3.4Het oordeel van de rechtbank
De feiten die verdachte volledig heeft bekend
Feit 1
[benadeelde 1] heeft aangifte gedaan van de diefstal van een biljet van 50 euro door verdachte op 21 augustus 2014 te Den Haag.Verdachte heeft bekend dat zij het biljet van 50 euro heeft weggenomen.
Feit 3
[benadeelde 3] heeft aangifte gedaan van diefstal op 11 oktober 2014 te Den Haag. [benadeelde 3] heeft verklaard dat zij haar ochtendjas met portemonnee boven op de wasmachine had gelegd. Toen de vrouw van de thuiszorg kwam (de rechtbank begrijpt: verdachte), vroeg zij of zij geld kon wisselen. [benadeelde 3] heeft toen gezegd dat haar portemonnee boven lag. Verdachte bood direct aan dat zij wel naar boven zou gaan zodat [benadeelde 3] niet hoefde te lopen. Verdachte kwam daarna met de portemonnee naar beneden. Verdachte zei dat zij niet meer hoefde te wisselen. Verdachte gaf de portemonnee terug en verliet vervolgens direct de woning van [benadeelde 3]. Daarna bleek dat [benadeelde 3] twee biljetten van 50 euro miste.Verdachte heeft bekend dat zij twee biljetten van 50 euro heeft weggenomen.
Feit 4
[benadeelde 4] heeft aangifte gedaan van de diefstal van een geldbedrag op 7 november 2014 te Den Haag. Een vrouw (de rechtbank begrijpt: verdachte) kwam bij [benadeelde 4] en zijn vrouw aan de deur en zij wilde dat [benadeelde 4] een potje urine zou vullen. [benadeelde 4] is daarvoor naar het toilet gegaan.Nadat hij terugkwam, heeft verdachte fruit van de fruitschaal gepakt en de woning verlaten. [benadeelde 4] vond het vreemd dat zij het potje met urine had achtergelaten. Ook bleek dat er geld uit zijn portemonnee was verdwenen. Hij weet dat er geld in zijn portemonnee zat, omdat hij de dag voor het bezoek had gepind.Verdachte heeft bekend 60 euro te hebben weggenomen uit de portemonnee die in de gang in een jaszak zat, terwijl de man op het toilet zat.
Feit 9
[benadeelde 9] heeft aangifte gedaan van de diefstal van vermoedelijk ongeveer 85 euro op 4 januari 2015 te Rotterdam. [benadeelde 9] heeft verklaard dat de medewerkers van de thuiszorg haar normaal helpen met wassen, maar dat de medewerkster (de rechtbank begrijpt: verdachte) haar die ochtend alleen in de badkamer liet en zelf op de gang stond. Ook haar rollator, die normaal mee gaat naar badkamer, stond op de gang. Haar portemonnee bevond zich in een handtas in haar rollator. [benadeelde 9] vond het vreemd dat verdachte niet meer in de woning aanwezig was toen zij klaar was met wassen in de badkamer.Verdachte heeft bekend dat zij rond de 80 euro heeft weggenomen.
De rechtbank acht gelet op het bovenstaande de feiten 1, 3, 4 en 9 wettig en overtuigend bewezen.
De feiten die verdachte gedeeltelijk heeft bekend
Feit 6
[dochter benadeelde 6] heeft namens haar moeder[benadeelde 6] aangifte gedaan van diefstal te Den Haag. [dochter benadeelde 6] heeft verklaard dat zij voordat zij op 1 september 2014 op vakantie ging 40 euro in de portemonnee van haar moeder had gedaan voor de bingo en de kapper. Toen zij op 15 september 2014 terug kwam van vakantie, vroeg zij aan haar moeder waarom zij niet naar de kapper was geweest. [dochter benadeelde 6] hoorde dat haar moeder zei dat zij geen geld had voor de kapper. [dochter benadeelde 6] keek in de portemonnee van haar moeder en zij zag dat de 40 euro die zij eerder in de portemonnee had gestopt eruit waren genomen.Verdachte heeft bekend dat zij 20 euro heeft weggenomen.
De rechtbank overweegt dat de aangifte van [dochter benadeelde 6] niet uitsluit dat een deel van het geld door [benadeelde 6] zelf is uitgegeven (aan bijvoorbeeld de bingo). De rechtbank acht het feit derhalve wel wettig en overtuigend bewezen, maar zal verdachte daarbij volgen in haar verklaring ten aanzien van het weggenomen geldbedrag. Verdachte dient daarom te worden vrijgesproken voor zover het weggenomen bedrag hoger zou zijn dan 20 euro.
