ECLI:NL:RBDHA:2015:6618

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 maart 2015
Publicatiedatum
10 juni 2015
Zaaknummer
C-09-453165-HA ZA 13-1189
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake faillissementspauliana en onrechtmatige rechtshandeling

In deze zaak, die voor de Rechtbank Den Haag is behandeld, gaat het om een vordering van de curator in het faillissement van de heer [A] tegen de besloten vennootschap Uptown Properties B.V. De curator stelt dat de rechtshandelingen die voortvloeien uit een koopovereenkomst tussen [A] en Uptown Properties, gesloten op 3 april 2012, vernietigbaar zijn op grond van artikel 42 en 49 van de Faillissementswet (Fw). De curator betoogt dat deze rechtshandeling onverplicht was en dat zowel [A] als Uptown Properties wisten of hadden moeten weten dat deze handeling zou leiden tot benadeling van de schuldeisers van [A]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de curator niet heeft aangetoond dat er sprake was van wetenschap van benadeling bij de betrokken partijen ten tijde van de koopovereenkomst. De rechtbank concludeert dat de curator de rechtshandeling niet rechtsgeldig heeft vernietigd, omdat de wetenschap van benadeling ontbrak. De vorderingen van de curator worden afgewezen.

In reconventie vordert Uptown Properties opheffing van de door de curator gelegde beslagen en vergoeding van proceskosten. De rechtbank oordeelt dat de curator niet onzorgvuldig heeft gehandeld en wijst de vorderingen van Uptown Properties af. De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis is uitgesproken op 25 maart 2015.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/453165 / HA ZA 13-1189
Vonnis van 25 maart 2015
in de zaak van
Mr. [curator] Q.Q.,
in diens hoedanigheid van curator in het faillissement van de heer [A],
wonende te [woonplaats],
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. J.P. Heering te Den Haag,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
UPTOWN PROPERTIES B.V.,
gevestigd te Kloosterzande,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. H.J. Bakker te Den Haag,
Partijen zullen hierna de curator en Uptown Properties genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 20 september 2013, met producties 1 tot en met 20;
  • de conclusie van antwoord in conventie, tevens houdende eis in reconventie, met producties 1 tot en met 17;
  • het tussenvonnis van 18 december 2013, waarbij een comparitie van partijen is gelast;
  • de brief van 12 februari 2014, met producties 18 en 19 van Uptown Properties;
  • de conclusie van antwoord in reconventie;
  • de akte houdende wijziging van eis van de curator;
  • het proces-verbaal van comparitie van 28 februari 2014;
  • de akte na comparitie van Uptown Properties, met producties 18 en 19;
  • de antwoordakte na comparitie van de curator, met producties 21 en 22.
1.2.
Ten slotte is een datum voor het wijzen van vonnis bepaald.

2.De feiten

in conventie en in reconventie

2.1.
Op 2 juli 2013 is [A] (hierna: [A]) in staat van faillissement verklaard, met de benoeming van de curator als zodanig. [A] exploiteerde vanaf 23 mei 2012 als eenmanszaak het Japans restaurant Sakura (hierna: het restaurant).
2.2.
Uptown Properties houdt zich bezig met de bemiddeling bij handel, huur of verhuur van onroerend goed. [D] (hierna: [D] sr.) is sinds 23 september 2011 enig bestuurder en sinds 14 oktober 2011 enig aandeelhouder van Uptown Properties. Zijn zoon [E] (hierna: [D] jr.) is sinds 31 mei 2011 procuratiehouder met volledige volmacht van Uptown Properties.
2.3.
[A] woont samen met zijn partner mevrouw [B] (hierna: [B]) in een appartement aan de [adres ] te [postcode] [woonplaats]. Uptown Properties is eigenaar van dit appartementsrecht en dat van de [adres ] te [gemeente] (hierna tezamen: het Pand).
2.4.
