ECLI:NL:RBDHA:2015:6812

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 juni 2015
Publicatiedatum
15 juni 2015
Zaaknummer
09/018219-15
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verantwoordelijkheid voor gevaarlijke honden en de gevolgen van een bijtincident

Op 3 juni 2015 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die verantwoordelijk was voor zes gevaarlijke honden, specifiek Staffords. De verdachte werd beschuldigd van het onvoldoende zorg dragen voor het onschadelijk houden van deze honden, wat resulteerde in een fatale aanval op een labrador. De feiten vonden plaats op 15 december 2014 in de gemeente Katwijk, waar de verdachte de honden zonder leiband of muilkorf uitliet. Ondanks eerdere waarschuwingen en bijtincidenten, heeft de verdachte de honden losgelaten, wat leidde tot de dood van de labrador. De rechtbank oordeelde dat de verdachte schuldig was aan het niet voldoende zorg dragen voor de honden, maar sprak haar vrij van de beschuldiging van opzettelijke doodslag op de labrador. De rechtbank legde een werkstraf op en een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand, met een proeftijd van drie jaar, waarin de verdachte geen honden mag houden. Daarnaast werden de honden verbeurd verklaard, wat betekent dat het openbaar ministerie beslist over hun toekomst. De rechtbank hield rekening met de emotionele impact van het incident op de betrokkenen en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/018219-15
Datum uitspraak: 3 juni 2015
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de op 2 april 2015 door de politierechter naar de meervoudige strafkamer verwezen zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op[geboortedag]1981 te[geboorteplaats],
BRP-adres: [adres] [woonplaats].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 20 mei 2015.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. R. van Bokhoven en van hetgeen door de raadsvrouw van verdachte mr. D.M.P. van Eijsden, advocaat te Den Haag, en door verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
zij op of omstreeks 15 december 2014 in de gemeente Katwijk geen voldoende zorg heeft gedragen voor het onschadelijk houden van (een) onder haar hoede staande gevaarlijk(e) dier(en), te weten zes Pitbulls en/of Staffords, immers heeft zij, verdachte, willens en wetens één of meerdere Pitbull(s) en/of Stafford(s) onaangelijnd en/of zonder halsband en/of zonder muilkorf los laten lopen en/of onvoldoende aangeroepen en/of weggetrokken, (mede) ten
gevolge waarvan er onvoldoende controle en/of toezicht over die Pitbull(s) en/of Stafford(s) mogelijk was, ten gevolge waarvan een hond ras Labrador is doodgebeten;
2.
zij op of omstreeks 15 december 2014 in de gemeente Katwijk opzettelijk en wederrechtelijk een dier, te weten een hond, ras Labrador, geheel of ten dele toebehoorde aan een ander, te weten [eigenaresse van de Labrador], middels haar hond(en) type Pitbull(s) en/of Stafford(s) heeft gedood, immers heeft zij die hond(en)(tezamen en/of in een roedel) onaangelijnd en/of zonder halsband en/of zonder muilkorf los laten lopen en/of onvoldoende aangeroepen en/of weggetrokken, (mede) zodat onvoldoende controle en/of toezicht door haar verdachte, over die hond(en) type Pitbull(s) en/of Stafford(s) mogelijk was, ten gevolge waarvan die Labrador is doodgebeten.

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
Inleiding
Verdachte en haar vriend, de eigenaar van zes honden van het ras Stafford, woonden in 2014 samen. Als haar vriend aan het werk was, liet zij de honden uit. In 2014 zijn er verscheidene meldingen van overlast geweest vanuit de buurt met betrekking tot de honden. Ook zijn er twee bijtincidenten geweest, waarbij een van de honden in januari 2014 een kip en in juni 2014 een andere hond heeft gebeten. Naar aanleiding van dit laatste incident, waarbij verdachte degene was die de honden uitliet, zijn de honden geschouwd en is voor de hond genaamd Sierra de verplichting tot muilkorven en kort aanlijnen opgelegd. De politie heeft diverse gesprekken gevoerd met zowel verdachte als haar vriend, waarbij hun erop gewezen is dat verdachte de honden niet altijd onder controle heeft. Zij zou ze niet meer uitlaten. Op 15 december 2014 is verdachte met de zes honden in de auto naar het duingebied gereden en heeft ze daar, zonder halsband en onaangelijnd, uitgelaten. In het duingebied liep tevens [eigenaresse van de Labrador] met haar labrador, genaamd Faya, en haar tweejarige dochter in de kinderwagen. De honden die verdachte onder haar hoede had, vielen de labrador aan en beten haar zodanig dat zij is komen te overlijden. Verdachte liep op dat moment op enige afstand van de honden. De honden reageerden niet op het aanroepen door verdachte. Eén van de honden, genaamd Danger, viel ook de andere honden aan en vrat de labrador aan. Toen de politie ter plaatse kwam, achtte zij de situatie dusdanig bedreigend dat er een schot is gelost op Danger. De hond Sierra bleek geen muilkorf om te hebben; er is door de politie ook geen muilkorf in de omgeving aangetroffen.
