In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag, hebben verzoekers, de ouders van een minderjarige, verzocht om vast te stellen dat hun dochter, geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], de Nederlandse nationaliteit bezit. Dit verzoek is ingediend op 28 oktober 2014 en is gebaseerd op het feit dat de vader van de minderjarige, [verzoeker], de Nederlandse nationaliteit heeft. De Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) heeft het verzoek ondersteund en geconcludeerd dat de minderjarige vanaf haar geboorte in het bezit is van de Nederlandse nationaliteit.
De rechtbank heeft de ingediende stukken beoordeeld, waaronder een akte van geboorte en een beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, waarin de geslachtsnaam van de minderjarige werd verbeterd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de heer [verzoeker] de juridische vader is van de minderjarige en dat hij de Nederlandse nationaliteit bezit. Op basis van artikel 3 lid 1 van de Rijkswet op het Nederlanderschap heeft de minderjarige, door afstamming van haar Nederlandse vader, bij geboorte de Nederlandse nationaliteit verkregen.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat het verzoek van de ouders toewijsbaar is en heeft vastgesteld dat de minderjarige vanaf haar geboorte de Nederlandse nationaliteit bezit. De beschikking is gegeven door mr. M.E. Groeneveld-Stubbe en openbaar uitgesproken op 8 juni 2015.