Uptown Properties heeft het Pand gekocht van [A] en [B], die het eind 2010 hadden gekocht van [F] (hierna: [F]) en [G] (hierna: [G]) en daar sinds 1 februari 2011 met toestemming van [G] woonden. [A] en [B] hebben de in de koopovereenkomst genoemde koopsom van € 200.000 niet geheel voldaan. Zij hebben alleen de waarborgsom van € 20.000 aan de notaris voldaan.
2.5.
Op 3 april 2012 hebben [A] en [B] met Uptown Properties een koopovereenkomst gesloten (hierna: de koopovereenkomst), waarbij [A] en [B] het Pand voor € 180.000,= hebben verkocht aan Uptown Properties. In een zogenoemde side-letter zijn partijen overeengekomen dat [A] en [B] tegen betaling van € 20.000,= het recht hebben het Pand van Uptown Properties terug te kopen voor € 189.707,31 (koopprijs plus kosten koper).
2.6.
Op 4 juni 2012 hebben [G] en [F] het Pand om 16.39 uur geleverd aan [A] en [B] tegen een koopprijs van € 200.000,=. Om 16.40 uur hebben [A] en [B] het Pand geleverd aan Uptown Properties tegen een koopprijs vrij van huur van € 180.000,=.
2.7.
Op 25 juli 2013 heeft de curator beslag tot levering gelegd op het Pand.
2.8.
Bij brief van 19 augustus 2013 heeft de curator de rechtshandelingen voortvloeiend uit de koopovereenkomst van 3 april 2012 en de akte van levering van 4 juni 2012 te 16.40 uur (hierna: de akte van levering) op grond van artikel 42 Fw respectievelijk artikel 47 Fw, buitengerechtelijk vernietigd. Bij brief van 20 september 2013 heeft hij deze rechtshandelingen voorwaardelijk vernietigd op grond van artikel 3:45 BW.

3.Het geschil

in conventie en in reconventie

3.1.
De curator vordert na eiswijziging in conventie dat bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis:
primair
I voor recht te verklaren dat door de curator rechtsgeldig zijn vernietigd, althans te vernietiging de rechtshandelingen voortvloeiende uit de koopovereenkomst tussen [A] en [B] enerzijds en Uptown Properties anderzijds d.d. 3 april 2012 en de akte van levering d.d. 4 juni 2012 (16.40 uur)
II Uptown te veroordelen om mee te werken aan de ongedaanmakingsverplichting ex artikel 51 Fw en zodoende binnen twee dagen na betekening van dit vonnis mee te werken aan de (terug)levering van de onverdeelde helft in de eigendom van het Pand en aan de (terug)levering van de onverdeelde helft in de eigendom van het Pand, in onbezwaarde toestand en vrij van huur en gebruik, op verbeurte van een dwangsom van € 20.000 althans een in goede justitie nader te bepalen dwangsom, per dag of gedeelte daarvan dat Uptown geen gevolg geeft aan deze veroordeling;
III voor de (terug)levering de het Pand een nader door de curator op te geven notaris te benoemen ten overstaan van wie de (terug)levering zal geschieden;
IV Uptown te veroordelen in de kosten die moeten worden gemaakt om tot (doorhaling van) de inschrijvingen in het Kadaster te geraken;
V Uptown te veroordelen, voor het geval zij in gebreke mocht blijven met de nakoming van de veroordeling onder II en daarom ook geen uitvoering kan worden gegeven aan de vordering onder III en IV tot vergoeding aan de curator van alle schade die [A] c.q. de gezamenlijke crediteuren in het faillissement van [A] lijden en zullen lijden als gevolg van de onder I vermelde rechtshandelingen, op te maken bij staat en de vereffenen volgens de wet, een en ander vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van dagvaarding, althans vanaf 28 februari 2014.
