ECLI:NL:RBDHA:2015:7403
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- J. Ghrib
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening inzake sluiting raamprostitutie-inrichting in Den Haag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 1 juli 2015 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van de verzoeker, de beheerder van een raamprostitutie-inrichting in Den Haag. De burgemeester van Den Haag had op 15 juni 2015 besloten om de inrichting voor de duur van drie maanden te sluiten, ingaande op 16 juni 2015, naar aanleiding van een opsporingsonderzoek door de Koninklijke Marechaussee naar mensenhandel. De verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om schorsing van de sluiting totdat op zijn bezwaar was beslist.
Tijdens de zitting op 29 juni 2015 heeft de voorzieningenrechter de feiten en omstandigheden van de zaak gehoord. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de verzoeker niet op de hoogte was van de aanwezigheid van slachtoffers van mensenhandel in zijn inrichting en dat hij geen actieve betrokkenheid had bij de mensenhandel. Desondanks heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat de burgemeester op basis van de Algemene plaatselijke verordening (APV) bevoegd was om de sluiting te bevelen, gezien de ernst van de situatie en de verantwoordelijkheden van de exploitant.
De voorzieningenrechter heeft overwogen dat het beleid van de burgemeester, dat mensenhandel als zeer ernstig incident beschouwt, redelijk is. De verzoeker had signalen moeten opmerken die hem hadden moeten waarschuwen voor de gang van zaken in zijn inrichting. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, met de overweging dat het algemeen belang van de sluiting zwaarder weegt dan de financiële gevolgen voor de verzoeker. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.