In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 juni 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen de ouders van de minderjarige [de minderjarige 1]. De moeder verzocht om vervangende toestemming om met de minderjarige te verhuizen naar de gemeente Zuidwest Friesland, terwijl de vader hiertegen verzet aantekende. De rechtbank heeft de verzoeken van de moeder en de vader in het kader van de zorgregeling en kinderalimentatie behandeld. De moeder heeft aangevoerd dat zij in [plaats] emotioneel zwaar belast is en een nieuwe start wil maken in Friesland, waar zij een sociaal netwerk heeft en meer mogelijkheden voor betaalbare woonruimte ziet. De vader daarentegen betoogde dat de verhuizing naar Friesland het contact met hem en de minderjarige zou bemoeilijken, gezien de afstand en de huidige zorgregeling. De rechtbank heeft overwogen dat, hoewel de moeder haar leven opnieuw wil inrichten, de belangen van de minderjarige en de vader zwaarder wegen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de moeder niet voldoende heeft aangetoond dat de verhuizing naar Friesland noodzakelijk is en dat de huidige zorgregeling in het belang van de minderjarige is. Daarom heeft de rechtbank het verzoek van de moeder tot vervangende toestemming voor verhuizing afgewezen. Tevens heeft de rechtbank de verzoeken van de vader tot wijziging van de kinderalimentatie en zorgregeling behandeld, waarbij de vader instemde met de zorgregeling zoals voorgesteld door de moeder, met de voorwaarde dat hij overleg zal plegen over het ophalen van de minderjarige uit school. De rechtbank heeft de zorgregeling dienovereenkomstig vastgesteld en de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard.