ECLI:NL:RBDHA:2015:6959

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 juni 2015
Publicatiedatum
17 juni 2015
Zaaknummer
C-09-486859 - KG ZA 15-508
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de voorzieningenrechter in kort geding met betrekking tot arbitragebeding

In deze zaak heeft de vennootschap Can-Pack S.A., gevestigd in Krakau, Polen, een kort geding aangespannen tegen [A] Lucanto, die als handelsagent voor Can-Pack heeft gewerkt. De zaak betreft een geschil over de beëindiging van de agentuurovereenkomst en de geldigheid van een concurrentiebeding. Can-Pack vordert dat [A] zijn werkzaamheden voor een concurrent staakt en zich houdt aan de bepalingen van de Overeenkomst, waaronder het concurrentiebeding. [A] heeft echter aangevoerd dat de voorzieningenrechter onbevoegd is om van de vorderingen kennis te nemen, omdat er een arbitragebeding in de Overeenkomst is opgenomen dat bepaalt dat geschillen onderworpen zijn aan de regels van het Oostenrijkse arbitragecentrum.

De voorzieningenrechter heeft op 12 juni 2015 geoordeeld dat, gezien het arbitragebeding, de vorderingen van Can-Pack niet in behandeling kunnen worden genomen. De rechter heeft vastgesteld dat de vorderingen tijdig in arbitrage kunnen worden behandeld, zoals ook door [A] is betoogd. Hierdoor verklaarde de voorzieningenrechter zich onbevoegd om van de vorderingen van Can-Pack kennis te nemen. Tevens is Can-Pack veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 1.101,-, inclusief advocaatkosten en griffierecht.

De uitspraak benadrukt het belang van arbitragebedingen in contracten en de gevolgen daarvan voor de bevoegdheid van de rechter in civiele zaken. De uitspraak is relevant voor partijen die betrokken zijn bij internationale overeenkomsten en de toepassing van arbitrage in geschillenbeslechting.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/486859 / KG ZA 15-508
Vonnis in kort geding van 12 juni 2015
in de zaak van
de vennootschap naar buitenlands recht
Can-Pack S.A.,
gevestigd te Krakau (Polen),
eiseres in conventie,
verweerster in voorwaardelijke reconventie,
advocaat mr. R. Teitler te Amsterdam,
tegen:
[A], handelende onder de naam
Lucanto,
wonende te [woonplaats],
gedaagde in conventie,
eiseres in voorwaardelijke reconventie,
advocaat mr. J.G. Mulder te Rotterdam.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘Can Pack’ en ‘[A]’.

1.Het procesverloop

Can-Pack heeft [A] op 30 april 2015 doen dagvaarden om op 29 mei 2015 te verschijnen ter zitting van de voorzieningenrechter van deze rechtbank. De zaak is op die datum behandeld. Vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten in conventie en in reconventie

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van 29 mei 2015 wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1.
Can-Pack is een Polen gevestigde onderneming die zich bezig houdt met de productie van verpakkingen van levensmiddelen, met name (alcoholische en non-alcoholische) dranken. Can-Pack is in heel Europa actief.
2.2.
Met ingang van januari 2010 heeft [A] op grond van (een tweemaal verlengde) agentuurovereenkomst (‘contract of mandate’, hierna ‘de Overeenkomst’) als handelsagent voor Can-Pack gewerkt. De laatstelijk overeengekomen verlenging had een looptijd tot 31 mei 2015.
2.3.
In de Overeenkomst is een geheimhoudingsbeding (artikel 7), een relatiebeding (artikel 8) en een concurrentiebeding (artikelen 9 en 10) opgenomen. Voorts is in artikel 16 van de Overeenkomst het volgende bepaald:

1. All matters not regulated in this Agreement shall be governed by the provisions of Austrian substantive law. The above mentioned law shall be applicable also in case of dispute.
2. All disputes arising out of this Agreement and all individual contracts (orders) made there under and related to its violation, termination or nullity shall be finally settled under the Rules of Arbitration and Conciliation of the International Arbitral Centre of the Austrian Federal Economic Chamber in Vienna (Vienna Rules) by the arbitrator appointed in accordance with these Rules. The substantive law of Austria shall be applicable. (…)
2.4.
Per e-mail van 27 maart 2015 heeft [A] aan Can-Pack meegedeeld dat hij bij Can-Pack vertrekt en dat hij, zo vermeldt de mail ‘found challenges elswhere in the Beverage Can Industry’. In deze mail schrijft [A] dat hij zich niet gebonden acht aan het concurrentiebeding.
2.5.
Bij brief van 10 april 2015 heeft Can-Pack aan [A] meegedeeld dat zij de Overeenkomst met onmiddellijke ingang beëindigt.
2.6.
Inmiddels is [A] werkzaam voor Helvetia Packaging AG (hierna ‘Helvetia Packaging’), een directe concurrent van Can-Pack.

