In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 2 juni 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen een verpleegkundige, eiser, en de Stichting Hagaziekenhuis, gedaagde. Eiser, die sinds 1 april 1996 in dienst was van gedaagde, vorderde betaling van onregelmatigheidstoeslag over zijn vakantie- en verlofuren. Eiser werkte uitsluitend in nachtdiensten en stelde dat de onregelmatigheidstoeslag intrinsiek samenhangt met zijn werkzaamheden, en dat hij recht had op deze toeslag tijdens zijn vakantie. Gedaagde voerde verweer en stelde dat de CAO Ziekenhuizen bepaalde dat werknemers tijdens vakantie recht hebben op behoud van salaris, maar dat dit salaris exclusief onregelmatigheidstoeslag is.
De kantonrechter overwoog dat volgens artikel 7:639 van het Burgerlijk Wetboek de werknemer recht heeft op loon tijdens zijn vakantie, en dat dit loon ook de onregelmatigheidstoeslag moet omvatten als deze toeslag intrinsiek samenhangt met de werkzaamheden van de werknemer. De rechter concludeerde dat de onregelmatigheidstoeslag een intrinsiek deel uitmaakt van de aan eiser toegekende taken, en dat de bepaling in de CAO die dit uitsluit in strijd is met dwingend recht. De kantonrechter wees de vordering van eiser toe en veroordeelde gedaagde tot betaling van € 5.554,72 bruto, vermeerderd met wettelijke rente en een wettelijke verhoging van 10%. Gedaagde werd ook veroordeeld in de proceskosten.
Deze uitspraak bevestigt dat werknemers recht hebben op een volledige beloning, inclusief onregelmatigheidstoeslagen, tijdens hun vakantie, en dat CAO-bepalingen die hieraan afbreuk doen niet rechtsgeldig zijn als ze in strijd zijn met dwingend recht.