In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 19 januari 2015 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen, geboren in 2002 en 2003. De verzoekschriften voor deze verlengingen waren op 23 december 2014 ingediend door de Stichting Bureau Jeugdzorg Haaglanden, thans Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden, en de moeder van de minderjarigen, die belast is met het ouderlijk gezag. De minderjarigen verblijven feitelijk bij de pleegmoeder, die echter regelmatig in het buitenland verblijft, wat leidt tot zorgen over de zorg voor de kinderen.
De moeder heeft ingestemd met de verlenging van de ondertoezichtstelling, maar verzet zich tegen de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing. Zij heeft zorgen geuit over de veiligheid van de minderjarigen in het pleeggezin, waar volgens haar sprake is van onhoudbare omstandigheden. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren en heeft kennisgenomen van de ingediende verzoekschriften, het hulpverleningsplan en een verslag van de ondertoezichtstelling.
De kinderrechter heeft geoordeeld dat de gronden voor ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing nog aanwezig zijn. De ondertoezichtstelling is verlengd tot 25 januari 2016, terwijl de machtiging tot uithuisplaatsing voor een kortere duur is verlengd tot 15 februari 2015. De kinderrechter heeft tevens verzocht om een schriftelijk verslag van een aankomend gesprek tussen de jeugdbeschermer, de pleegmoeder en de moeder, om de situatie van de minderjarigen verder te kunnen beoordelen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad en er kan binnen drie maanden hoger beroep worden ingesteld.