor genoemde vragen acht de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden van belang.
Aangifte
Aangever heeft verklaard dat hij op de avond van woensdag 8 oktober 2014 op stap was met [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2]). Op donderdag 9 oktober 2014 tussen 00:00 en 00:30 uur parkeerden zij de auto achter de shop van tankstation De Andel,gelegen aan de Rijksweg A12 te Reeuwijk.Daar was ook [betrokkene 1] (hierna: [betrokkene 1]), die samen was met [betrokkene 2] (hierna: [betrokkene 2]) en twee Marokkaanse vrouwen. De vrouwen liepen op een gegeven moment naar de shop. Nadat [betrokkene 3] (de rechtbank begrijpt: [betrokkene 3], hierna: [betrokkene 3]) op de parkeerplaats was aangekomen, ging ook aangever naar de shop om sigaretten te halen.Toen hij weer naar buiten liep, zei de dunste van de Marokkaanse vrouwen (de rechtbank begrijpt: [betrokkene 5], de zus van [medeverdachte 1]) iets tegen hem. Aangever weet niet meer wat ze zei, maar hij reageerde daar wel op. Buiten liepen hem drie jongens tegemoet, van wie hij later heeft begrepen dat het verdachte, [medeverdachte 1] en een Bosnische jongen (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 2]) waren. [medeverdachte 1] vroeg hem wie hij was. Aangever zei [medeverdachte 1] dat dat hem niets aanging. Toen hij langs de jongens wilde lopen, kreeg hij van [medeverdachte 1] een vuistslag tegen zijn linkerkaak/-nek. Aangever draaide zich om en kreeg van verdachte een vuist op zijn rechterkaak. [medeverdachte 1] en verdachte trokken allebei een mes. [medeverdachte 1] had een soort rambomes van circa 15 centimeter lang. Verdachte had een zakmesje dat kleiner was dan het mes van [medeverdachte 1]en ongeveer 5 centimeter lang was.[medeverdachte 2] stond er alleen maar bij. Aangever rende, met beide jongens met getrokken messen achter hem aan, de shop weer in. Hij rende om de stellingen en tafels heen. [medeverdachte 1] rende achter aangever aan. Verdachte probeerde aangever af te snijden en sloeg hem hard op zijn rechteroog. Aangever rende vervolgens de shop uit. Hij ging rechts om de shop heen naar zijn vrienden [betrokkene 3], [betrokkene 1], [medeverdachte 2] en [betrokkene 2], die nog bij de auto’s stonden. Hij zei tegen zijn vrienden dat hij was geslagen en dat ze messen hadden.
Aangever is vervolgens de oprit van de snelweg opgerend en de rijbaan naar de middenberm overgestoken. Omdat in de middenberm een sloot lag, kon hij niet verder. Hij heeft daarna [medeverdachte 2] opgebeld en hem gevraagd om hem op te pikken met de auto. Toen aangever zag dat [medeverdachte 1] terugliep naar het tankstation is hij de snelweg weer overgestoken richting de vluchtstrook. Daar heeft [medeverdachte 2] hem met de auto opgepikt. [betrokkene 2] zat achter in de auto. [medeverdachte 2] is vervolgens naar het parkeerterrein van de Reeuwijkse plassen gereden. Daar hebben zij heel even gewacht en zijn daarna teruggereden richting de snelweg. Kort voor de afrit/oprit naar de A12 kwam een auto hen tegemoet rijden. In Reeuwijk zijn ze op de rotonde linksaf gegaan, richting de Jumbo. De auto, die gekeerd was, kwam hard achter hen aangereden. Ze zijn door de woonwijk van Reeuwijk gereden en uiteindelijk bij een brug, vlakbij de brandweer, linksaf richting Gouda gegaan. Op die lange weg werden ze ingehaald door de achtervolgende auto. Die auto werd dwars over de weg gezet voor de auto waarin aangever zich bevond. Aangever zag dat er twee andere personen dan de bestuurder, onder wie [medeverdachte 1], uit de auto stapten. [medeverdachte 1] had iets in zijn hand. Omdat [medeverdachte 2] een kleine auto heeft, kon hij om de dwarsgezette auto heen rijden. Ze vervolgden hun weg naar Gouda.