subsidiair
I voor recht te verklaren dat door de curator rechtsgeldig zijn vernietigd, althans te vernietiging de rechtshandelingen voortvloeiende uit de koopovereenkomst tussen [A] en [B] enerzijds en Uptown Properties anderzijds d.d. 3 april 2012 en de akte van levering d.d. 4 juni 2012 (16.40 uur)
II Uptown te veroordelen om mee te werken aan de ongedaanmakingsverplichting ex artikel 51 Fw en zodoende binnen twee dagen na betekening van dit vonnis mee te werken aan de (terug)levering van de onverdeelde helft in de eigendom van het Pand en aan de (terug)levering van de onverdeelde helft in de eigendom van het Pand, in onbezwaarde toestand en vrij van huur en gebruik, op verbeurte van een dwangsom van € 20.000 althans een in goede justitie nader te bepalen dwangsom, per dag of gedeelte daarvan dat Uptown geen gevolg geeft aan deze veroordeling;
III voor de (terug)levering de het Pand een nader door de curator op te geven notaris te benoemen ten overstaan van wie de (terug)levering zal geschieden;
IV Uptown te veroordelen in de kosten die moeten worden gemaakt om tot (doorhaling van) de inschrijvingen in het Kadaster te geraken;
V Uptown te veroordelen, voor het geval zij in gebreke mocht blijven met de nakoming van de veroordeling onder II en daarom ook geen uitvoering kan worden gegeven aan de vordering onder III en IV tot vergoeding aan de curator van alle schade die [A] c.q. de gezamenlijke crediteuren in het faillissement van [A] lijden en zullen lijden als gevolg van de onder I vermelde rechtshandelingen, op te maken bij staat en de vereffenen volgens de wet, een en ander vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van dagvaarding, althans vanaf 28 februari 2014.
meer subsidiair
I voor recht te verklaren dat door de curator rechtsgeldig zijn vernietigd, althans te vernietiging de rechtshandelingen voortvloeiende uit de koopovereenkomst tussen [A] en [B] enerzijds en Uptown Properties anderszijds d.d. 3 april 2012 en de akte van levering d.d. 4 juni 2012 (16.40 uur)
II Uptown Properties te veroordelen tot vergoeding aan de curator van alle schade die [A] c.q. de gezamenlijke crediteuren in het faillissement van [A] lijden en zullen lijden als gevolg van de onder I vermelde rechtshandelingen, op te maken bij staat en de vereffenen volgens de wet, een en ander vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van dagvaarding, althans vanaf 28 februari 2014;
III Uptown Properties te veroordelen tot betaling van een voorschot op de onder II nader vast te stellen schade ter grootte van € 50.000 dan wel een in goede justitie te bepalen bedrag.
3.2.
De curator stelt daartoe dat hij de in de koopovereenkomst overeengekomen koopprijs voor het Pand veel te laag is en dat [A] en Uptown Properties dat wisten, net als dat zij wisten dat deze te lage prijs zou leiden tot benadeling van schuldeisers van [A]. De curator stelt dat hij daarom de rechtshandelingen voortvloeiend uit de koopovereenkomst en de levering primair op grond van artikel 42 Fw buitengerechtelijk kon vernietigen en subsidiair op grond van artikel 47 Fw. Meer subsidiair stelt de curator dat hij bevoegd was tot deze vernietiging op grond van artikel 3:45 BW.
3.3.
Uptown Properties voert verweer in conventie en vordert in reconventie dat bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis:
  • opheffing van de door de curator gelegde beslagen wordt gelast;
  • de curator wordt veroordeeld tot betaling van € 25.000,=, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van dagvaaarding,
een en ander met veroordeling van de curator in de proceskosten.
3.4.
Uptown Properties stelt daartoe dat de curator niet heeft gehandeld als een zorgvuldig curator en daarom de proceskosten van Uptown Properties integraal dient te voldoen. Daarnaast dient het beslag, dat onrechtmatig is gelegd, te worden opgeheven.
3.5.
De curator voert verweer in reconventie.

4.De beoordeling

in conventie
4.1.