3.Het geschil

in conventie
3.1
Na vermindering van eis vordert Can-Pack – zakelijk weergegeven – [A] te veroordelen zijn activiteiten voor Helvetia Packaging of een aan haar gelieerde onderneming te staken en gestaakt te houden en hem te veroordelen tot nakoming van het concurrentiebeding als beschreven in artikel 9 en 10 van de Overeenkomst, en/of het geheimhoudingsbeding en het relatiebeding als bedoeld in artikel 7 en 8 van de Overeenkomst, een en ander op straffe van een dwangsom en met veroordeling van [A] in de proceskosten.
3.2.
Daartoe stelt Can-Pack het volgende. Door zijn plotselinge, onaangekondigde overstap naar een belangrijke concurrent, handelt [A] in strijd met de bepalingen van de Overeenkomst. Bovendien is het handelen van [A] onrechtmatig jegens Can-Pack. Aangezien [A] met de door hem bij Can-Pack opgedane uitzonderlijke en uitputtende kennis van de commerciële bedrijfsvoering van Can-Pack Helvetia Packaging exact kan informeren over onder meer de door Can-Pack gehanteerde prijzen en voorwaarden, en logistieke kosten, verkrijgt Helvetia Packaging een oneerlijk concurrentievoordeel en lijdt Can-Pack (omzet)schade.
3.3.
[A] voert gemotiveerd verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.
in voorwaardelijke reconventie
3.4.
[A] vordert, onder de voorwaarde dat de voorzieningenrechter zich bevoegd acht over de eis in conventie te beslissen, – zakelijk weergegeven – Can-Pack te veroordelen aan [A] te betalen € 35.932,75.
3.5.
Daartoe stelt [A] het volgende. Op grond van de Overeenkomst is Can-Pack over de periode tot 10 april 2015 € 13.945,- verschuldigd aan [A]. Daarnaast dient Can-Pack € 21.987,75 aan [A] te vergoeden ter zake van de vaste vergoeding en de (evenredige) vaste bonus waar [A] tot 31 mei 2015 recht op zou hebben gehad indien de Overeenkomst op rechtmatige wijze zou zijn geëindigd.
3.6.
Can-Pack voert gemotiveerd verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.

4.De beoordeling van het geschil

in conventie
4.1.
Als meest verstrekkende verweer heeft [A] met verwijzing naar artikel 1074d Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering (Rv) aangevoerd dat de voorzieningenrechter onbevoegd is om van de vorderingen van Can-Pack kennis te nemen. Hiertoe heeft [A] verwezen naar het arbitragebeding van artikel 16 van de Overeenkomst. Daarnaast heeft [A] met verwijzing naar de door hem in het geding gebrachte legal opinion van de Oostenrijkse advocaat Mag. [B]betoogd dat onder de in artikel 16 vermelde Vienna Rules het mogelijk is binnen enkele weken een voorlopige voorziening te treffen. In de dagvaarding heeft Can-Pack in dit verband een beroep gedaan op artikel 33 lid 5 van de Vienna Rules, waarin is bepaald dat de mogelijkheden van het scheidsgerecht om voorlopige en bewarende voorzieningen te treffen niet afdoen aan de bevoegdheid van partijen zich voor dergelijke voorzieningen tot de nationale rechter te wenden. Met betrekking tot deze kwestie wordt als volgt overwogen.
4.2.
Uit artikel 16 van de tussen partijen gesloten Overeenkomst vloeit voort dat arbitrage buiten Nederland moet plaatsvinden. Op grond van artikel 1074d Rv – dat op 1 januari 2015 in werking is getreden – verklaart de rechter zich dan uitsluitend bevoegd, indien de gevraagde beslissing niet of niet tijdig in arbitrage kan worden gekregen. Aangezien [A] gemotiveerd en onweersproken heeft gesteld dat het onder Vienna Rules mogelijk is binnen enkele weken een voorlopige voorziening te treffen, moet het ervoor gehouden worden dat de thans door Can-Pack gevorderde voorzieningen tijdig in arbitrage kunnen worden verkregen. De voorzieningenrechter zal zich daarom op grond van artikel 1074 d Rv onbevoegd verklaren om van de vorderingen van Can-Pack kennis te nemen.
4.3.
Can-Pack zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding.
in reconventie
4.4.
Aangezien de voorzieningenrechter zich in conventie onbevoegd zal verklaren, behoeft de voorwaardelijk ingestelde vordering in reconventie geen beoordeling meer.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter:
in conventie
- verklaart zich onbevoegd om van de onderhavige vorderingen kennis te nemen;
- veroordeelt Can-Pack in de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van [A] begroot op € 1.101,-, waarvan € 816,- aan salaris advocaat en € 285,- aan griffierecht.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E. Groeneveld-Stubbe en in het openbaar uitgesproken op 12 juni 2015.
WJ