Feit 1
De rechtbank acht bewezen dat verdachte het onder 1 tenlastegelegde, kort gezegd: het niet voldoende zorg dragen voor het onschadelijk houden van onder haar hoede staande gevaarlijke dieren, heeft begaan.
De rechtbank is van oordeel dat met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering kan worden volstaan, nu verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft bekend. Voorts heeft verdachte nadien niet anders verklaard en heeft de raadsvrouw van verdachte geen vrijspraak bepleit.
De rechtbank bezigt de volgende bewijsmiddelen voor de bewezenverklaring:
  • de verklaring van verdachte ter terechtzitting van 20 mei 2015;
  • proces-verbaal van aangifte van[eigenaresse van de Labrador], p. 33-36;
  • proces-verbaal van bevindingen p. 10-12.
Feit 2
Vaststaat dat de zes honden die verdachte onder zich had Faya, de hond van [eigenaresse van de Labrador], hebben doodgebeten. Voor een bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde feit is vereist dat verdachte opzet heeft gehad op het middels die honden doden van de hond van [eigenaresse van de Labrador]. In elk geval is duidelijk dat verdachte de hond van[eigenaresse van de Labrador] door middel van haar handelen niet heeft willen doden; van boos of rechtstreeks opzet op de dood van die hond is daarom geen sprake geweest.
De rechtbank dient vervolgens de vraag te beantwoorden of verdachte opzet in voorwaardelijke zin op de dood van de hond heeft gehad. Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – zoals hier de dood van de hond van [eigenaresse van de Labrador] – is aanwezig indien de verdachte de aanmerkelijke kans dat dat gevolg zal intreden bewust heeft aanvaard. De beantwoording van de vraag of een gedraging deze aanmerkelijke kans in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Er is geen grond de aanmerkelijke kans afhankelijk te stellen van de aard van het gevolg. Het zal moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting leidt de rechtbank af dat er een kans was dat de honden die verdachte onder zich had, indien zij tezamen losliepen, een hond zouden aanvallen en mogelijk zouden doodbijten. De rechtbank ziet in het dossier echter onvoldoende aanknopingspunten op grond waarvan kan worden geoordeeld dat die kans aanmerkelijk was.
De rechtbank acht derhalve niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in enigerlei vorm opzet heeft gehad op de dood van de hond van[eigenaresse van de Labrador] en zal verdachte van het onder 2 ten laste gelegde feit vrijspreken. De rechtbank merkt reeds hier op dat dit geen afbreuk doet aan de strafwaardigheid van het handelen van verdachte.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat:
1.
zij op 15 december 2014 in de gemeente Katwijk geen voldoende zorg heeft gedragen voor het onschadelijk houden van onder haar hoede staande gevaarlijke dieren, te weten zes Staffords, immers heeft zij, verdachte, willens en wetens meerdere Staffords onaangelijnd en zonder halsband en zonder muilkorf los laten lopen en onvoldoende aangeroepen en weggetrokken, ten gevolge waarvan er onvoldoende controle en toezicht over die Staffords mogelijk was, ten gevolge waarvan een hond, ras Labrador, is doodgebeten.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die haar strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van feit 2 te veroordelen tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis, en een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren onder de bijzondere voorwaarde dat verdachte gedurende de proeftijd geen honden zal houden en/of bezitten. De officier van justitie heeft gevorderd ten aanzien van feit 1 artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht toe te passen en geen straf of maatregel op te leggen. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat, mocht de rechtbank ten aanzien van feit 2 tot een andere beslissing komen dan gevorderd, artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht niet toegepast dient te worden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft bepleit verdachte een aanzienlijk lagere straf op te leggen dan door de officier van justitie is geëist. De raadsvrouw heeft verzocht bij de hoogte van de strafmaat rekening te houden met de omstandigheden dat de onderhavige zaak zeer emotioneel beladen is, verdachte daarvan grote gevolgen heeft ondervonden doordat zij bedreigd en zwartgemaakt is, verdachte de zorg over haar kind heeft en dat verdachte het financieel niet breed heeft.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Verdachte heeft onvoldoende zorg gedragen voor het onschadelijk houden van zes gevaarlijke honden -Staffords- die zij onder haar hoede had. Ondanks dat verdachte zich ervan bewust was dat zij onvoldoende controle had over de honden en er eerder, toen de honden onder haar hoede stonden, een bijtincident had plaatsgevonden, is verdachte met de zes honden gaan wandelen zonder dat zij die had aangelijnd of gemuilkorfd. De zes honden hebben vervolgens een labrador aangevallen en deze doodgebeten. Dit is een zeer naar feit. De bazin van de labrador die dit afschuwelijke tafereel heeft moeten aanschouwen, lijdt blijkens de toelichting op de vordering benadeelde partij nog altijd aan de psychische gevolgen daarvan. Ook was het tweejarige dochtertje van de bazin hierbij aanwezig. Verder heeft het incident een grote impact gehad op andere omstanders en buurtbewoners. De rechtbank neemt verdachte haar handelen ernstig kwalijk.
