ECLI:NL:RBDHA:2015:7970

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 mei 2015
Publicatiedatum
10 juli 2015
Zaaknummer
AWB - 14 _ 10841
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening voorschot kinderopvangtoeslag en schenking door gastouder

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 28 mei 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. J. de Back, en de Belastingdienst/Toeslagen. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de herziening van het voorschot kinderopvangtoeslag voor het berekeningsjaar 2013, dat door de Belastingdienst op nihil was gesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gastouder, en niet eiseres, de eigen bijdrage voor de kinderopvang heeft betaald. Dit was gedaan om eiseres in staat te stellen haar opleiding te vervolgen, gezien haar financiële situatie. De rechtbank oordeelde dat, hoewel niet aan alle formele eisen voor een schenking was voldaan, eiseres voldoende aannemelijk had gemaakt dat er sprake was van een schenking. De rechtbank concludeerde dat eiseres recht had op kinderopvangtoeslag, omdat de voorschotten waren aangewend voor de opvang van haar kinderen. De rechtbank vernietigde de beslissing van de Belastingdienst en verklaarde het beroep van eiseres gegrond. Tevens werd de Belastingdienst veroordeeld in de proceskosten van eiseres, die op € 1.229,92 werden vastgesteld. De uitspraak benadrukt het belang van de feitelijke situatie en de intenties van de betrokken partijen in het kader van de kinderopvangtoeslag.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 14/10841

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 mei 2015 in de zaak tussen

[eiseres] , wonende te [woonplaats] , eiseres(gemachtigde: mr. J. de Back),

en

de Belastingdienst/Toeslagen, kantoor Utrecht, verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen de herziening voorschot kinderopvangtoeslag voor het berekeningsjaar 2013 van 30 april 2014 (nummer [nummer] en kenmerk [kenmerk 1] ).
Verweerder heeft bij beslissing op bezwaar van 20 oktober 2014 het bezwaar ongegrond verklaard.
Eiseres heeft daartegen beroep bij de rechtbank ingesteld.
Verweerder heeft binnen tien dagen vóór de zitting het verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 mei 2015.
Eiseres is daar in persoon verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door [A] .
Eiseres heeft ter zitting verklaard dat zij het verweerschrift heeft ontvangen en er geen bezwaar tegen te hebben om het bij de gedingstukken te voegen.

