ECLI:NL:RBDHA:2015:7297
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Tussenuitspraak inzake recht op bijstand voor Unieburger met rechtmatig verblijf in Nederland
In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 26 juni 2015, wordt de aanvraag van een Unieburger om bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (Wwb) behandeld. Eiseres, een Unieburger, heeft in 2011 rechtmatig verblijf in Nederland verkregen, maar heeft geen inkomen verworven en leeft van haar vermogen. Haar aanvraag om bijstand is door het college van burgemeester en wethouders van Den Haag afgewezen, met het argument dat zij op grond van artikel 11, lid 2, van de Wwb geen recht op bijstand heeft omdat zij niet als werkzoekende naar Nederland is gekomen. De rechtbank oordeelt dat deze afwijzing onterecht is, omdat eiseres rechtmatig verblijf heeft en niet onder de uitzonderingen van de Richtlijn 2004/38/EG valt. De rechtbank stelt vast dat de beleidsinstructie die door verweerder is toegepast, niet kan worden aangemerkt als een beleidsregel en onverbindend is. De rechtbank geeft verweerder de gelegenheid om het gebrek in het bestreden besluit te herstellen en het verblijfsrecht van eiseres door de IND te laten toetsen. De uitspraak benadrukt het belang van gelijke behandeling van Unieburgers in Nederland en de voorwaarden waaronder zij recht hebben op bijstand.