Daar reden ze de wijk Achterwillens in, totdat ze bij het Driewegplein aankwamen, waar [medeverdachte 2] de auto parkeerde. De achtervolgende auto reed hen een stukje voorbij. Aangever stapte snel uit en liep een stukje terug de weg op. Hij zag ter hoogte van de bushalte dat [medeverdachte 1] en verdachte met getrokken messen op hem af kwamen rennen. Aangever kon hen beiden ontwijken en rende langs de supermarkt MCD en vervolgens het bruggetje over. Daar liep hij het hondenpad op. Omdat hij moe was, stopte aangever met rennen. Hij draaide zich om en werd door [medeverdachte 1] met een mes in zijn linkerbovenbeen gestoken.Nadat [medeverdachte 1] het mes uit zijn been had getrokken, viel aangever op zijn rug doordat hij geen kracht meer kon zetten. Terwijl hij probeerde op te staan, wilde verdachte hem steken. Aangever probeerde zich af te weren, waarna verdachte hem stak in zijn rechterelleboog. Aangever rende vervolgens terug het bruggetje over naar de MCD. Toen hij de MCD net voorbij was, draaide hij zich om. Aangever voelde en zag dat hij door verdachte werd gestoken in zijn linkerschouderblad. Hij rende vervolgens naar de weg naast de MCD. Hij zag dat [betrokkene 3] daar met zijn auto stond in de rijrichting zoals ze ook waren komen aanrijden. Aangever is op de bijrijdersstoel van de auto gaan zitten. [betrokkene 3] heeft hem naar het ziekenhuis gebracht. Onderweg begon aangever hevig te bloeden en heeft hij 112 gebeld.
Verklaring [medeverdachte 2]
heeft, op 9 oktober 2014 omstreeks 2.30 uur, verklaard dat hij samen met [betrokkene 2], aangever en [betrokkene 3] bij tankstation De Andel was. Zij zaten daar in twee auto’s op de parkeerplaats achter de shop van het tankstation. Aangever was naar de shop gegaan om wat te halen. Op een gegeven moment kwam hij schreeuwend terugrennen naar de auto’s. Hij schreeuwde dat hij door drie gasten in elkaar werd geslagen. Aangever kwam naast de auto staan. [medeverdachte 2] zag een rode plek onder het rechteroog van aangever en een sneetje in zijn neus. Aangever rende vervolgens weer verder richting de voorzijde van de shop. Toen hij uit zijn auto was gekomen, zag [medeverdachte 2] dat aangever achterna werd gezeten door ene [medeverdachte 1] (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 1]) en [verdachte] (de rechtbank begrijpt: verdachte). Verdachte rende iets achter [medeverdachte 1]. Hij zag dat [medeverdachte 1] een mes in zijn hand had. Toen aangever op enig moment naar de uitrit van de parkeerplaats in de richting van de snelweg rende, zag hij dat [medeverdachte 1] nog steeds achter aangever aanrende. Hij probeerde [medeverdachte 1] te stoppen en schreeuwde dat [medeverdachte 1] rustig moest doen. Hij zag dat [medeverdachte 1] het mes omhoog hield en hoorde dat [medeverdachte 1] tegen hem schreeuwde: “Ik steek je neer”. [medeverdachte 2] schrok van het gedrag van [medeverdachte 1] en rende terug naar zijn auto.
Bij zijn auto werd [medeverdachte 2] gebeld door aangever met de mededeling dat hij naar de snelweg moest komen. [medeverdachte 2] is naar hem toegereden. Zij zijn vervolgens bij de afrit Reeuwijk van de snelweg afgegaan en hebben bij de Reeuwijkse Hout gewacht. Op het moment dat ze daar wegreden, zag [medeverdachte 2] dat er een grijze Kia Sportage hen tegemoet kwam rijden. Hij zag dat de Kia keerde en achter hen aan kwam. [medeverdachte 2] is bij de eerste rotonde linksaf geslagen, Reeuwijk in, om de Kia af te schudden. Terwijl hij door Reeuwijk reed, zat de Kia continu achter hem aan. Op een gegeven moment kwamen ze op de Zoutmansweg in Reeuwijk uit, een lange rechte weg naar Gouda. [medeverdachte 2] reed hier vol gas, maar de Kia haalde hen toch in. Door hen af te snijden dwong de Kia hen te stoppen. Op het moment dat [medeverdachte 2] tot stilstand was gekomen, zag hij dat beide portieren aan de achterzijde geopend werden en dat [medeverdachte 1] aan de rechterzijde uitstapte. Vervolgens wist [medeverdachte 2] via het gras toch weg te komen. Hij zag dat [medeverdachte 1] zijn hand omhoog hield en iets vast had. [medeverdachte 2] is zo snel mogelijk richting Gouda gereden. Hij zag dat de Kia inmiddels weer achter hen aanreed.
[medeverdachte 2] is op het Driewegplein in Gouda uitgekomen, waar hij scherp een parkeerplaats in stuurde. Hierdoor schoot de Kia hen voorbij. [medeverdachte 2] stopte zijn auto en aangever stapte uit en rende weg. Daarna is [medeverdachte 2] gekeerd en is hij naar huis gereden.
Verklaring [medeverdachte 2]
heeft verklaard dat hij met [medeverdachte 1] en verdachte naar tankstation De Andel is gereden. Toen hij het tankstation wilde inlopen, hoorde hij een klap. Daarna zag hij verdachte een jongen een klap geven. [medeverdachte 2] is er naar toe gelopen, omdat hij ze uit elkaar wilde halen. Het slachtoffer rende weg en verdachte en [medeverdachte 1] renden erachter aan.
Een paar minuten later kwamen verdachte en [medeverdachte 1] terug. Zij zijn toen via de A12, afslag Reeuwijk, naar supermarkt MCD gereden.
Verdachte en [medeverdachte 1] zijn uitgestapt. [medeverdachte 2] heeft ongeveer vijf minuten gewacht. Verdachte en [medeverdachte 1] zijn daarna weer bij [medeverdachte 2] ingestapt.
De reisafstand en reisduur tussen tankstation De Andel en het Driewegplein in Gouda
De totale reisafstand tussen tankstation De Andel te Reeuwijk en het Driewegplein te Gouda, met als tussenstop de Reeuwijkse Houtwal, bedraagt 8,0 kilometer. De geschatte reisduur met de auto is 18 minuten.De rechtbank merkt op dat deze route geen rekening houdt met de omweg door Reeuwijk, waarover aangever en de getuige [medeverdachte 2] hebben verklaard.
De periode tussen het geven van de eerste klap bij tankstation De Andel en het steekincident op het Driewegplein in Gouda is 23 minuten.
Camerabeelden
De rechtbank overweegt dat de politie verdachte op de beelden heeft herkend als de jongen met de blauwe trui met witte letters en een donkere broek. Daarnaast zou de jongen met de grijze pet [medeverdachte 1] zijn.Geconfronteerd met deze herkenning heeft verdachte zich op zijn zwijgrecht beroepen. De raadsman van verdachte heeft de herkenning door de politie en de aanwezigheid van verdachte bij tankstation De Andel, supermarkt MCD en het Driewegplein niet betwist. De rechtbank zal dan ook van de herkenning door de politie uitgaan bij de conclusies die zij trekt uit haar eigen waarneming van de camerabeelden van De Andel (vanaf de werkelijke tijd 01:01:47 uur), MCD (vanaf de werkelijke tijd 01:25:05) en Stadstoezicht Gemeente Gouda gericht op de voorzijde van de supermarkt (vanaf de werkelijke tijd 01:26:21 uur).Daaruit blijkt dan (onder meer) het volgende.
