ECLI:NL:RBDHA:2015:7784

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 juli 2015
Publicatiedatum
7 juli 2015
Zaaknummer
AWB - 14 _ 11527
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering wijziging geboortedatum in Basisregistratie Personen na verzoek eiser

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 juli 2015 uitspraak gedaan in een bodemprocedure over de weigering van het college van burgemeester en wethouders van Den Haag om de geboortedatum van eiser te wijzigen in de Basisregistratie Personen (BRP). Eiser had verzocht om zijn geboortedatum te wijzigen van 1975 naar 1970, onderbouwd met documenten van de Iraakse autoriteiten. Het primaire besluit van 24 september 2014, waarin de wijziging werd geweigerd, werd door verweerder gehandhaafd in het bestreden besluit van 10 december 2014. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, waarbij hij stelde dat de documenten onomstotelijk bewijs leveren van zijn juiste geboortedatum.

De rechtbank overweegt dat eiser niet heeft aangetoond dat de in de BRP geregistreerde geboortedatum feitelijk onjuist is. De rechtbank wijst erop dat de gegevens in de BRP betrouwbaar moeten zijn en dat wijziging van geregistreerde gegevens alleen kan plaatsvinden als onomstotelijk vaststaat dat deze onjuist zijn. Eiser heeft verklaard dat er een fout is gemaakt bij de opgave van zijn geboortedatum in 2000, maar de rechtbank oordeelt dat hij gedurende veertien jaar geen voorbehoud heeft gemaakt over de juistheid van zijn geboortedatum. De rechtbank concludeert dat de overgelegde documenten onvoldoende bewijs leveren om de wijziging te rechtvaardigen.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en stelt dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 14/11527

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 juli 2015 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. Y. Özdemir),
en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: J.C. Jansen Verplanke).

Procesverloop

Bij besluit van 24 september 2014 (het primaire besluit) heeft verweerder geweigerd de geboortedatum van eiser conform zijn verzoek te wijzigen in de Basisregistratie Personen (BRP).
Bij besluit van 10 december 2014 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser – overeenkomstig het advies van de Adviescommissie bezwaarschriften (de commissie) - ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 april 2015.
Eiser is verschenen, bijgestaan door mr. A.F. Mandels, als vervanger van zijn gemachtigde.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Voorts is verschenen [A] .