Feit 8
[verzorgster van benadeelde 8]heeft als verzorgster van [benadeelde 8] namens haar aangifte gedaan van de diefstal van 150 euro op 7 augustus 2014 te Waddinxveen. [benadeelde 8] had tegen [verzorgster van benadeelde 8] gezegd dat[verdachte] (de rechtbank begrijpt: verdachte) haar vervelend en anders had verzorgd dan gebruikelijk was. [benadeelde 8], die niet zo goed ter been is,was meerdere keren alleen achter gelaten in de badkamer waardoor zij geen zicht had op verdachte. [benadeelde 8] had op haar slaapkastje een stapeltje ondergoed liggen met daaronder 200 euro. Op 8 augustus 2014 kwam[benadeelde 8] er achter dat zij geld miste omdat er nog maar 1 briefje van 50 euro op het slaapkastje lag.Verdachte heeft bekend dat zij twee biljetten van 50 euro heeft weggenomen. Zij kan zich herinneren dat zij[benadeelde 8] een keer alleen heeft gelaten en toen het geld heeft gepakt.
De rechtbank overweegt dat de verklaring die[benadeelde 8] vlak na de diefstal tegen [verzorgster van benadeelde 8] heeft afgelegd omtrent (de plaats van) het aanwezige geld en het resterende bedrag goed is onderbouwd en gedetailleerd is. Daarentegen heeft verdachte hierover pas meer dan een half jaar later voor het eerst verklaard met de woorden: “Ik weet niet meer hoeveel geld het was. (…) Het was niet veel geld. Het was niet een paar honderd euro. Ik denk honderd euro of zo.”. Dit maakt dat de rechtbank op het punt van de hoogte van het weggenomen bedrag de verklaring van [verzorgster van benadeelde 8] betrouwbaarder acht dan de verklaring van verdachte. Zij zal dan ook van het bedrag in de aangifte uitgaan. De rechtbank acht aldus bewezen dat verdachte 150 euro heeft gestolen.
Feit 10
[zoon van benadeelde 10] heeft namens zijn moeder[benadeelde 10] aangifte gedaan van diefstal te Loosdrecht. Zijn echtgenote had op 28 januari 2015 omstreeks 15:15 uur de pedicure van zijn moeder betaald uit een mapje dat voor dit soort kosten door hen in de woning zijn moeder is gelegd. Na de betaling zaten in het mapje nog 2 biljetten van 50 euro, 1 van 10 euro en 1 van 5 euro, in totaal 115 euro. Op 29 januari 2015 om 09:00 uur bleek dat er geen geld meer in het mapje zat.Verdachte heeft bekend dat zij twee biljetten van 50 euro heeft weggenomen.
De rechtbank acht de verklaring met betrekking tot de hoogte en de samenstelling van het zich in het mapje bevindende bedrag dermate gedetailleerd en goed onderbouwd dat zij van die verklaring zal uitgaan. De rechtbank acht aldus bewezen dat verdachte 115 euro heeft gestolen.
De feiten die verdachte heeft ontkend
De rechtbank merkt op dat uit de hiervoor genoemde aangiftes blijkt dat verdachte bij de diefstallen veelvuldig cliënten alleen heeft gelaten, onnodige danwel ongebruikelijke handelingen voor en met hen heeft verricht en valse voorwendselen heeft gebruikt om hen af te leiden en/of ongezien het geld te kunnen wegnemen. Deze repeterende modus operandi is dermate typerend dat het verrichten van dergelijke handelingen en het gebruiken van valse voorwendselen door verdachte van invloed zijn op de overtuiging voor haar betrokkenheid.
Feit 5
[zoon van benadeelde 5] heeft namens zijn vader[benadeelde 5] aangifte gedaan van diefstal tussen 1 september en 20 oktober 2014 te Den Haag. Hij heeft verklaard dat zijn vader normaal 250 euro in huis heeft. Toen hij een keer nog maar 205 euro had, vroeg[zoon van benadeelde 5] zijn vader of hij geld had uitgegeven. Zijn vader zei hem dat hij dit niet had gedaan. Hij vertelde dat een vrouw van de thuiszorg zijn jas had uitgedaan en deze uit zijn zicht had gehouden. Twee weken later belde zijn vader [zoon van benadeelde 5] op met de mededeling dat dezelfde vrouw van de thuiszorg hem hardhandig had uitgekleed en met zijn trui over zijn hoofd had laten zitten. Vermoedelijk heeft de vrouw van de thuiszorg toen 195 euro uit zijn jaszak gehaald.
