ECLI:NL:RBDHA:2015:6625
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Bestuurlijke boete opgelegd aan natuurlijke persoon wegens overtredingen van de Wet arbeid vreemdelingen
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 10 juni 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen een natuurlijke persoon, aangeduid als [verzoekster], en de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De zaak betreft een bestuurlijke boete van € 12.000,- die aan [verzoekster] was opgelegd wegens twee overtredingen van artikel 2, eerste lid, van de Wet arbeid vreemdelingen (Wav).
Het primaire besluit tot het opleggen van de boete dateert van 23 september 2014. [verzoekster] heeft op 8 januari 2015 bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar de minister heeft het bezwaar op 9 februari 2015 niet-ontvankelijk verklaard. Hierop heeft [verzoekster] beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De zitting vond plaats op 28 mei 2015, waar [verzoekster] werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde en de minister door zijn gemachtigden.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het bezwaar van [verzoekster] niet-ontvankelijk is verklaard omdat de boete aan de natuurlijke persoon [verzoekster] was opgelegd en niet aan de vennootschap onder firma (v.o.f.) waarvan zij deel uitmaakt. De voorzieningenrechter oordeelde dat [verzoekster] niet als belanghebbende kan worden aangemerkt, omdat de boete specifiek aan haar was gericht. De voorzieningenrechter heeft de stelling van [verzoekster] dat zij niet op de hoogte was van de boete verworpen, omdat de minister aannemelijk heeft gemaakt dat het besluit op de juiste wijze was verzonden.
Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het beroep van [verzoekster] niet-ontvankelijk verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De uitspraak is openbaar gedaan en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.