Overwegingen

1 Op 27 februari 2014 heeft eiser verzocht om wijziging van zijn persoonsgegevens in de BRP. Zijn verzoek ziet op het verwijderen van de in de BRP opgenomen geboortedatum [geboortedag] 1975 en het registreren van de volledig andere, beweerdelijk hem betreffende geboortedatum, namelijk [geboortedag] 1970. Daartoe heeft eiser een op 19 februari 2012 door het ministerie van Buitenlandse Zaken van Irak afgegeven origineel afschrift van een registratie volgens het model van het jaar 1957, voorzien van een Engelse en Nederlandse vertaling, en een gelegaliseerde verklaring van de Iraakse Ambassade te Den Haag van 4 februari 2014 overgelegd.
Bij het primaire besluit van 24 september 2014 is deze wijziging geweigerd.
2.1
Verweerder stelt zich in het primaire besluit op het standpunt dat uit de BRP blijkt dat de daarin vastgelegde persoonsgegevens van eiser afwijken van de gegevens in het overgelegde afschrift van een registratie model 1957. In de BRP is eiser ingeschreven met de voornamen “ [voornamen 1] ”, geboren te [geboorteplaats] , Irak, en met de geboortedatum
[geboortedag] 1975. Deze gegevens zijn ontleend aan een door eiser op 8 november 2000 afgelegde verklaring onder eed/belofte ter gelegenheid van zijn inschrijving in de toenmalige gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (GBA) van de gemeente Goor (thans Hof van Twente). Deze gegevens zijn gedurende veertien jaar onweersproken gebleven, terwijl er diverse gelegenheden zijn geweest waarbij eiser de mogelijkheid had tot identiteitsherstel dan wel tot het maken van een voorbehoud met betrekking tot zijn geboortedatum. Door overlegging van uitsluitend een recent afschrift van een registratie model 1957, afgegeven door het ministerie van binnenlandse zaken van Irakwaarin de naam “ [achternaam 1.] ”, de achternaam ”--“ en de geboortedatum [geboortedag] 1970 zijn vermeld, alsmede een paspoort uit Irak waarin de voornamen ” [voornamen 2] ”, de achternaam “ [achternaam 2.] ” en de geboortedatum [geboortedag] 1970 zijn vermeld, heeft eiser niet onomstotelijk aangetoond dat de thans in de BRP geregistreerde geboortedatum en namen feitelijk onjuist zijn, dat de nieuwe gegevens wel juist zijn en dat de nieuwe gegevens en de oude, geregistreerde gegevens op dezelfde persoon betrekking hebben. Onder die omstandigheden kan verweerder niet de in de BRP geregistreerde geboortedatum en namen in de door eiser gewenste zin verbeteren.
2.2.
In bezwaar heeft verweerder het primaire besluit, onder verwijzing naar het advies van de commissie, gehandhaafd.
3 Eiser voert in beroep aan – samengevat – dat uit het overgelegde, op 19 februari 2012 door het ministerie van Buitenlandse Zaken van Irak afgegeven, originele afschrift van een registratie volgens het model van het jaar 1957 (eiser noemt dit: ‘geboorteakte’) onmiskenbaar blijkt dat hij is geboren op [geboortedag] 1970 en niet op [geboortedag] 1975. Destijds, in 2000 bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) is een fout gemaakt bij de opgave van zijn geboortejaar. Later heeft eiser tevergeefs geprobeerd die fout te herstellen. Onder verwijzing naar jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) stelt eiser dat hij niet eerder in de gelegenheid is geweest bewijsstukken te verzamelen. Het bestreden besluit is in strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) genomen.
Wettelijk kader
4.1
Met ingang van 6 januari 2014 is de Wet gemeentelijke basisadministratie (Wet gba) ingetrokken en vervangen door de Wet basisregistratie persoonsgegevens (Wet brp). Nu het bestreden besluit is genomen na inwerkingtreding van de Wet brp, is laatstgenoemde wet van toepassing op dit geding.
4.2
Artikel 2.8, tweede lid, van de Wet brp, bepaalt dat de gegevens over de burgerlijke staat, indien zij feiten betreffen die zich buiten Nederland hebben voorgedaan, worden ontleend aan een geschrift als bedoeld onder a, bij gebreke hiervan aan een geschrift als bedoeld onder b of c, bij gebreke ook hiervan aan een geschrift als bedoeld onder d en bij gebreke ten slotte ook hiervan aan een geschrift als bedoeld onder e:
a. een akte over het desbetreffende feit, die is opgenomen in de registers van de Nederlandse burgerlijke stand;
b. een in Nederland gedane rechterlijke uitspraak over het desbetreffende feit die in kracht van gewijsde is gegaan;
c. een buiten Nederland overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie opgemaakte akte die ten doel heeft tot bewijs te dienen van het desbetreffende feit, of een over dat feit gedane rechterlijke uitspraak, of bij gebreke daarvan een akte van bekendheid of beëdigde verklaring, bedoeld in artikel 45 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek;
d. een geschrift dat overeenkomstig de plaatselijke voorschriften is opgemaakt door een bevoegde instantie, waarin het desbetreffende feit is vermeld;