Op grond van artikel 42 Fw kan de curator ten behoeve van de boedel elke rechtshandeling die de schuldenaar onverplicht heeft verricht voor de faillietverklaring vernietigen door een buitengerechtelijke verklaring. Daarvoor is vereist dat die schuldenaar, en bij een meerzijdige rechtshandeling ook de wederpartij, bij het verrichten van de onverplichte rechtshandeling wist(en) of behoorde(n) te weten dat daarvan benadeling van de schuldeisers het gevolg zou zijn.
4.2.
De curator neemt tot uitgangspunt dat de koopovereenkomst onverplicht is gesloten en dient te worden vernietigd op grond van artikel 42 Fw. Als dat zo is, deelt de levering op grond van die koopovereenkomst het lot van de vernietigde koopovereenkomst.
4.3.
Uptown Properties heeft aangevoerd dat de koopovereenkomst geen onverplichte rechtshandeling is, omdat deze de uitwerking vormt van een eerder, op 29 november 2011 gesloten overeenkomst tussen [A] en [B] (die daarin gezamenlijk worden aangeduid als partij 1) en Uptown Properties (aangeduid als partij 2). Dat betekent volgens Uptown Proporties dat 29 november 2011 geldt als het peilmoment waarop de gestelde wetenschap van benadeling als gevolg van de koopovereenkomst moet worden beoordeeld.
4.4.
De curator heeft er terecht op gewezen dat de overeenkomst van 29 november 2011 inhoudt dat Uptown Properties in de plaats treedt van [A] en [B] als partij bij de door hen in 2010 met [G] en [F] gesloten koopovereenkomst met betrekking tot het Pand. De overeenkomst van 29 november 2011 noopte dus niet tot het sluiten van de koopovereenkomst. Daarnaast vermeldt deze overeenkomst andere bedragen en bevat deze andere bepalingen dan de koopovereenkomst. Zo wijkt bijvoorbeeld het in deze overeenkomst genoemde bedrag waartegen [A] en [B] het Pand konden terugkopen van
€ 220.000 af van het in de side letter bij de koopovereenkomst genoemde terugkoopbedrag van € 189.707,31. Het voorgaande betekent dat de koopovereenkomst niet kan worden gezien als een uitwerking van deze overeenkomst van 29 november 2011.
4.5.
Met het voorgaande is het standpunt van Uptown Properties dat de koopovereenkomst geen onverplichte rechtshandeling was en haar standpunt over het peilmoment weerlegd. Het geschilpunt over de geldigheid van de overeenkomst van 29 november 2011 kan onbesproken blijven.
4.6.
Voor een geslaagd beroep op artikel 42 Fw is nodig dat zowel [A] als Uptown Properties bij het aangaan van de koopovereenkomst wisten of hadden moeten weten dat benadeling van schuldeisers van [A] het gevolg zou zijn. Onvoldoende is dat [A] en Uptown Properties wisten of behoorden te weten dat de koopovereenkomst de
kansop benadeling van een of meer schuldeisers van [A] in het leven riep (zie HR 1 oktober 1993, NJ 1994/257, Ontvanger/Pellicaan) of dat er een
verwachtingis van een eventuele benadeling. Wetenschap van benadeling wordt aangenomen indien ten tijde van de handeling – in dit geval het sluiten van de koopovereenkomst – het faillissement en het tekort daarin met een redelijke mate van waarschijnlijkheid waren te voorzien (zie HR 22 december 2009, NJ 2010/273, ABN/Van Dooren qq). De stelplicht en de bewijslast rusten op de curator.
4.7.
Uptown Properties heeft terecht gewezen op het tijdsverloop van pakweg vijftien maanden tussen het sluiten van de koopovereenkomst (op 3 april 2012) en het faillissement van [A] (op 2 juli 2013). Dit tijdsverloop is niet redengevend voor het oordeel van de rechtbank. Wel redengevend is dat de rechtbank van oordeel is dat wetenschap van benadeling ontbrak, omdat het faillissement van [A] en het tekort daarin begin april 2012 niet met een redelijke mate van waarschijnlijkheid voorzienbaar waren. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
4.8.
