ECLI:NL:RBDHA:2015:751
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Internationale kinderontvoering en teruggeleiding van minderjarige naar België
In deze zaak heeft de vader verzocht om de teruggeleiding van zijn zoon naar België, terwijl de moeder zich verzet op basis van de weigeringsgronden van artikel 13 lid 1 sub b en lid 2 van het Haags Kinderontvoeringsverdrag (HKOV). De moeder heeft ook zelfstandig verzocht om een onderzoek door de raad voor de kinderbescherming en de benoeming van een bijzondere curator. De rechtbank heeft op 19 december 2014 de verzoeken van de moeder afgewezen en de zaak ter zitting van de meervoudige kamer behandeld op 26 januari 2015. De rechtbank oordeelt dat de moeder niet kan aantonen dat er een ernstig risico bestaat voor de minderjarige bij terugkeer naar België. De rechtbank stelt vast dat de minderjarige voor zijn vasthouding in Nederland zijn gewone verblijfplaats in België had en dat het gezagsrecht gezamenlijk werd uitgeoefend. De rechtbank concludeert dat de terugkeer van de minderjarige naar België dient te volgen, omdat er geen weigeringsgronden zijn aangetoond. De rechtbank beveelt de moeder om de minderjarige uiterlijk op 10 maart 2015 met de benodigde reisdocumenten aan de vader af te geven, zodat hij de minderjarige mee kan terugnemen naar België. De rechtbank benadrukt het belang van contactherstel tussen de minderjarige en de vader en beveelt aan dat partijen professionele hulp inschakelen voor de minderjarige.