Tankstation De Andel
Op de camerabeelden is te zien dat [medeverdachte 1] naar aangever loopt en hem een klap geeft.Vervolgens slaat ook verdachte aangever en rent hij als eerste achter aangever aan. Daarna is te zien dat er vier personen achter elkaar aan rennen. Wanneer aangever de shop binnenkomt, wordt hij gevolgd door verdachte en [medeverdachte 1]. [medeverdachte 1] heeft dan iets in zijn hand dat een grote gelijkenis vertoont met een mes. Verdachte probeert zijn been voor het been van aangever te zetten. Nadat aangever de shop weer is uitgelopen, gaat hij rechtsaf. [medeverdachte 2], die voor de ingang staat, maakt een beweging naar verdachte en [medeverdachte 1]. Verdachte slaat linksaf, terwijl [medeverdachte 1] rechtsaf afslaat en aangever blijft achtervolgen. [medeverdachte 2] loopt daar weer achteraan.
Supermarkt MCD
Om 01:25:05 uur komt verdachte voorbij rennen. Een seconde later komt ook een persoon die [medeverdachte 1] zou kunnen zijn voorbij lopen. Om 01:26:25 uur is aangever te zien en daarachter verdachte. Verdachte houdt zijn linkerhand naar voren. Aangever kijkt achterom en rent weg.
Stadstoezicht Gemeente Gouda
Vanaf 01:26:21 uur is te zien dat aangever wordt achtervolgd door verdachte. Verdachte nadert aangever tot korte afstand. Aangever kijkt een aantal keren achterom naar verdachte. Verdachte gaat met zijn armen heen en weer. Vervolgens wordt de afstand tussen aangever en verdachte weer groter.
Letsel
Bij aangever werden door de forensisch arts D. Botter drie door een scherprandig voorwerp veroorzaakte letsels geconstateerd:
- een klieving van circa 1,5 cm lengte bij het linkerschouderblad;
- een klieving van circa 2,5 cm lengte in de rechteronderarm;
- een klieving van circa 2,7 cm lengte in het linkerbovenbeen.
De forensisch arts heeft over de risico’s van de vastgestelde letsels het volgende overwogen.
Het steekletsel aan het linkerbovenbeen was aanleiding tot shock door verbloeding. Shock is een levensbedreigende toestand die, indien onbehandeld, een aanzienlijke kans op dodelijke afloop heeft. Door tijdige en adequate behandeling van de shocktoestand en de bloeding zijn de gezondheidsrisico’s gereduceerd tot nihil. Indien het slachtoffer het ziekenhuis niet of later had kunnen bereiken, was er sprake geweest van een aanzienlijke kans op overlijden.
Indien het steekletsel bij de linkerschouder dieper en/of anders van richting was geweest, had het volgende kunnen plaatsvinden: een perforatie van de borstkas met als mogelijke gevolgen een klaplong of bloedverlies in de borstholte, een perforatie van de grote ader in de hals met als (mogelijke) gevolgen bloedverlies en een luchtembolie waarbij een ernstige of fatale hartpompfunctiestoornis kan optreden, dan wel een vaak dodelijke perforatie van de halsslagader.
De deskundige heeft met betrekking tot de steekletsels in de rechteronderarm en het linkerbovenbeen nog toegevoegd dat de gezondheidstoestand cumulatief slechter wordt als er meer dan één van bovengenoemde complicaties optreedt. Indien letsels en/of complicaties optreden wordt de prognose in belangrijke mate bepaald door de mogelijkheid voor het slachtoffer om snel adequate medische hulpverlening te bereiken en het slagen van medische behandeling.