Zoals ook uit het de in het geding gebrachte faillissementsverslag blijkt, hangt het faillissement van [A] in belangrijke mate samen met de niet rendabele exploitatie van het restaurant. [A] heeft deze exploitatie op 23 mei 2012 overgenomen. Begin april 2012 werkte [A] in het restaurant, dat toen werd geëxploiteerd door zijn ex-echtgenote, mevrouw [H]. [A] was wel in april 2012 betrokken was bij afwikkeling van schulden van het restaurant: er was toen sprake van een forse huurschuld en de Ontvanger dreigde beslag te leggen voor loon- en omzetbelastingschulden. [A] zal daardoor begin april 2012 ongetwijfeld weet hebben gehad van de slechte financiële situatie van het restaurant. Niet blijkt echter dat hij toen al had afgesproken om de exploitatie van het restaurant over te nemen of het plan daartoe had opgevat.
4.9.
Over [A's] eigen financiële positie in april 2012 staat vast dat hij en [B] het Pand niet hadden kunnen afnemen van [F] en [G] omdat zij de financiering niet rond kregen vanwege een eerder faillissement en een negatieve bkr registratie van [A] en omdat [B] geen permanente verblijfsvergunning had. Uptown Properties die betrokken was bij het overeenkomen van de ABC-transactie waar de koopovereenkomst deel van uitmaakt, was hiervan op de hoogte. Dat [A] en [B] de financiering van de koopprijs van het Pand om de hiervoor bedoelde redenen niet rond kregen, betekent echter niet zonder meer dat [A's] financiële positie slecht was en zijn faillissement dreigde. Onduidelijk is verder wat [A's] eigen financiële positie was in april 2012. [A] zou tegen Uptown Properties hebben gezegd dat zijn vader deelgerechtigd was in een aanzienlijk vermogen in Vietnam waar een internationale arbitrage over liep. Meer dan deze mededeling is niet gebleken, nog los van het feit dat de vermeende gerechtigdheid van [A's] vader op gelden niet zonder meer iets zegt over de financiële positie van [A] zelf. Tot slot blijkt niet dat [A] in april 2012 schulden had, die hij niet kon voldoen.
4.10.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de financiële positie van [A] begin april 2012 niet zodanig was dat zijn faillissement en het tekort daarin toen in redelijke mate voorzienbaar waren. Wel moet [A] toen hebben geweten dat de financiële situatie van het restaurant niet florrissant was, maar niet blijkt dat hij toen al had afgesproken om de exploitatie van het restaurant over te nemen of het plan daartoe had opgevat. Hiermee ontbreekt de voor artikel 42 Fw vereiste wetenschap van benadeling bij het sluiten van de koopovereenkomst.
4.11.
Nu de koopovereenkomst onverplicht is aangegaan, is vernietiging daarvan op grond van artikel 47 Fw niet aan de orde. Voor de door de curator tot slot voorwaardelijk ingeroepen vernietigingsgrond van artikel 3:45 BW is ook nodig is dat [A] en Uptown bij het sluiten van de koopovereenkomst wisten of behoorden te weten dat daarvan benadeling van een of meer schuldeisers het gevolg zou zijn. Uit het voorgaande volgt dat deze wetenschap bij hen ontbrak. De slotsom luidt daarom dat de buitengerechtelijke vernietiging van de koopovereenkomst door de curator geen rechtsgevolg heeft.
4.12.
Op grond van de koopovereenkomst moest het Pand worden geleverd. De curator heeft zich subsidiair, voor het geval er geen grond is voor vernietiging van de koopovereenkomst en de levering een verplichte rechtshandeling is, beroepen op vernietiging van de levering op grond van artikel 47 Fw.
4.13.
De curator kan een verplicht verrichte rechtshandeling vernietigen op grond van artikel 47 Fw als – voor zover hier van belang – de betaling het gevolg was van overleg tussen de schuldenaar en de schuldeiser dat ten doel had laatstgenoemde door die betaling boven andere schuldeisers te begunstigen.