e. een verklaring over het desbetreffende feit die betrokkene ten overstaan van een door het college van burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaar onder eed of belofte heeft afgelegd, die op schrift is gesteld en door betrokkene is ondertekend.
4.3
Op grond van artikel 2.10, tweede lid, van de Wet brp worden aan een geschrift als bedoeld in artikel 2.8, tweede lid, onder c, d, of e, geen gegevens ontleend, voor zover de Nederlandse openbare orde zich verzet tegen de erkenning van de rechtsgeldigheid van de in deze geschriften vermelde feiten.
5 Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling (onder meer de uitspraak van
20 maart 2013, ECLI:NL:RVS:2013:BZ4949) – die ook onder de Wet brp van toepassing geacht moet worden – dient in een geschil als het onderhavige voorop te worden gesteld dat de gegevens in de GBA, thans BRP, betrouwbaar en duidelijk moeten zijn. De gebruikers van de gegevens moeten erop kunnen vertrouwen dat de gegevens in beginsel juist zijn. Voor gegevens omtrent de burgerlijke staat die niet aan de Nederlandse burgerlijke stand kunnen worden ontleend is een rangorde aangegeven in de geschriften, waaraan deze mogen worden ontleend. Aan een “lager” document mogen gegevens slechts worden ontleend, indien op het moment van inschrijving in redelijkheid geen “hoger” document kan worden overgelegd (Kamerstukken I 1988/89, 21 123, nr. 3, blz. 13 en 44). Het bewijs dat eenmaal in de basisadministratie opgenomen gegevens feitelijk onjuist zijn, kan alleen maar worden geleverd door overlegging van de juiste brondocumenten. Voor het wijzigen van eenmaal in de basisadministratie geregistreerde gegevens moet, gelet op het systeem van de wet, onomstotelijk vaststaan dat deze feitelijk onjuist zijn.
6 De rechtbank overweegt als volgt.
6.1
De rechtbank stelt voorop dat, gelet op het advies van de commissie en hetgeen eiser ter zitting desgevraagd heeft verklaard, thans alleen de wijziging van de geboortedatum in het geding is.
6.2
Vast staat dat eiser bij het eerste gehoor door de IND op 20 april 2000 heeft verklaard te zijn geboren op [geboortedag] 1975. Op 3 juli 2000 heeft eiser bij het nader gehoor de juistheid van het geboortejaar 1975 bevestigd. De verklaringen zijn in het bijzijn van een tolk afgelegd, en eiser heeft in zijn verklaring van het eerste verhoor verklaard dat hij de tolk goed heeft verstaan en geheel heeft begrepen. Later heeft eiser nog een paar wijzigingen doorgegeven maar deze hadden geen betrekking op zijn geboortedatum. Ter zitting heeft eiser verklaard dat hij destijds heeft aangegeven dat de geboortedatum onjuist in de verklaring was opgenomen door een fout van de tolk en dat de advocaat daar niets mee heeft gedaan. Deze stelling acht de rechtbank gelet op het voorgaande onaannemelijk. Voorts staat vast dat eiser in de gemeente Goor op 8 november 2000 op een ‘Inlichtingenformulier opneming in de GBA’ als geboortedatum [geboortedag] 1975 ingevuld.
Voorts staat vast dat eiser geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid tot identiteitsherstel ter gelegenheid van het Generaal Pardon in 2007 (“Ranov-regeling”). Hoewel eiser ter zitting heeft verklaard dat hij destijds – in 2007 – heeft gezegd dat zijn geboortedatum niet juist was maar dat zijn advocaat daar niets mee heeft gedaan, gaat de rechtbank hieraan bij gebrek aan onderbouwing voorbij.
Op 7 mei 2008 heeft eiser aangifte gedaan van de geboorte van een kind. In de geboorteakte van dat kind is eiser als aangever opgenomen met de geboortedatum [geboortedag] 1975. Niet is gebleken dat eiser een voorbehoud heeft gemaakt over de juistheid van de geboortedatum. Hetzelfde geldt ten aanzien van een akte van erkenning van voornoemd kind, op 15 december 2010. Ook heeft eiser op 6 juli 2011 een ongeboren kind erkend, waarbij hij in de betreffende akte is opgenomen met de geboortedatum [geboortedag] 1975. Wederom is niet gebleken dat eiser een voorbehoud heeft gemaakt over de juistheid van de geboortedatum.
Op 22 augustus 2011 heeft eiser aangifte gedaan van de geboorte van een kind. In de geboorteakte is eiser opgenomen als vader en aangever met de geboortedatum [geboortedag] 1975. Niet is gebleken dat eiser een voorbehoud heeft gemaakt over de juistheid van de geboortedatum.
Ter gelegenheid van zijn voorgenomen huwelijk in 2013 heeft eiser een document “Gegevens voor de aangifte/Verklaring Burgerlijke Staat” ondertekend. Daarbij is bij de gegevens van eiser als zijn geboortedatum [geboortedag] 1975 vermeld. In de akte van huwelijksaangifte is eiser vermeld met de geboortedatum [geboortedag] 1975. Dat geldt ook voor de huwelijksakte.
