2.8Op grond van artikel 8.15, eerste lid, aanhef en onder b, van het Vb, eindigt, voor zover hier relevant, het rechtmatig verblijf van de vreemdeling bedoeld in artikel 8.7, tweede en vierde lid, die niet de nationaliteit bezit van een staat als bedoeld in het eerste lid van dat artikel, niet door afwezigheid uit Nederland om belangrijke redenen, zoals ernstige ziekte, gedurende een eenmalige periode van ten hoogste twaalf maanden. Op grond van artikel 8.15, vierde lid, aanhef en onder a, van het Vb, eindigt het rechtmatig verblijf niet bij beëindiging van het geregistreerd partnerschap indien het partnerschap voor beëindiging daarvan, ten minste drie jaar heeft geduurd, waarvan de vreemdelinge ten minste één jaar in Nederland heeft verbleven.
3. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat het rechtmatig verblijf van eiseres is geëindigd in verband met het vertrek van referent, bij wie eiseres in Nederland verbleef. Er zijn in Suwinet geen gegevens beschikbaar van referent over enig arbeid in loondienst . Verder heeft referent zich op 19 januari 2010 uitgeschreven uit de BRP en is vertrokken. Referent heeft zich vervolgens op 14 februari 2011, meer dan twaalf maanden na zijn uitschrijving, opnieuw ingeschreven in de BRP. Het beroep op artikel 8.15, eerste lid, aanhef en onder b van het Vb kan dus niet slagen. Voorts is niet gebleken dat referent vanaf 14 februari 2011 opnieuw rechtmatig verblijf in Nederland heeft gehad als economisch actief gemeenschapsonderdaan, dan wel op een andere grond rechten kon ontlenen aan het EG-verdrag. Gelet op het feit dat niet duidelijk was of referent hier te lande verbleef en in Nederland arbeid in loondienst verrichtte, is eiseres meerdere malen in de gelegenheid gesteld om stukken te overleggen waaruit zou blijken dat referent hier te lande verblijf houdt op grond van een regeling krachtens het EG-Verdrag. Nu eiseres niet heeft aangetoond dat referent hier te lande arbeid in loondienst verricht, dan wel op een andere grond rechten kan ontlenen aan het EG-verdrag, concludeert verweerder dat het verblijfsrecht van referent per 19 januari 2010 is geëindigd. Wegens het afhankelijke karakter van het verblijf van eiseres is haar verblijfsrecht hiermee ook per 19 januari 2010 geëindigd. Aan het gegeven dat eiseres steeds inkomen heeft gehad, kan zij geen verblijfsrecht ontlenen, omdat ook het verblijfsrecht van eiseres reeds op 19 januari 2010 is geëindigd. Gelet op de beëindiging van het verblijfsrecht op voornoemde datum komt verweerder, tot slot, niet toe aan de vraag of eiseres onder artikel 8.15, vierde lid van het Vb valt.
4. Eiseres stelt dat verweerder er ten onrechte vanuit is gegaan dat het verblijfsrecht van referent als gemeenschapsonderdaan en het afhankelijk recht van eiseres is geëindigd per 19 januari 2010. Referent is weliswaar door omstandigheden uitgeschreven geweest, maar dit was slechts tijdelijk en hield verband met een drankprobleem van referent. Daarnaast kreeg hij in Spanje een ongeluk. Referent heeft destijds minder dan twaalf maanden in Spanje verbleven en heeft daarmee in navolging van artikel 8.15, eerste lid, aanhef en onder b van het Vb zijn verblijfsrecht niet verloren. Dat referent op enig moment is gestopt met werken en ook vervolgens geen arbeid in loondienst heeft verricht, kan ook niet leiden tot de conclusie dat op grond het verblijfsrecht van referent en eiseres per 19 januari 2010 is geëindigd. Eiseres beroept zich in dat verband op Richtlijn 2004/38/EG betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden (de Richtlijn). Op basis hiervan moet gekeken worden naar het gezinsinkomen van eiseres en referent. Eiseres werkt vanaf 2009 ononderbroken in Nederland, en heeft daarmee voorzien in de kosten van levensonderhoud van haar en haar partner. In dit verband wijst eiseres er nog op dat zij geen beroep heeft gedaan op het sociale bijstandstelstel en dat zij de premies van de ziektekostenverzekering van referent is blijven betalen. Op grond van de inkomsten van eiseres, had verweerder referent als economisch niet-actief moeten aanmerken. Op dit punt is de bestreden beschikking niet deugdelijk gemotiveerd. Verder hebben eiseres en referent een gemeenschappelijk huishouden gevoerd en samengewoond. In verband met het drankprobleem is referent in de loop van 2013 wederom naar Spanje vertrokken. Na korte tijd is elk contact met hem verbroken. Achteraf oordelend kan tot de conclusie worden gekomen dat de relatie in het begin van 2013 is verbroken. Er is dan ook sprake van een relatie van meer dan drie jaar op het moment van de verbreking ervan, zodat eiseres tot slot op grond van artikel 8.15, vierde lid, aanhef en onder a, van het Vb voor voortgezet verblijf in aanmerking komt, op grond van het EU recht, aldus eiseres.