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel Justitiële Documentatie betreffende verdachte van 24 maart 2015. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld wegens soortgelijke feiten.
Hoewel verdachte wordt vrijgesproken van het onder 2 tenlastegelegde, acht de rechtbank een aantal taakstraffen, in de vorm van een werkstraf, van na te noemen totale duur passend en geboden. De rechtbank zal daarnaast een geheel voorwaardelijke hechtenis van na te noemen duur opleggen met een proeftijd van 3 jaren als stok achter de deur om dergelijke feiten in de toekomst te voorkomen. De rechtbank zal daaraan na te noemen bijzondere voorwaarde verbinden.

7.De vordering van de benadeelde partij / de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering
[eigenaresse van de Labrador] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 2.561,03.
7.2
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij en gevorderd dat de rechtbank aan verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 2.561,03, subsidiair 35 dagen hechtenis, ten behoeve van [eigenaresse van de Labrador].
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde crematiekosten en de kosten voor kalmeringstabletten kunnen worden toegewezen en dat de benadeelde partij voor het overige deel niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de posten ‘kosten crematie’, ‘beschadigde schoenen’ en ‘kalmeringsmiddelen’, is voldoende onderbouwd door de benadeelde partij. Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks deze schade heeft geleden als gevolg van het bewezenverklaarde feit. Voorts zal de rechtbank tevens een gedeelte van de gevorderde schade onder de post ‘koopsom labrador’ toewijzen, te weten tot een bedrag van € 300,-, nu de vordering op dit punt in zoverre evenzeer voldoende is onderbouwd en rechtstreekse schade betreft. De rechtbank neemt bij de vaststelling van de hoogte van deze schadepost de leeftijd van de hond in aanmerking en komt op grond daarvan tot een lager bedrag dan is gevorderd.
De rechtbank zal derhalve de vordering toewijzen tot een bedrag van € 711,03.
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente toewijzen, nu vast is komen te staan dat de schade met ingang van 15 december 2014 is ontstaan.
De rechtbank zal voor het overige deel van de vordering, dat feitelijk ziet op shock- en affectieschade, de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren, aangezien de vordering in zoverre een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Dit brengt mee dat verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met haar vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 1 bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 711,03, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 15 december 2014 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van [eigenaresse van de Labrador].

8.De inbeslaggenomen goederen

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen (beslaglijst, die als bijlage C aan dit vonnis is gehecht) onder 1 t/m 6 genummerde voorwerpen, zijnde de honden welke verdachte onder haar hoede had, zullen worden verbeurdverklaard.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de inbeslaggenomen honden terug te geven aan de eigenaar, zijnde[eigenaar van de honden].
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De zes honden die verdachte onder zich had en die de hond van[eigenaresse van de Labrador] hebben doodgebeten zijn inbeslaggenomen. Op verzoek van het openbaar ministerie is door dr. M.B.H. Schilder, als gedragsdeskundige verbonden aan de Faculteit Diergeneeskunde van de Universiteit Utrecht, ten aanzien van elk van deze honden een risicoassessment opgemaakt. Ten aanzien van de honden Roxy en Bodhi heeft de heer Schilder aanbevolen hen te herplaatsen bij een ervaren eigenaar zonder andere honden en ten aanzien van Bodhi bij een eigenaar die eveneens geen kleine kinderen heeft. Ten aanzien van de hond Tara heeft de heer Schilder aanbevolen om haar een training te laten volgen bij de opslaghouder of elders; mocht deze succesvol blijken, dan wordt aanbevolen haar te herplaatsen bij een ervaren eigenaar zonder andere honden. Ten aanzien van alle drie de honden geeft dr. Schilder voorts een aantal adviezen, zoals aanlijnen en training. Ten aanzien van de honden Hope en Danger heeft de heer Schilder aanbevolen deze vanwege het risico voor mensen en andere honden te laten euthanaseren.
Ten aanzien van de hond Sierra heeft de heer Schilder tevens euthanasie aanbevolen, maar dit vanwege haar slechte gezondheidstoestand. Deze hond is reeds geëuthanaseerd.