4.14.
Voor een geslaagd beroep op artikel 47 Fw is nodig dat de de levering van het Pand het gevolg is ‘samenspanning’ tussen [A] en Uptown Properties met het doel Uptown Properties te begunstigen boven andere schuldeisers. Dit vereiste wordt in de rechtspraktijk restrictief uitgelegd, in de zin dat voor de aanwezigheid van overleg als bedoeld in artikel 47 Fw vereist wordt dat sprake is van samenspanning, in de zin dat bij schuldeiser en schuldenaar het oogmerk bestond om deze schuldeiser boven andere te begunstigen (zie HR 24 maart 1995, NJ 1995/628, Gispen qq/IFN). Onvoldoende in dit verband is de wetenschap van partijen dat het faillissement onontkoombaar is (zie HR 29 juni 2001, JOR 2001/220, Meijs qq/Bank of Tokyo). Eveneens onvoldoende in dit verband is dat de wederpartij weet dat de gezamenlijke schuldeisers benadeeld zullen worden (zie HR 20 november 1998, NJ 1999/611, Verkerk/Tiethoff qq). Ook hier rust de stelplicht en de bewijslast op de curator. Onder omstandigheden, bijvoorbeeld als sprake is van een zeer nauwe verbondenheid tussen schuldeiser en schuldenaar en de kennis van beide partijen van de slechte financiële positie van de schuldenaar, kan behoudens tegenbewijs, (een bewijsvermoeden van) samenspanning worden aangenomen (HR 7 maart 2003, JOR 2003/102, Cikam/Siemon qq).
4.15.
Toen het Pand op 4 juni 2012 werd geleverd, was [A's] financiële positie wezenlijk anders dan ten tijde van het sluiten van de koopovereenkomst op 3 april 2012 omdat hij intussen de exploitatie van het restaurant overgenomen. Zoals hiervoor is overwogen, was de financiële positie van het restaurant niet florissant. Gezien de omzet van ongeveer € 29.500 per maand, de vaste lasten – alleen al de huur bedroeg € 13.000 per maand en er waren volgens het faillissementsverslag zeven werknemers – en de hiervoor genoemde schulden en het gegeven dat – volgens de in het faillissementsverslag weergegeven verklaring van [A] – de klanten niet langer geïnteresseerd waren in het Teppanyaki concept van het restaurant, maar naar
all you can eatrestaurants in de buurt gingen, is de rechtbank met de curator van oordeel dat het restaurant ten tijde van de overname van de exploitatie door [A] in ‘zwaar weer’ verkeerde. Nu verder niet blijkt dat [A] beschikte over of concreet toegang had tot voldoende vermogen om de schulden van het restaurant te betalen en investeringen te doen die tot een rendabele exploitatie zouden kunnen leiden (zie ook r.o. 4.9), waren begin juni 2012 het faillissement van [A] en het tekort daarin in redelijke mate voorzienbaar. Dat moet Uptown Properties ook hebben geweten, aangezien [D] jr., die [A] eerder had bijgestaan bij het zoeken naar financiering om het Pand te kunnen betalen en bij de ABC-constructie waar de koopovereenkomst deel van uitmaakte zich, naar eigen zeggen van Uptown Properties, eind april/begin mei op verzoek van [A] heeft gewend tot de Belastingdienst en de verhuurder in verband met de schulden het restaurant, dat toen nog werd geëxploiteerd door mevrouw [H]. Verder heeft Uptown Properties naar eigen zeggen op 11 mei 2012 cijfers opgevraagd in verband met de (voorgenomen) overname van de exploitatie van het restaurant door [A]. Dat Uptown Properties volgens haar verklaring tijdens de comparitie van partijen toen heeft vertrouwd op de hiervoor genoemde mededeling van [A] over geld dat zijn vader zou krijgen, waardoor [A] een en ander zou kunnen oplossen, maakt dat niet anders, aangezien er geen enkele concrete aanwijzing was dat de mededeling van [A] bewaarheid zou kunnen worden.