Telefoongesprek
Op 10 oktober 2014 om 12:09 uur heeft er een telefoongesprek plaatsgevonden tussen een nummer eindigend op -[telefoonnummer 1], dat bij verdachte in gebruik was, en een nummer eindigend op -[telefoonnummer 2].De verbalisant die verdachte heeft gehoord, heeft de gebruiker van het telefoonnummer eindigend op -[telefoonnummer 1] aan zijn stem, woordkeuze, intonatie en uitspraak herkend als verdachte.Geconfronteerd met deze waarneming heeft verdachte zich op zijn zwijgrecht beroepen. De raadsman heeft ook niet betwist dat verdachte in dit gesprek te horen is. De rechtbank gaat er, mede gelet op het feit dat de gebruiker van het nummer eindigend op -[telefoonnummer 1] wordt aangesproken met “[verdachte]”, dan ook van uit dat verdachte onderstaand gesprek heeft gevoerd:
Verdachte: Hallo
-[telefoonnummer 2]: Hejo [verdachte]
Verdachte: Ja wie is dit?
-[telefoonnummer 2]: Turk
Verdachte: Wie?
-[telefoonnummer 2]: Turk
Verdachte: Ajo
-[telefoonnummer 2]: He wat is met [betrokkene 6]
Verdachte: Ik kan niet praten nu
-[telefoonnummer 2]: Eh is het erg?
Verdachte: Ja man, sowieso drie jaar
-[telefoonnummer 2]: Zeg wolla
Verdachte: Wolla
-[telefoonnummer 2]: Wat steken?
Verdachte: Ja
-[telefoonnummer 2]: He?
Verdachte: Ja
-[telefoonnummer 2]: Hij het nog wolla
Verdachte: Hij en ik, ik ook
-[telefoonnummer 2]: Hij en?
Verdachte: Ik
-[telefoonnummer 2]: Maar jij zit niet vast
Verdachte: Nee nog niet
-[telefoonnummer 2]: Gaan ze je ophalen?
Verdachte: Mmmh
-[telefoonnummer 2]: Goed ik praat met jou op verlof
Verdachte: Safi is goed adios
-[telefoonnummer 2]: Adios.
Conclusies met betrekking tot feit 1: het incident bij tankstation De Andel
De rechtbank acht alleen al op grond van de aangifte en de camerabeelden van De Andel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met [medeverdachte 1] schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging, waaronder het meermalen slaan en het afsnijden van de weg van aangever. Hierop is door de verdediging ook geen verweer gevoerd.
Heeft verdachte bij de achtervolging bij De Andel ook een mes getrokken?
Anders dan de raadsman heeft aangevoerd acht de rechtbank ook bewezen dat zowel [medeverdachte 1] als verdachte daarbij met getrokken messen achter aangever zijn aangerend. De rechtbank baseert zich hierbij op de zeer gedetailleerde verklaring van aangever. Deze verklaring acht de rechtbank betrouwbaar, omdat de verklaring op andere essentiële punten steun vindt in objectieve bewijsmiddelen als camerabeelden en letselbeschrijving. Bovendien blijkt ook uit het hierna te bespreken incident nabij het Driewegplein in Gouda dat verdachte die avond in het bezit was van een mes.
Conclusies met betrekking tot feit 2: het incident nabij het Driewegplein in Gouda
Is er sprake geweest van een achtervolging?
De rechtbank stelt vast dat verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] na het incident bij De Andel de auto waarin aangever zat hebben achtervolgd en afgesneden. De rechtbank baseert zich daarbij ook hiervoor allereerst op de betrouwbaar geachte verklaring van aangever. Deze verklaring wordt, ook voor wat betreft de gereden omweg door Reeuwijk, ondersteund door de verklaring van [medeverdachte 2], de bestuurder van de auto waarin aangever zich bevond, welke verklaring zeer kort na het incident is afgelegd. Daar komt bij dat de rechtbank het voor onmogelijk houdt dat de auto van verdachten zonder achtervolging precies zou zijn aangekomen op de plaats waar en het moment waarop aangever is uitgestapt.
Heeft verdachte gestoken?
De rechtbank overweegt dat aangever in zijn eerste uitgebreide verklaring duidelijk heeft verklaard dat hij zowel door [medeverdachte 1] (in zijn bovenbeen) als door verdachte (in zijn elleboog en schouderblad) is gestoken. De verklaring van aangever dat hij, toen hij de MCD net voorbij was, zich omdraaide en door [verdachte] werd gestoken in zijn linkerschouderblad, wordt bovendien ondersteund door de waarneming van de camerabeelden van de MCD waarop is te zien dat verdachte aangever tot korte afstand nadert en daarbij met zijn armen heen en weer gaat. Bovendien vindt het steken door verdachte steun in het telefoongesprek dat hij een dag na het incident heeft gevoerd. Anders dan de raadsman kan de rechtbank – bij het uitblijven van een (redelijke) verklaring van verdachte – aan dit gesprek geen andere gevolgtrekking verbinden dan dat zowel verdachte (ik) als een ander (hij) heeft gestoken. Voor de overtuiging speelt daarbij mee dat verdachte in hetzelfde gesprek lijkt te speculeren over een mogelijke straf (drie jaar) en dat hij zal worden opgepakt. De rechtbank acht daarom bewezen dat ook verdachte op 9 oktober 2014 in het bezit was van een mes en aangever daarmee tweemaal heeft gestoken.
Is er sprake van medeplegen?
Naar het oordeel van de rechtbank kan uit de hiervoor aangehaalde bewijsmiddelen tevens worden afgeleid dat er sprake is geweest van een gezamenlijke uitvoering. De rechtbank merkt allereerst op dat [medeverdachte 1] en verdachte beiden bij De Andel al met getrokken messen achter aangever zijn aangerend. Zij acht het daarom niet voorstelbaar dat verdachte zich toen niet al bewust is geweest van het duidelijk zichtbare mes van [medeverdachte 1]. Daarna hebben zij samen minutenlang in een achtervolgende auto gezeten. In Gouda hebben zij met getrokken messen de achtervolging van aangever te voet voortgezet om hem daarna op dezelfde plaats vlak na elkaar te steken. Deze gelijktijdigheid van handelen maakt dat [medeverdachte 1] en verdachte zich van elkaars geweldshandelingen bewust moeten zijn geweest. Verdachte is aangever daarna nog gevolgd en heeft hem nogmaals gestoken, voordat verdachte en [medeverdachte 1] weer samen met dezelfde auto vertrokken. Dit maakt dat [medeverdachte 1] en verdachte complementerende geweldshandelingen hebben verricht, waarbij beiden een significante en haast inwisselbare rol hebben gehad. Het voorgaande getuigt van een dermate bewuste en nauwe samenwerking met het doel om aangever met messen te steken, dat er sprake is van medeplegen.
Waar was het opzet van verdachte en [medeverdachte 1] op gericht?
Nu verdachte en [medeverdachte 1] als medeplegers zijn aangemerkt moet bij de beoordeling van hun opzet de gezamenlijkheid van hun gedragingen en de door hen toegebrachte letsels worden betrokken. De rechtbank overweegt dat voor het aannemen van voorwaardelijk opzet op de dood allereerst moet worden vastgesteld of de kans dat aangever zou komen te overlijden naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk moest worden geacht. De rechtbank is van oordeel dat het meermalen steken in onder meer het bovenlichaam in beginsel een aanmerkelijke kans op de dood oplevert. Immers bevinden zich in het bovenlichaam vitale organen die bij dit soort geweld gemakkelijk dermate beschadigd kunnen raken dat dit dodelijk is. Daar komt bij dat de door steekwonden elders in het lichaam veroorzaakte bloedingen de kans op een fatale afloop kunnen versterken.