Hoewel eiser ter zitting heeft gesteld bij meerdere gelegenheden te hebben aangegeven dat zijn geboortedatum onjuist op de documenten staat vermeld, gaat de rechtbank aan die stelling bij gebrek aan onderbouwing voorbij. De rechtbank gaat er aldus vanuit dat eiser gedurende veertien jaar nimmer een voorbehoud heeft gemaakt ten aanzien van de juistheid van zijn geboortedatum en dat hij deze geboortedatum in het maatschappelijk verkeer heeft gebruikt. De rechtbank kan verweerder derhalve volgen dat wordt getwijfeld of de door eiser overgelegde documenten bij eiser horen.
Ter zitting heeft eiser verklaard dat hij bij diverse gelegenheden wel heeft doorgegeven dat zijn geboortedatum niet klopte, maar dat hij steeds te horen kreeg dat hij dat aan de hand van documenten moest bewijzen, wat hij niet kon. De rechtbank gaat aan deze stelling voorbij nu deze niet is onderbouwd en namens eiser bovendien ter zitting is verklaard dat eiser bij voornoemde gelegenheden niet heeft aangegeven dat zijn geboortedatum niet klopte om te voorkomen dat dit belemmeringen/vertraging zou opleveren.
6.3
Eiser heeft ter onderbouwing van zijn stelling dat hij is geboren op [geboortedag] 1970 en niet op [geboortedag] 1975 de volgende documenten overgelegd en gesteld dat dit brondocumenten zijn waaruit onomstotelijk blijkt dat hij op [geboortedag] 1970 is geboren:
- een op 19 februari 2012 door het ministerie van Buitenlandse Zaken van Irak afgegeven uittreksel van persoonsgegevens (volgens het zogenoemde ‘model 1957’), voorzien van een Engelse en Nederlandse vertaling van 3 februari 2014.
- een gelegaliseerde verklaring van de Iraakse Ambassade te Den Haag van 4 februari 2014;
- een paspoort uit Irak uitgegeven op 31 december 2013 waarin de geboortedatum [geboortedag] 1970 is vermeld.
De rechtbank overweegt ten aanzien van deze documenten het volgende.
De omstandigheid dat eiser documenten uit Irak overlegt die op grond van artikel 2.8 van de Wet brp als een hoger brondocument moeten worden gezien dan de eerder afgelegde verklaring onder eed of belofte betekent niet dat de afwijkende geboortedatum in deze documenten in de BRP kan worden geregistreerd.
Wat betreft het uittreksel ‘model 1957’ stelt de rechtbank vast dat in de Engelse vertaling staat dat eisers geboortedatum 1/0/1970 is en in de Nederlandse vertaling staat dat de geboortedatum 1/07/1970 is, zodat daaraan weinig waarde kan worden gehecht. Dat eiser dit uittreksel later – op 8 april 2012 - heeft laten legaliseren door het Ministerie van Buitenlandse Zaken van Irak zegt niet meer dan dat de stempel en handtekening echt zijn, maar zegt niets over de inhoud. Verweerder heeft bestreden dat dit document een geboorteakte is omdat - zoals de gemachtigde van verweerder ter zitting nader heeft toegelicht – er in een geboorteakte nooit de burgerlijke staat en religie wordt vermeld. Het is volgens verweerder een lager brondocument. De rechtbank kan verweerder hierin volgen. Dit overgelegde document is in het licht van al het eerder overgelegde met de vermelding van de geboortedatum [geboortedag] 1975, derhalve onvoldoende.
Aan de door eiser overgelegde verklaring van de Iraakse ambassade in Den Haag waarin de juistheid van de legalisaties met betrekking tot het uittreksel ‘model 1957’ wordt bevestigd, kan niet de waarde worden gehecht die eiser daaraan gehecht wenst te zien nu eiser zich bij de ambassade heeft gelegitimeerd met zijn Nederlandse Vreemdelingendocument waarop de volgens eiser beweerdelijk onjuiste geboortedatum [geboortedag] 1975 staat vermeld, terwijl de uitgifte van het Iraakse paspoort waarop als geboortedatum [geboortedag] 1970 staat vermeld is gedateerd 31 december 2013 en eiser dit paspoort – naar hij er zitting heeft verklaard - op 3 februari 2014 – derhalve vóór de datum van de verklaring van de Iraakse ambassade – heeft ontvangen. Zoals hiervoor reeds overwogen zegt de juistheid van de legalisaties bovendien niets over de inhoud van het betreffende document.
Wat betreft het overgelegde Iraakse paspoort is niet duidelijk dat dit betrekking heeft op de identiteit van eiser. Bovendien is onduidelijk welk onderzoek de Iraakse autoriteiten naar de identiteit van eiser hebben gedaan. Niet getwijfeld wordt aan de echtheid van het overgelegde paspoort, wel aan de identiteit van de aanbieder.
7 Nu artikel 2.8 van de Wet Brp geen ruimte laat voor een belangenafweging en eiser naar het oordeel van de rechtbank gelet op het voorgaande niet heeft aangetoond dat de overgelegde documenten op hem betrekking hebben, is derhalve niet onomstotelijk vast komen te staan dat de geboortedatum van eiser zoals opgenomen in de BRP, feitelijk onjuist is, en dat de nieuw gestelde geboortedatum wel juist is en op hem betrekking heeft. Verweerder heeft dan ook op goede gronden geweigerd om de nieuw gestelde geboortedatum in de BRP te wijzigen.
8 Het beroep is ongegrond.
9 Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.L.E. Bakels, rechter, in aanwezigheid van
mr. N. Woldring, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 7 juli 2015.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.