ECLI:NL:RBDHA:2015:6389
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Oplegging van vrijheidsontnemende maatregel aan asielzoeker en motiveringsgebrek
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 juni 2015 uitspraak gedaan in een beroep tegen de oplegging van een vrijheidsontnemende maatregel aan een asielzoeker, eiseres, die op 22 mei 2015 haar asielwens had geuit. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder, niet voldoende had gemotiveerd waarom niet met een lichter middel kon worden volstaan bij de oplegging van de maatregel op grond van artikel 6 van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank verwees naar eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin werd gesteld dat een individuele motivering vereist is bij de oplegging van een vrijheidsontnemende maatregel. De rechtbank concludeerde dat het besluit van verweerder aan een motiveringsgebrek leed, waardoor de opgelegde maatregel onrechtmatig was vanaf het moment van oplegging. De rechtbank heeft daarom het beroep gegrond verklaard, de opheffing van de vrijheidsontnemende maatregel bevolen en eiseres een schadevergoeding van € 880,- toegekend voor de periode dat zij in het Justitieel Complex Schiphol verbleef. Daarnaast werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres, die op € 980,- werden vastgesteld. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en de rechter droeg de griffier op om de schadevergoeding aan eiseres uit te betalen.