Naar aanleiding van de risico assessments is ten aanzien van Hope en Danger door hondengedragstherapeut H. Gaus-Uitterdijk een contra-expertise opgemaakt. Zij heeft, kort gezegd, aanbevolen beide honden te plaatsen in een rustige en stabiele omgeving bij eigenaren die zich bewust zijn van de zwakheden en gebreken van de honden. Zij heeft daarbij een aantal voorwaarden geadviseerd, waaraan de (nieuwe) eigenaren zich haars inziens zouden moeten houden om de veiligheid zo veel mogelijk te kunnen garanderen.
Ter terechtzitting van 20 mei 2015 zijn beide deskundigen gehoord. De heer Schilder heeft bij zijn aanbevelingen gepersisteerd. Mevrouw Gaus-Uitterdijk heeft ter terechtzitting verklaard dat het in zijn algemeenheid de voorkeur geniet als honden worden teruggeplaatst bij de oorspronkelijke eigenaar. Zij heeft tevens verklaard ervan uit te gaan dat de onderzochte honden niet worden geplaatst bij een eigenaar die verscheidene honden bezit.
De rechtbank stelt voorop dat zij niet de bevoegdheid heeft te beslissen tot herplaatsing of euthanasie van de honden. Haar mogelijkheden zijn beperkt tot teruggave van de honden aan de eigenaar of verbeurdverklaring. In geval van die laatste beslissing is het aan het openbaar ministerie om te bepalen wat er uiteindelijk met de honden gebeurt.
Ten aanzien van de adviezen van de deskundigen overweegt de rechtbank het volgende.
Mevrouw Gaus-Uitterdijk heeft met name kritiek geuit op de door de heer Schilder uitgevoerde tests. De door haar uitgevoerde tests bij Danger en Hope hadden juist een positieve uitslag. De heer Schilder heeft verklaard dat zijn aanbevelingen niet alleen zijn gebaseerd op de door hem uitgevoerde tests, maar ook op de voorgeschiedenis – waaronder de ernst van de toegebrachte beten –, waar honden van leren, en de omgang van de eigenaar met de honden. Ook bij een positieve test kunnen honden later weer slecht gedrag vertonen. Omdat het roedeleffect in dit geval zeker een rol lijkt te hebben gespeeld, raadt Schilder het samen plaatsen met een andere hond af. Er is geen garantie dat de honden alleen geplaatst blijven of dat aanlijnadviezen worden opgevolgd.
Op grond van het voorgaande is de heer Schilder van mening dat de honden niet terug kunnen naar de eigenaar. Dit zou te veel risico opleveren voor de veiligheid. De rechtbank kan zich vinden in de conclusie van de heer Schilder en neemt deze over. De rechtbank zal derhalve niet overgaan tot teruggave van de honden (vermeld op de beslaglijst, nummers 1 t/m 6) aan de eigenaar, maar tot verbeurdverklaring daarvan. Deze honden zijn voor verbeurdverklaring vatbaar, aangezien met betrekking tot hen het onder 1 bewezenverklaarde feit is begaan en degene aan wie de honden toebehoren bekend was met het gebruik of de bestemming in verband daarmee, dan wel dat gebruik of die bestemming redelijkerwijs had kunnen vermoeden.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen, bijkomende straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
- 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 24c, 33, 33a, 36f, 62 en 425 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte de onder 1 ten laste gelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
geen voldoende zorg dragen voor het onschadelijk houden van een onder zijn hoede staand gevaarlijk dier, zesmaal gepleegd;
verklaart het bewezenverklaarde en verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte tot:
viermaalhechtenis voor de duur van
2 (twee) DAGENen
tweemaalhechtenis voor de duur van
3 (drie) DAGEN (totaal derhalve 14 dagen);
bepaalt dat die straffen niet zullen worden tenuitvoergelegd, telkens onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de hierbij op drie jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en telkens onder de bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde:
- gedurende de proeftijd geen honden onder zich zal houden en/of bezitten, ook niet indien dit honden van anderen betreft;
veroordeelt verdachte voorts tot:
vijftaakstraffen, elk voor de tijd van
13 (dertien) URENen
ééntaakstraf voor de duur van
15 (vijftien) UREN (totaal derhalve 80 uren);
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraffen niet naar behoren verricht, dat telkens vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van
6 (zes)respectievelijk
7 (zeven) DAGEN;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [eigenaresse van de Labrador] een bedrag van € 711,03, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 15 december 2014 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
verklaart de benadeelde partij voor het overige deel niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat zij dit deel van de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 711,03, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 15 december 2014 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan ten behoeve van[eigenaresse van de Labrador];
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 14 dagen;
bepaalt dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
verklaart verbeurd de op de beslaglijst onder 1 t/m 6 genummerde voorwerpen, te weten: zes honden.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E. Rabbie, voorzitter,
mr. J.B. Wijnholt, rechter,
mr. A.M. Boogers, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. J.A. Keuter, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 3 juni 2015.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2014324353, van de politie eenheid Den Haag, district Gouwe IJssel, team Gouda, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 139).