In deze zaak heeft de vennootschap Can-Pack S.A., gevestigd in Krakau, Polen, een kort geding aangespannen tegen [A] Lucanto, die als handelsagent voor Can-Pack heeft gewerkt. De zaak betreft een geschil over de beëindiging van de agentuurovereenkomst en de geldigheid van een concurrentiebeding. Can-Pack vordert dat [A] zijn werkzaamheden voor een concurrent staakt en zich houdt aan de bepalingen van de Overeenkomst, waaronder het concurrentiebeding. [A] heeft echter aangevoerd dat de voorzieningenrechter onbevoegd is om van de vorderingen kennis te nemen, omdat er een arbitragebeding in de Overeenkomst is opgenomen dat bepaalt dat geschillen onderworpen zijn aan de regels van het Oostenrijkse arbitragecentrum.
De voorzieningenrechter heeft op 12 juni 2015 geoordeeld dat, gezien het arbitragebeding, de vorderingen van Can-Pack niet in behandeling kunnen worden genomen. De rechter heeft vastgesteld dat de vorderingen tijdig in arbitrage kunnen worden behandeld, zoals ook door [A] is betoogd. Hierdoor verklaarde de voorzieningenrechter zich onbevoegd om van de vorderingen van Can-Pack kennis te nemen. Tevens is Can-Pack veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 1.101,-, inclusief advocaatkosten en griffierecht.
De uitspraak benadrukt het belang van arbitragebedingen in contracten en de gevolgen daarvan voor de bevoegdheid van de rechter in civiele zaken. De uitspraak is relevant voor partijen die betrokken zijn bij internationale overeenkomsten en de toepassing van arbitrage in geschillenbeslechting.