Overwegingen

Feiten

1. Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast.
2. Eiseres heeft in 2013 gebruik gemaakt van twee gastouderbureaus.
3. Voor de periode 1 januari 2013 tot en met 25 juni 2013 heeft eiseres gebruik gemaakt van Gastouderbureau [gastouderbureau 2] . Vanaf 26 juni 2013 heeft eiseres gebruik gemaakt van Gastouderbureau [gastouderbureau 1] , de rechtsopvolger van gastouderbureau [gastouderbureau 2] .
4. Op 9 mei 2012 heeft eiseres een aanvraag kinderopvangtoeslag over het berekeningsjaar 2012 ingediend. Deze aanvraag heeft betrekking op gastouderopvang via Gastouderbureau [gastouderbureau 2] / [gastouderbureau 1] . Op grond van artikel 15, vierde lid, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) wordt deze aanvraag geacht mede te zijn gedaan voor de daaropvolgende berekeningsjaren.
5. Op 2 november 2012 heeft eiseres wijzigingen ingediend over het berekeningsjaar 2013.
6. Bij besluit van 28 december 2012 heeft verweerder aan eiseres voor het berekeningsjaar 2013 een voorschot kinderopvangtoeslag toegekend van € 25.849.
7. Op 6 december 2013, 12 december 2013 en 17 december 2013 heeft eiseres wijzigingen ingediend over het berekeningsjaar 2013.
8. Bij besluit van 31 december 2013 is het voorschot kinderopvangtoeslag 2013 opnieuw berekend op € 25.849.
9. Verweerder heeft bij brief van 17 december 2013 eiseres verzocht om aanvullende informatie met betrekking tot kinderopvangtoeslag over 2013. Eiseres heeft hier bij brief van 6 februari 2014, ontvangen door verweerder op 17 februari 2014, op gereageerd.
10. Bij besluit van 5 maart 2014 heeft verweerder eiseres meegedeeld dat de kinderopvangtoeslag 2013 en 2014 is stopgezet en zij in de gelegenheid wordt gesteld om aanvullende informatie op te sturen waaruit blijkt dat zij kosten heeft gemaakt voor de kinderopvang.
11. Bij besluit van 30 april 2014 heeft verweerder het voorschot kinderopvangtoeslag voor het berekeningsjaar 2013 herzien naar nihil. Hiertegen heeft eiseres bezwaar gemaakt en daarbij betaalbewijzen overgelegd.
12. Bij beslissing op bezwaar van 20 oktober 2014 heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Geschil
13. In geschil is of de kinderopvangtoeslag terecht is herzien naar nihil.
14. Eiseres voert aan dat zij recht heeft op kinderopvangtoeslag, omdat zij opvang heeft genoten en kosten voor de kinderopvang heeft gemaakt. Ter ondersteuning van haar standpunt heeft eiseres onder andere jaaropgaven, facturen en overeenkomsten van het gastouderbureau, een plaatsingsbewijs, een overzicht historische mutaties, een jaaroverzicht en betalingsbewijzen overgelegd. Eiseres stelt verder dat zij ten onrechte niet is gehoord.
15. Verweerder voert aan dat eiseres met de door haar overgelegde stukken niet heeft aangetoond dat zij kosten voor de kinderopvang heeft gemaakt. Verweerder heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat eiseres daarmee niet aan de voorwaarden heeft voldaan om voor kinderopvangtoeslag in aanmerking te komen omdat alle kosten moeten zijn voldaan in het berekeningsjaar of kort daarna. Verweerder acht de door eiseres gedane nabetaling van de eigen bijdrage, te weten een bedrag ter hoogte van respectievelijk € 1.764 op 23 april 2014 en € 1.310,40 op 24 april 2014, gelet op artikel 11f van de Regeling Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen, te laat om aan het berekeningsjaar 2013 toe te kunnen rekenen.
Beoordeling van het geschil
16. Uit artikel 18 van de Awir, gelezen in samenhang met artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (Wko) volgt dat degene die kinderopvangtoeslag ontvangt, moet kunnen aantonen dat hij kosten voor kinderopvang heeft gemaakt en wat de hoogte is van deze kosten. Bij gebreke hiervan kan de vraagouder dientengevolge, gelet op artikel 5, eerste lid, van de Wko, geen aanspraak maken op kinderopvangtoeslag.
17. Zoals de ABRvS eerder heeft overwogen (uitspraken van 19 december 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BY6772 en 5 juni 2013, ECLI:NL:RVS:2013:CA2106), staat artikel 5, eerste lid, van de Wko niet in de weg aan een schenking door de gastouder ter grootte van de eigen bijdrage. Voorts is in de uitspraak van 5 juni 2013 overwogen dat doel en strekking van de regeling tot het toekennen van kinderopvangtoeslag zich ertegen verzetten dat bij verrekening van de schenking met de eigen bijdrage aanspraak op kinderopvangtoeslag bestaat, nu door de wetgever is bedoeld dat, om voor toeslag in aanmerking te kunnen komen, de kosten van de opvang daadwerkelijk door de vraagouder moeten zijn gedragen.
Met hetgeen eiseres aan stukken heeft overgelegd en ter zitting heeft aangevoerd is feitelijk niet in geschil dat niet eiseres, maar de gastouder de eigen bijdrage heeft betaald. De gastouder heeft betalingen aan het gastouderbureau gedaan, ter voldoening van de rekening voor de bureaukosten van het gastouderbureau. Ter zitting heeft de gastouder verklaard dat zij de eigen bijdrage voor haar rekening heeft genomen om eiseres in de gelegenheid te stellen haar opleiding te vervolgen en af te ronden. Eiseres was, gezien haar privé-omstandigheden en haar financiële situatie, daartoe zelf niet in staat. De gastouder beschouwt eiseres als eigen kind en wil, via het oppassen en financieel ondersteunen, eiseres in staat te stellen een diploma te behalen waardoor zij een beter toekomstperspectief creëert voor zichzelf en voor haar kinderen.
18. Met betrekking tot de door eiseres gestelde schenking is weliswaar niet voldaan aan de voorwaarden zoals deze door de ABRvS uiteen zijn gezet, maar naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres voldoende aannemelijk gemaakt dat sprake is van een schenking. Tussen partijen is niet in geschil dat eiseres voor de opvang van haar kinderen, zoals die heeft plaatsgevonden in 2013 in beginsel aanspraak heeft op kinderopvangtoeslag ter hoogte van de aan eiseres toegekende voorschotten. Voorts is niet in geschil dat de voorschotten kinderopvangtoeslag zijn aangewend om de gastouder te betalen voor de opvang van de kinderen, zodat eiseres in staat was haar opleiding te vervolgen. Eiseres is voor het levensonderhoud van haar en haar kinderen aangewezen op studiefinanciering en een bijdrage van haar vader. Eiseres heeft onbetwist gesteld dat de gemeente van haar woonplaats heeft geweigerd haar een bijdrage als tegemoetkoming in de kosten voor kinderopvang toe te kennen. Eiseres zou zonder de, financiële en andere, bijstand van de gastouder naar alle waarschijnlijkheid niet in staat zijn om haar opleiding af te ronden en de rechtbank heeft geen enkele aanleiding om te veronderstellen dat sprake is van een vooropgezet plan om eiseres aanspraak te laten maken op toeslagen, waar zij rechtens geen aanspraak op zou hebben. Onder deze omstandigheden en mede in aanmerking genomen de leeftijd van eiseres (eiseres is geboren in 1993) kan het eiseres en de gastouder niet tegengeworpen worden dat zij voor wat betreft de schenking niet aan alle formele eisen hebben voldaan en kan door rekening te houden met de schenking worden vastgesteld dat eiseres de eigen bijdrage in de kosten van kinderopvang heeft betaald. Gelet op wat hiervoor is overwogen, heeft verweerder ten onrechte geoordeeld dat eiseres in het geheel geen recht heeft op kinderopvangtoeslag en is het voorschot ten onrechte herzien naar nihil. Het beroep dient daarom gegrond te worden verklaard. Hetgeen eiseres overigens heeft aangevoerd behoeft daarom geen behandeling meer.
Proceskosten
19. De rechtbank vindt aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het bezwaar en het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 1.229,92 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift met een waarde per punt van € 244, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 490 en een wegingsfactor 1). Voor de overige door eiseres genoemde proceskosten, te weten reiskosten wordt verweerder, eveneens met toepassing van dat besluit, veroordeeld deze te vergoeden tot een bedrag van € 5,92 (twee maal reiskosten openbaar vervoer tweede klas retour à € 2,96). Omdat aan eiseres een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding - en het griffierecht van € 45 - betalen aan de rechtsbijstandverlener.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de beslissing op bezwaar;
- herroept de beschikking van 31 december 2013 met beschikkingsnummer
[beschikkingsnummer] en kenmerk [kenmerk 2] ;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.229,92;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 45 aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Kouwenhoven, rechter, in aanwezigheid van
mr. J. van der Plas, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 28 mei 2015
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019,
2500 EA Den Haag. (Nadere informatie www.raadvanstate.nl)