Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser],
de minister van Buitenlandse Zaken,
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om toekenning van een schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 juni 2015 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de weigering van een visum kort verblijf aan eiser, de minister van Buitenlandse Zaken. Eiser, geboren op [geboortedatum] en van Ghanese nationaliteit, had een aanvraag ingediend voor een visum om bij [referent] te verblijven. De aanvraag werd op 24 september 2014 door verweerder afgewezen, waarna eiser bezwaar aantekende. Dit bezwaar werd op 27 januari 2015 door verweerder kennelijk ongegrond verklaard, wat leidde tot het indienen van beroep door eiser.
Tijdens de zitting op 21 mei 2015 was eiser niet aanwezig, maar werd verweerder vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Eiser stelde dat het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand was gekomen, omdat verweerder pas in de bezwaarfase om aanvullende gegevens had gevraagd. De rechtbank oordeelde echter dat er geen sprake was van onzorgvuldigheid, aangezien het onderzoek in de bezwaarfase het eerdere gebrek had hersteld. Eiser had geen inhoudelijke gronden aangevoerd tegen de afwijzing van de visumaanvraag.
Daarnaast voerde eiser aan dat de hoorplicht was geschonden. De rechtbank overwoog dat verweerder op basis van artikel 7:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van het horen kon afzien, omdat het bezwaarschrift geen nieuwe relevante informatie bevatte die de uitkomst van het bezwaar zou kunnen beïnvloeden. De rechtbank concludeerde dat er geen twijfel bestond over de ongegrondheid van het bezwaar.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak werd gedaan door mr. H. Brouwer, rechter, in aanwezigheid van mr. D. Ebbink, griffier, en is openbaar uitgesproken op 3 juni 2015.