In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 januari 2015 uitspraak gedaan over het verzoek van een vrouw, geboren in Zuid-Afrika, om vast te stellen dat zij de Nederlandse nationaliteit bezit. De verzoekster, die als kind van een Nederlandse vader en een Belgische moeder is geboren, heeft aangevoerd dat zij bij haar geboorte automatisch de Nederlandse nationaliteit heeft verkregen. De IND heeft echter betoogd dat verzoekster haar Nederlanderschap op 1 januari 1995 heeft verloren op grond van artikel 15, aanhef en onder c van de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN) oud, omdat zij meer dan tien jaar buiten het Koninkrijk heeft gewoond zonder tijdig aan te geven dat zij Nederlander wilde blijven.
De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster bij haar geboorte inderdaad de Nederlandse nationaliteit heeft verkregen, maar dat zij deze heeft verloren door langdurig verblijf buiten Nederland. De rechtbank heeft ook overwogen dat verzoekster niet in aanmerking komt voor herstel van het Nederlanderschap via de optiemogelijkheid die in 2003 is ingevoerd, omdat zij niet in Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba is geboren. De rechtbank heeft het verzoek van verzoekster afgewezen en haar ook in de proceskosten in het ongelijk gesteld.
De beslissing van de rechtbank is openbaar uitgesproken op dezelfde datum, waarbij de rechters G.H.I.J. Hage, I.D. Bellaart en M.J. Alt-van Endt de beschikking hebben gegeven.