Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
Procesverloop
Overwegingen
Er is geen grond voor het oordeel dat verweerder zijn verwachting over welke informatie verzoeker zou moeten kunnen geven over het gestelde land van herkomst en zijn gestelde leefomgeving had dienen te staven met informatie uit objectieve bronnen, omdat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de vragen die aan verzoeker zijn gesteld dermate basaal zijn, dat in alle redelijkheid ervan uit kan worden gegaan dat verzoeker hierop een antwoord had kunnen geven. Verweerder heeft daarbij in aanmerking kunnen nemen dat verzoeker, ook anders dan via school, op de hoogte kan raken van algemeen bekende informatie over de woonomgeving en dat verzoeker blijkens de gehoren wel een uitvoerige weergave heeft kunnen geven van de landen via welke hij naar Nederland is gereisd, waaruit verweerder in redelijkheid heeft kunnen concluderen dat verzoeker omgevingsbewust is en in staat is om zich geografisch te oriënteren. Voorts heeft verweerder verzoeker in dit verband niet hoeven volgen in zijn stelling dat hij geen onderwijs heeft genoten, nu hij hierover tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd. In het eerste gehoor heeft verzoeker immers verklaard dat hij nooit op school heeft gezeten, terwijl hij in het gehoor voorafgaande aan het opleggen van de maatregel van bewaring van 5 maart 2015 heeft verklaard dat hij een schooldiploma heeft.
Gelet op het voorgaande is er geen grond voor het oordeel dat verweerder niet individueel, objectief en onpartijdig onderzoek heeft gedaan naar het asielverzoek van verzoeker.
De beroepsgrond slaagt niet.
De beroepsgrond slaagt niet.