In een logging in het digitale logboek van de Stichting Eykenburg alwaar verdachte als zorgmedewerkster werkzaam was, had verdachte met betrekking tot [benadeelde 5] op 2 september 2014 het volgende gerapporteerd:
Cliënt aan- en uitgekleed en wassen.
[manager], de manager in het verzorgingstehuis, heeft verklaard dat zij deze logging als merkwaardig beschouwd, omdat[benadeelde 5] zich nog prima aan- en uit kan kleden en daar dus geen hulp bij nodig heeft.
Uit het dienstrooster bleek dat verdachte op 14 september 2014 tussen 14:00 en 22:30 uur werkzaam was in het verzorgingstehuis waarin [benadeelde 5] verbleef.
In de logging over [benadeelde 5] van 14 september 2014 20:01 uur heeft[zorgmedewerkster], een zorgmedewerkster van het verzorgingstehuis, het volgende gerapporteerd:
[benadeelde 5]. is naar de receptie gelopen en heeft aangegeven dat hij 200 euro kwijt is.[benadeelde 5]. vertelde dat hij de deur opendeed voor de verpleegster die hem heeft omgekleed. [benadeelde 5]. beschuldigde mijn collega die met mij naar boven was gekomen.[benadeelde 5] zei dat zij zijn geld had gestolen. Bij navraag gaf [benadeelde 5] aan dat hij rond etenstijd beneden in het restaurant zijn geld nog had. [benadeelde 5] is erg boos en wil dat dit uitgezocht word.
[manager]had van [zorgmedewerkster] over dit incident gehoord dat verdachte hem had uitgekleed, iets wat hij zelf ook kon. Daarnaast had zij haar verteld dat[benadeelde 5] verdachte beschuldigde van het stelen van geld en dat verdachte daar helemaal niet op reageerde en wegliep.
Ondanks de ontkenning van verdachte dat zij geld bij [benadeelde 5] heeft weggenomen, acht de rechtbank dit feit wettig en overtuigend bewezen voor zover het ziet op de diefstal van 195 euro op 14 september 2014. De rechtbank grondt haar overtuiging op het feit dat verdachte op het moment van die diefstal werkzaam was in het verzorgingstehuis waar [benadeelde 5] verbleef. Uit de verklaringen van de zoon van [benadeelde 5] en [zorgmedewerkster] blijkt dat verdachte op de avond van 14 september 2014 een onnodige handeling heeft uitgevoerd door [benadeelde 5] te helpen met uitkleden en hem daarbij enige met de trui over het hoofd te laten zitten zodat hij niets kon zien. Dat deze handeling ook daadwerkelijk heeft plaatsgevonden wordt ondersteund door de logging van 2 september 2014 waaruit kan worden afgeleid dat verdachte ook al eerder[benadeelde 5] had geholpen met aan- en uitkleden. Bovendien heeft verdachte de diefstal – nadat [benadeelde 5] haar daarvan had beschuldigd – niet ontkend. De rechtbank is van oordeel dat deze feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien, ook met hetgeen hiervoor over de modus operandi van verdachte is opgemerkt, enkel tot de conclusie kan leiden dat verdachte zich op 14 september 2014 schuldig heeft gemaakt aan deze diefstal.
Feit 7
[verzorgster van benadeelde 7] heeft als verzorgster van [benadeelde 7] namens haar aangifte gedaan van de diefstal van ongeveer 25 euro op 8 augustus 2014 te Waddinxveen.Zij hoorde van [benadeelde 7] dat zij op zaterdag 9 januari om 18:30 zag dat uit drie glazen drinkglaasjes in het dressoir muntgeld was ontvreemd. [benadeelde 7] vertelde haar dat zij op 8 augustus omstreeks 18:00 uur haar geld nog had. Op 8 augustus 2014 had zij in de avond hulp gekregen van een thuiszorgmedewerkster, genaamd [verdachte] (de rechtbank begrijpt: verdachte). Verdachte was 20 minuten te vroeg en bleef in haar woning aanwezig ondanks het verzoek van[benadeelde 7] om alvast naar een andere cliënt te gaan. Verdachte is dus 20 minuten alleen in de woonkamer van [benadeelde 7] geweest.
