ECLI:NL:RBDHA:2015:682

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 januari 2015
Publicatiedatum
26 januari 2015
Zaaknummer
C-09-479888 - JE RK 14-2853
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 19 januari 2015 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen, geboren in 2002 en 2003. De verzoekschriften voor deze verlengingen waren op 23 december 2014 ingediend door de Stichting Bureau Jeugdzorg Haaglanden, thans Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden, en de moeder van de minderjarigen, die belast is met het ouderlijk gezag. De minderjarigen verblijven feitelijk bij de pleegmoeder, die echter regelmatig in het buitenland verblijft, wat leidt tot zorgen over de zorg voor de kinderen.

De moeder heeft ingestemd met de verlenging van de ondertoezichtstelling, maar verzet zich tegen de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing. Zij heeft zorgen geuit over de veiligheid van de minderjarigen in het pleeggezin, waar volgens haar sprake is van onhoudbare omstandigheden. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren en heeft kennisgenomen van de ingediende verzoekschriften, het hulpverleningsplan en een verslag van de ondertoezichtstelling.

De kinderrechter heeft geoordeeld dat de gronden voor ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing nog aanwezig zijn. De ondertoezichtstelling is verlengd tot 25 januari 2016, terwijl de machtiging tot uithuisplaatsing voor een kortere duur is verlengd tot 15 februari 2015. De kinderrechter heeft tevens verzocht om een schriftelijk verslag van een aankomend gesprek tussen de jeugdbeschermer, de pleegmoeder en de moeder, om de situatie van de minderjarigen verder te kunnen beoordelen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad en er kan binnen drie maanden hoger beroep worden ingesteld.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Kinderrechter
Rekestnummer: JE RK 14-2853
Zaaknummer: C/09/479888
Datum beschikking: 19 januari 2015

Verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing

Beschikking op de op 23 december 2014 ingekomen verzoekschriften van:

de Stichting Bureau Jeugdzorg Haaglanden, thans geheten Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden (verder: de gecertificeerde instelling),
met betrekking tot de minderjarigen:
1. [minderjarige 1]geboren op [geboortedatum] 2002 te [geboorteplaats];
2.[minderjarige 2]geboren op [geboortedatum] 2003 te [geboorteplaats],
kinderen van:
[A],
de moeder,
wonende te [woonplaats],
die belast is met het ouderlijk gezag.
Als belanghebbende in deze procedure wordt tevens aangemerkt:
[B](de pleegmoeder),
wonende te [woonplaats].
De minderjarigen verblijven feitelijk bij de pleegmoeder.

Procedure

De kinderrechter heeft kennisgenomen van:
- de verzoekschriften, met als bijlage het hulpverleningsplan en een verslag van het verloop
van de ondertoezichtstelling;
- het op 16 januari 2015 ter griffie van de rechtbank ingekomen verweerschrift van de
moeder, ingediend door haar advocaat mr. N. Walenkamp.
Op 19 januari 2015 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank met gesloten deuren behandeld. Hierbij zijn verschenen:
- de heer[X] namens de gecertificeerde instelling;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat.

Feiten

De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking d.d. 23 januari 2014 de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarigen in een voorziening voor pleegzorg verlengd van 25 januari 2014 tot 25 januari 2015.

