In deze octrooizaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag, stond de vraag centraal of Occlutech International AB (eiseres) had aangetoond dat de occluders die door Dr. Masura in 1995 waren geïmplanteerd, openbaar voorgebruikt waren. De rechtbank oordeelde dat Occlutech niet in haar bewijsopdracht was geslaagd. De procedure werd aangehouden in afwachting van een beslissing van de Oppositie Afdeling van het Europees Octrooibureau (EOB) over de geldigheid van het octrooi. De rechtbank merkte op dat er onvoldoende bewijs was geleverd dat de occluders de vereiste 'cupped' vorm hadden, en dat de getuigenissen van Dr. Masura en Dr. Gavora elkaar tegenspraken. De rechtbank besloot de zaak te schorsen totdat er een eindoordeel was over de vraag of het octrooi stand zou houden, en hield verdere beslissingen aan. Dit vonnis werd uitgesproken op 4 maart 2015.