Dit oordeel op grond van algemene ervaringsregels wordt ondersteund door het rapport van de forensisch arts waaruit blijkt dat als de steekwond in het bovenlichaam anders van richting was geweest (en nog niet eens per se dieper) fataal letsel had kunnen optreden. Dat klemt temeer nu aangever op het moment dat hij in zijn schouderblad werd gestoken in beweging was. Daarnaast is aangever door bloedverlies daadwerkelijk in een levensbedreigende toestand beland.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte en [medeverdachte 1] een aanmerkelijke kans in het leven hebben geroepen dat aangever door hun handelen was komen te overlijden. Verdachte moet zich daarvan – net als ieder ander – ook bewust zijn geweest. Door desondanks deze geweldshandelingen te (blijven) plegen, heeft verdachte deze aanmerkelijke kans ook aanvaard. De rechtbank komt daarom tot de conclusie dat verdachte (voorwaardelijk) opzet op de dood van aangever heeft gehad.
De omstandigheid dat aangever direct naar het ziekenhuis is gebracht waardoor de gezondheidsrisico’s zouden zijn gereduceerd tot nihil, zoals de verdediging heeft aangevoerd, leidt niet tot een ander oordeel. Niet alleen doet het enkele feit dat er tijdig medische hulp is verleend niet af aan het feit dat het steken op zichzelf een aanmerkelijke kans op de dood opleverde. Ook vermag de rechtbank niet in te zien dat de omstandigheid dat de steekpartij zich in bewoond gebied heeft voorgedaan, afdoet aan het (voorwaardelijk) opzet van verdachte op de dood van aangever.
Is er sprake geweest van voorbedachte raad?
De rechtbank overweegt dat voor een bewezenverklaring van het bestanddeel “voorbedachte raad” moet komen vast te staan dat verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
De rechtbank stelt voorop dat reeds bij het tankstation De Andel sprake was van een gewelddadige confrontatie en getrokken messen. De rechtbank acht het uitgesloten dat verdachte en [medeverdachte 1] in de auto niet over het zojuist voorgevallen incident, de achtervolging en de - bij het slagen van die achtervolging - te nemen acties hebben gesproken. Zij hadden dan ook op verschillende momenten (na de eerste confrontatie, na het mislukte klemrijden en bij het wegrennen van aangever) kunnen besluiten om van een tweede confrontatie af te zien. Dit is telkens – kennelijk na overleg met [medeverdachte 2], de bestuurder van de auto – niet gebeurd.
Uit het voorgaande leidt de rechtbank af dat verdachte en [medeverdachte 1] na de beëindiging van de eerste confrontatie, gedurende een periode van ruim 20 minuten en een fysieke verplaatsing van meer dan 8 kilometer, meermalen de gelegenheid hebben gehad om zich op hun voorgenomen daad te beraden. In een zaak als de onderhavige, waarin verdachte en zijn mededader geen inzicht willen geven in hetgeen voor en ten tijde van het begaan van het feit in hen is omgegaan, gaat de rechtbank er van uit dat zij ook van deze gelegenheid gebruik hebben gemaakt. De rechtbank ziet daarvoor ook geen contra-indicaties. Integendeel, het feit dat verdachte en [medeverdachte 1], na een eerdere confrontatie en een lange achtervolging, op het Driewegplein direct met getrokken messen achter aangever aan zijn gelopen, past veeleer bij een reeds genomen besluit om het geweld, dat kennelijk nog niet afdoende was geweest, voort te zetten dan in een scenario dat zij pas kort voor het steekincident hebben besloten om dat geweld te gaan uitoefenen. Dit betekent dat verdachte samen met [medeverdachte 1] heeft gehandeld met voorbedachte raad en zich aldus schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van een poging tot moord op aangever.
[medeverdachte 2]
Ten aanzien van [medeverdachte 2] is de rechtbank van oordeel dat hij zich als medeplichtige schuldig heeft gemaakt aan de poging tot moord.