4.16.
Het voorgaande betekent dat begin juni 2012 het faillissement van [A] en het tekort daarin met een redelijke mate van waarschijnlijkheid te voorzien waren voor [A] en ook voor Uptown Properties. Deze bij hen bestaande wetenschap van benadeling is echter – zonder aanvullende feiten en omstandigheden waaruit kan worden afgeleid dat zij hebben samengespannen in de zin dat bij hen het oogmerk bestond om deze Uptown boven andere schuldeisers te begunstigen – onvoldoende voor een geslaagd beroep op artikel 47 Fw. Nu zulke feiten en omstandigheden niet zijn gesteld en ook niet zijn gebleken, komt de curator geen beroep toe op artikel Fw 47.
4.17.
Het door de curator voorwaardelijk ingeroepen artikel 3:45 BW heeft alleen betrekking op onverplichte rechtshandelingen. Zijn beroep op deze bepaling faalt hier daarom. Ook voor de levering luidt de slotsom daarom dat de buitengerechtelijke vernietiging door de curator geen rechtsgevolg heeft.
4.18.
Het voorgaande staat in de weg aan toewijzing van de vorderingen van de curator. De rechtbank komt niet toe aan bespreking van de overige geschilpunten.
in reconventie
4.19.
Voor een veroordeling tot de gevorderde vergoeding van de integrale proceskosten is alleen plaats ingeval van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen door het instellen van de vordering. Daarvan is pas sprake als het instellen van een vordering, gelet op de evidente ongegrondheid ervan, in verband met de betrokken belangen van de wederpartij achterwege had behoren te blijven. Hiervan kan eerst sprake zijn als eiser zijn vordering baseert op feiten en omstandigheden waarvan hij de onjuistheid kende dan wel behoorde te kennen of op stellingen waarvan hij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden (zie HR 29 juni 2007, NJ 2007/353). Bij het aannemen van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen door het aanspannen van een procedure past terughoudendheid, gelet op het recht op toegang tot de rechter dat mede gewaarborgd wordt door artikel 6 EVRM (zie HR 6 april 2012, NJ 2012/232).
4.20.
De stellingen van Uptown Properties strekken er – kort gezegd – toe te betogen dat de curator onzorgvuldig heeft gehandeld en onvoldoende rekening heeft gehouden met de belangen van de boedel door deze procedure aan te spannen. Een aantal van deze stellingen – zoals die over het niet (tijdig) uitbrengen van verslag – staat in geen enkel verband met het voeren van deze procedure en de gevorderde integrale proceskostenveroordeling. De andere stellingen – onder meer over het afwijzen van het aanbod van de curator om een regeling te treffen met Uptown Properties of in te stemmen met de voorgestelde constructie van een bankgarantie en verkoop van het Pand en het gegeven dat de curator alleen Uptown Properties in rechte heeft betrokken – kunnen niet de conclusie dragen dat de curator misbruik van recht heeft gemaakt of onrechtmatig heeft gehandeld door de vordering in conventie in te stellen. De vordering tot betaling van de integrale proceskosten wordt daarom afgewezen.
4.21.
De vordering om opheffing van de beslagen te
gelastenwordt verstaan zoals die kennelijk is bedoeld, namelijk als strekkende tot opheffing van de beslagen. Nu de vordering in conventie wordt afgewezen, ligt deze vordering voor toewijzing gereed.
in conventie en in reconventie
4.22.
Aangezien elk van partijen als op enig punt in het ongelijk gesteld is te beschouwen, zullen de proceskosten worden gecompenseerd.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
wijst de vorderingen af,
in reconventie
5.2.
heft op de door de curator gelegde beslagen,
5.3.
verklaart dit vonnis in reconventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
in conventie en in reconventie
5.4.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. L. Alwin en in het openbaar uitgesproken op 25 maart 2015.