Uitspraak
Rechtbank DEN HAAG
1.Het onderzoek ter terechtzitting
2.De tenlastelegging
3.Bewijsoverwegingen
opzettelijkbehulpzaam is geweest. De verdachte wist niet dat hij bij het strafbare feit behulpzaam was door als bestuurder te fungeren en wilde daarbij ook niet behulpzaam zijn, aldus de raadsvrouw.
- De verdachte wist dat hij daar was in verband met [slachtoffer]. Immers, hij heeft twee dagen op de Nieuwe Parklaan staan posten, hij heeft [slachtoffer] naar buiten zien lopen en [medeverdachte 1] heeft hem over [slachtoffer] verteld.
- De verdachte heeft [medeverdachte 1] bij de tramhalte afgezet waar [slachtoffer] op dat moment stond te wachten, en heeft de bus op een paar meter daarvandaan geparkeerd. Voor zover de verdachte al niet heeft gezien dat [medeverdachte 1] [slachtoffer] tegen haar wil richting de bus trok, acht de rechtbank het volstrekt onaannemelijk dat de verdachte hiervan niets heeft gehoord. [slachtoffer] heeft niet alleen gegild, maar ook is kort daarna de achterdeur van het busje opengemaakt - waarvan de verdachte heeft bevestigd dat hij dit heeft gehoord - en is [slachtoffer] tegenstribbelend achter in het busje geduwd. Dat moet de verdachte hebben meegekregen, zeker nu de bus een open cabine heeft.
- Dat de verdachte wel wist wat er gaande was, wordt bevestigd door zijn opmerking “Het is haar broer”. In de gegeven omstandigheden kan deze opmerking niet anders worden begrepen dan dat de verdachte aan omstanders duidelijk wil maken dat wat er gebeurt gerechtvaardigd is en dat zij niet hoeven in te grijpen. Hiermee heeft hij, in plaats van zich te distantiëren, in feite zijn fiat eraan gegeven dat [slachtoffer] tegen haar wil in zijn bus zou worden meegenomen.
4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
5.De strafbaarheid van de verdachte
6.De strafoplegging
7.De toepasselijke wetsartikelen
8.De beslissing
50 (vijftig) UREN;
25 (vijfentwintig) DAGEN;