8.2In verband met het door eiseres gemaakte bezwaar is de zaak voorgelegd aan de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (b&b). In zijn rapportage van 29 augustus 2014 heeft hij opgemerkt dat in het kader van de Wet verbetering poortwachter een start wordt gemaakt met re-integratie-inspanningen in spoor 2 zodra de noodzaak zich daartoe voordoet en uiterlijk als er ten tijde van de eerstejaars evaluatie nog geen (duurzaam) resultaat is bereikt in spoor 1. In dit geval is het traject ingezet in oktober 2013, hetgeen volgens de arbeidsdeskundige b&b te laat is. De stelling van eiseres dat tijdens de vakantieperiode niet kon worden verplicht tot re-integratieactiviteiten, is onvoldoende om anders te oordelen aldus de arbeidsdeskundige b&b. Voorts is het gevolgde traject terecht door de arbeidsdeskundige als onvoldoende adequaat beoordeeld. Er is tot maart 2014, het moment dat de re-integratieactiviteiten zijn getoetst, nauwelijks sprake geweest van concrete re-integratieactiviteiten. Dit gebrek is eiseres aan te rekenen zodat terecht een loonsanctie is opgelegd.
9. In de Beleidsregels is ten aanzien van de eerstejaarsevaluatie onder meer aangegeven dat aan het eind van het eerste ziektejaar een speciaal evaluatiemoment is ingebouwd. Mocht bijvoorbeeld blijken dat de re-integratie in het eigen bedrijf nog geen resultaten heeft opgeleverd, dan mag worden verwacht dat werkgever en werknemer dan tevens voorbereidingen starten met het oog op re-integratie bij een andere werkgever. Re-integratie-activiteiten met het oog op werk bij een andere werkgever kunnen slechts achterwege blijven als er nog concreet perspectief bestaat op hervatting in het eigen bedrijf. Voorts kan daarvoor aanleiding bestaan als de werknemer (blijvend) geen arbeidsmogelijkheden meer heeft, zo leidt de rechtbank uit de Beleidsregels af.
10. De rechtbank stelt vast dat de werknemer op 29 mei 2012 is uitgevallen. De eerstejaarsevaluatie viel daardoor rond eind mei 2013. Niet is gebleken dat er op dat moment een concreet perspectief op hervatting bij de eigen werkgever bestond. Voorts beschikte de werknemer op dat moment over benutbare mogelijkheden, zodat het zinvol was te starten met spoor 2 (re-integratie bij een andere werkgever). Eiseres had dan ook zo snel mogelijk na eind mei 2013, of in ieder geval na de rapportage van de externe arbeidsdeskundige van juli 2013 waarin wordt geconcludeerd dat per direct een re-integratiebureau ingezet dient te worden om de werknemer te begeleiden in spoor 2, een traject moeten inzetten. Naar het oordeel van rechtbank is het eerst opstarten van een traject in spoor 2 in oktober 2013 te laat. Hierdoor zijn er mogelijk re-integratiekansen gemist. Dat spoor 2 later is opgestart (mede) vanwege de zomervakantie maakt niet dat er een deugdelijke grond is voor het te laat opstarten van spoor 2. Allereerst geldt hierbij dat ook als de werknemer niet verplicht kan worden om re-integratie-activiteiten te ondernemen tijdens de vakantieperiode, dit onverlet laat dat het in zijn belang kan zijn hier desalniettemin – in goed overleg – toe over te gaan. Deze mogelijkheid is niet verkend of geboden door eiseres. Maar voorts geldt dat ook als er van uitgegaan moet worden dat de vakantieperiode niet kon worden aangewend voor re-integratie-activiteiten, dit onverlet laat dat reeds voor de zomervakantie dan wel direct na de zomervakantie gestart had kunnen worden met spoor 2, hetgeen ter zitting ook is beaamd door eiseres. De rechtbank begrijpt dat goed werkgeverschap voor eiseres belangrijk was en dat zij om die reden niet te veel druk heeft willen zetten op het re-integratieproces, maar hierin had naar het oordeel van de rechtbank juist aanleiding moeten bestaan om het traject in spoor 2 zo spoedig mogelijk aan te vangen zodat daarvoor de maximale tijd beschikbaar zou zijn, waarbij geldt dat een tijdig en adequaat re-integratietraject minstens zo belangrijk moet worden geacht in het kader van goed werkgeverschap en het belang van de werknemer.
11. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verweerder zich reeds op grond van het voorgaande terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiseres onvoldoende re‑integratie-inspanningen heeft verricht en dat zij daar geen deugdelijke grond voor heeft.
12. Gelet hierop acht de rechtbank het niet nodig om een oordeel te vellen over de vraag of de inspanningen van eiseres na de start van het spoor 2 traject voldoende zijn geweest. Hetgeen overigens door eiseres is aangevoerd leidt de rechtbank dan ook niet tot een ander oordeel.
13. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.