De dochter van [benadeelde 7], [dochter van benadeelde 7], heeft eveneens verklaard dat de glaasjes op vrijdag nog vol zaten met muntgeld. Zij denkt dat er alles bij elkaar opgeteld rond de 20 euro in heeft gezeten. Ook zij heeft van haar moeder gehoord dat de medewerkster van de thuiszorg te vroeg was en dat zij gewoon in de woonkamer bleef zitten. Haar moeder was haar tanden gaan poetsen, waardoor de medewerkster van de thuiszorg 15 tot 20 minuten alleen in de woonkamer heeft gezeten.
Uit de agenda van verdachte bleek dat zij op 8 augustus 2014 een afspraak had om thuiszorg te verlenen in Souburgh in Waddinxveen, het tehuis waar [benadeelde 7] woonde.
Ondanks de ontkenning van verdachte dat zij geld bij[benadeelde 7] heeft weggenomen, acht de rechtbank dit feit wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank grondt haar overtuiging op het feit dat verdachte bij [benadeelde 7] aanwezig is geweest op het moment dat het geld moet zijn weggenomen. Verder valt op dat verdachte ook bij deze aangeefster onnodige handelingen heeft verricht; namelijk 20 minuten vroeger dan gepland bij aangeefster komen en vervolgens zonder toezicht in de woonkamer gaan zitten. De rechtbank is van oordeel dat deze feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien, ook met hetgeen hiervoor over de modus operandi van verdachte is opgemerkt, enkel tot de conclusie kunnen leiden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan deze diefstal.
Feit 11
[broer van benadeelde 11] heeft namens zijn broer [benadeelde 11] aangifte gedaan van diefstal op 7 januari 2015 te Rotterdam. Hij heeft verklaard dat op 7 januari 2015 een medewerkster van de thuiszorg, genaamd[verdachte](de rechtbank begrijpt: verdachte), langs was geweest. Zij had zijn broer gevraagd of hij 50 euro kon wisselen. Zijn broer heeft aangegeven dat hij dit niet kon. Niet veel later heeft verdachte tegen [benadeelde 11] gezegd dat hij maar weer even moest gaan slapen. Na het vertrek van verdachte heeft zijn broer direct zijn portemonnee gecontroleerd omdat hij aan het voorgaande een vervelend gevoel had overgehouden. Toen bleek dat geld uit de portemonnee was weggenomen.[broer van benadeelde 11] heeft zelf gezien dat er op 7 januari 175 euro in de portemonnee zat, omdat hij er zelf nog 100 euro in had gedaan. Zijn broer gaf aan dat hij nog wel een keer boodschappen van het geld had gedaan, maar niet voor veel geld. Na het bezoek van de thuiszorgmedewerkster zat er nog maar 30 euro in de portemonnee.Verdachte heeft verklaard dat zij inderdaad bij [benadeelde 11] is langs geweest en aan hem heeft gevraagd of hij kon wisselen. Verder heeft zij verklaard dat het haar niet toegestaan was om met cliënten geld te wisselen.
Ondanks de ontkenning van verdachte dat zij geld bij[benadeelde 11] heeft weggenomen, acht de rechtbank dit feit wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank grondt haar overtuiging op het feit dat verdachte bij [benadeelde 11] aanwezig is geweest op het moment dat het geld moet zijn weggenomen. Verder valt op dat ook in deze zaak (net zoals in feit 3) verdachte heeft gevraagd of [benadeelde 11] kon wisselen en vervolgens moest gaan slapen. Een dergelijke onnodige (en zelfs niet toegestane) handeling en valse voorwendselen passen in de modus operandi van verdachte. De rechtbank is van oordeel dat deze feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien enkel tot de conclusie kan leiden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van 145 euro.
Feit 2
Hoewel uit het dossier zou kunnen worden afgeleid dat verdachte in oktober 2014 onder valse voorwendselen bij [benadeelde 2] aan de deur is geweest, ziet de tenlastelegging niet op deze periode. Er zijn daarnaast onvoldoende aanwijzingen dat verdachte in de ten laste gelegde periode van 1 mei tot en met 1 september van[benadeelde 2] zou hebben gestolen. Verdachte dient derhalve van dit feit te worden vrijgesproken.
Feit 12
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat verdachte van dit feit dient te worden vrijgesproken.