Verzoek en verweer

De verzoeken strekken tot verlenging van de ondertoezichtstelling voor de periode van één jaar, alsmede tot verlenging van de machtiging uithuisplaatsing van de minderjarigen in een voorziening voor pleegzorg voor de duur van de ondertoezichtstelling.
De moeder heeft ingestemd met de verzochte verlenging van de ondertoezichtstelling van de minderjarigen. Zij voert echter verweer tegen de verzochte verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarigen. Zij heeft daartoe naar voren gebracht dat de pleegmoeder regelmatig voor langere tijd in het buitenland verblijft en de zorg over de minderjarigen dan overlaat aan haar 25-jarige dochter ([X]). De dochter heeft de minderjarigen echter niet onder controle en lijkt lichamelijk en psychisch geweld te moeten gebruiken om de minderjarigen de baas te zijn. De minderjarige sub 2 heeft daarbij aangegeven dat hij bang is in het pleeggezin en dat hij vaak blauwe plekken heeft die zijn veroorzaakt door het pleeggezin Volgens de moeder hebben de minderjarigen dit doorgegeven aan de hulpverleners die unaniem hebben aangegeven dat de situatie binnen het pleeggezin onhoudbaar is en het pleeggezin geen veilige en liefdevolle omgeving meer biedt voor de minderjarigen. Nu zij zorgen heeft over het verblijf van de minderjarigen in het pleeggezin meent de moeder dat het thans aangewezen is dat de gecertificeerde instelling onderzoek gaat doen in hoeverre de mogelijkheid bestaat dat de minderjarigen onder begeleiding binnen het gezin van de moeder kunnen opgroeien. In het geval de kinderrechter van oordeel is dat de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd moet worden, verzoekt de moeder om de minderjarigen in een ander pleeggezin te plaatsen en een omgangsregeling tussen de minderjarigen en haar vast te stellen van twee middagen per 7 dagen op woensdag en op vrijdag, waarbij de moeder de minderjarigen van school ophaalt en de moeder de minderjarigen zaterdag ochtend weer terugbrengt.

Beoordeling

De pleegmoeder is conform de wettelijke vereisten opgeroepen, doch niet verschenen.
De minderjarige sub 1 is in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verzoek, doch heeft daarvan geen gebruik gemaakt.
De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter terechtzitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor ondertoezichtstelling nog aanwezig zijn en dat het noodzakelijk is de ondertoezichtstelling te verlengen als verzocht.
Voorts is de kinderrechter van oordeel dat de in artikel 1:265b, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor een machtiging tot uithuisplaatsing nog aanwezig zijn.
De kinderrechter zal echter de machtiging voor een kortere duur dan verzocht verlengen en de daarop betrekking hebbende verzoeken voor het overige aanhouden tot de nader bepaalde zitting.
Daarbij overweegt de kinderrechter dat haar is gebleken dat op 27 januari 2015 een gesprek zal plaatsvinden tussen de jeugdbeschermer, de begeleider van het pleeggezin, [Y], de pleegmoeder en de moeder. De veiligheid van de minderjarigen en hun perspectief zal daar worden besproken. De kinderrechter wil, teneinde een definitieve beslissing te nemen op de machtiging tot uithuisplaatsing schriftelijk geïnformeerd worden door de gecertificeerde instelling omtrent de inhoud van voornoemd gesprek en de mogelijke conclusies die daaruit volgen. Voorts wenst de kinderrechter, gezien de geuite zorgen omtrent de situatie in het pleeggezin, dan ter terechtzitting geïnformeerd te worden door de pleegmoeder en beide minderjarigen. Zij zal hen daartoe opnieuw laten oproepen voor de bepaalde terechtzitting.

Beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van de minderjarigen van 25 januari 2015 tot
25 januari 2016 met behoud van Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden,
en
verlengt de aan Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden verleende machtiging de minderjarigen gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg van 25 januari 2015 tot 15 februari 2015;
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad;
houdt de behandeling van de verzoeken aangaande de machtiging tot uithuisplaatsing voor het overige aan tot de terechtzitting van
9 februari 2015 te 14:30 uur;
verzoekt de jeugdbeschermer uiterlijk vrijdag 6 februari 2015 schriftelijk verslag uit te brengen aan de kinderrechter en de overige belanghebbenden omtrent het hiervoor overwogene;
gelast de griffier tegen voormelde zitting op te roepen:
- Stichting Bureau Jeugdzorg west Haaglanden;
- de moeder;
- de advocaat van de moeder, mr. N. Walenkamp;
- de pleegmoeder;
- de minderjarige sub 1 en sub 2.
Deze beschikking is gegeven door mr. M. Dam, kinderrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 januari 2015 in tegenwoordigheid van A.U. Hatuina als griffier.
Van deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld binnen
drie maandenna de dag van de uitspraak door indiening van een beroepschrift bij de griffie van het Gerechtshof Den Haag.