ECLI:NL:RBDHA:2015:6155

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 mei 2015
Publicatiedatum
28 mei 2015
Zaaknummer
AWB - 15 _ 919
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van studiefinanciering aan migrerende werknemers en de vereisten voor recht op studiefinanciering

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 mei 2015 uitspraak gedaan in een geschil over het recht op studiefinanciering van eiseres, die de [X] nationaliteit heeft. Eiseres had vanaf 1 januari 2013 studiefinanciering ontvangen op basis van haar status als migrerend werknemer. Echter, bij besluit van 25 april 2014 heeft de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, verweerder, meegedeeld dat eiseres over de maanden februari en maart 2013 geen recht had op studiefinanciering, omdat zij niet het vereiste aantal uren had gewerkt. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard.

Tijdens de zitting op 8 mei 2015 is eiseres niet verschenen, terwijl verweerder zich liet vertegenwoordigen. Eiseres stelde dat zij in februari en maart 2013 haar normale 32 uur had gewerkt, maar de rechtbank oordeelde dat uit de salarisspecificaties bleek dat zij in februari slechts 24 uur had gewerkt en in maart helemaal niet. De rechtbank concludeerde dat eiseres vanaf februari 2013 niet langer als migrerend werknemer kon worden aangemerkt, wat betekende dat zij ook geen recht had op studiefinanciering tijdens haar stage.

De rechtbank heeft de relevante wetgeving en beleidsregels omtrent studiefinanciering en migrerend werknemerschap in overweging genomen. De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep werd aangehaald om te verduidelijken dat het aantal gewerkte uren gemiddeld over een bepaalde periode moet worden beoordeeld. De rechtbank heeft uiteindelijk het beroep van eiseres ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 15/919

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 mei 2015 in de zaak tussen

[eiseres]wonende te [plaats] eiseres
en

de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft tegen het hierna onder 2 te noemen besluit bezwaar gemaakt.
Verweerder heeft bij besluit van 29 december 2014 het bezwaar ongegrond verklaard.
Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Voor de zitting heeft eiseres een nader stuk ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 mei 2015.
Eiseres is, met bericht daarvan aan de rechtbank, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [vertegenwoordiger] .

Overwegingen

Feiten
1. Eiseres, heeft de [X] nationaliteit. Aan haar is, voor zover hier van belang, vanaf 1 januari 2013 studiefinanciering toegekend omdat zij als zogenoemd migrerend werknemer voldoet aan de voorwaarden voor de toekenning van studiefinanciering.
2. Bij bericht van 25 april 2014 heeft verweerder aan eiseres meegedeeld dat zij over februari 2013 tot en met september 2013 geen recht heeft op studiefinanciering, omdat zij minder dan het vereiste aantal uren heeft gewerkt.
Geschil3. In geschil is of verweerder terecht heeft vastgesteld dat eiseres vanaf februari 2013 geen recht heeft op studiefinanciering.
Eiseres stelt dat zij in februari en maart haar normale 32 uur heeft gewerkt. In maart moest het vakantiegeld worden betaald vanwege een verandering in het bedrijf waar eiseres werkte. In april is eiseres een buitenlandse stage gaan volgen. Eiseres stelt dat zij daarmee voor studiefinanciering in aanmerking komt over de periode februari 2013 tot en met september 2013.
3.1.
Verweerder stelt dat eiseres over de periode februari en maart niet voldoende uren heeft gewerkt om als migrerend werknemer te worden aangemerkt. Omdat zij voordat zij haar stage ging volgen geen migrerend werknemer meer was heeft zij tijdens haar stage ook geen recht op studiefinanciering.
Beoordeling van het geschil
4. Op grond van artikel 2.2, aanhef en onder b, van de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000) kan voor studiefinanciering in aanmerking komen een studerende die niet de Nederlandse nationaliteit bezit maar wel ingevolge een verdrag of een besluit van een volkenrechtelijke organisatie op het terrein van de studiefinanciering met een Nederlander wordt gelijkgesteld.
4.1.
Op grond van het Beleid migrerend werknemerschap (hierna: de Beleidsregel), zoals dat luidde tot en met december 2013, gaat de Dienst Uitvoering Onderwijs ervan uit dat iedere studerende afkomstig uit een van de lidstaten van de Europese Unie die over de controleperiode 32 uur of meer gemiddeld per maand heeft gewerkt, zonder meer de status van migrerend werknemer heeft en daarmee recht heeft op studiefinanciering in dat studiefinancieringstijdvak. Bij het vaststellen van het criterium van 32 uur gemiddeld per maand wordt voor vakanties en eventuele ziekte rekening gehouden met één maand per jaar dat er niet gewerkt wordt. Met betrekking tot het volgen van een stage is het beleid dat een student gedurende de stage het recht op studiefinanciering behoudt ook als de werkzaamheden als gevolg van de stage zijn gestopt.
4.2.
In zijn uitspraak van 21 oktober 2011, 10/6296 (ECLI:NL:CRVB:2011:BT8968) heeft de Centrale Raad van Beroep de hierboven genoemde Beleidsregel als volgt uitgelegd. “Indien de studerende over de controleperiode 32 uren of meer gemiddeld per maand heeft gewerkt heeft hij zonder meer de status van migrerend werknemer. Aangezien het om een gemiddeld aantal uren per maand gaat, is niet van belang of de studerende gedurende een aantal maanden minder uren heeft gewerkt zolang sprake is van meer dan marginale en bijkomstige werkzaamheden. Indien een studerende in één maand in het geheel niet heeft gewerkt wegens vakantie en eventuele ziekte wordt deze maand buiten beschouwing gelaten en wordt het aantal uren gemiddeld over 11 maanden. Als de studerende meer dan één maand in het geheel niet heeft gewerkt dan bestaat er over de maanden dat minder dan 32 uren is gewerkt, geen recht op studiefinanciering.”
5. Uit de door eiseres overgelegde salarisspecificaties van uitzendbureau Timing blijkt dat eiseres in januari 2013 (van 07-01-13 tot 28-01-13) 32 uur heeft gewerkt. In februari (van 04-02-13 tot 11-2-13) heeft eiseres slechts 24 uur gewerkt. In maart heeft eiseres helemaal niet gewerkt, maar is aan haar vakantiegeld uitbetaald.
Vast staat derhalve dat eiseres gedurende de maanden februari en maart 2013 geen recht meer had op studiefinanciering, omdat zij over die maanden te weinig dan wel niet heeft gewerkt. Verweerder heeft zich dan ook terecht op het standpunt gesteld dat eiseres vanaf februari 2013 niet langer kon worden aangemerkt als migrerend werknemer.
Nu eiseres de twee maanden voor haar stage al niet meer als migrerend werknemer kon worden aangemerkt kwam zij, op grond van het door verweerder gehanteerd beleid, ook niet in aanmerking voor studiefinanciering tijdens haar stage.
De zich bij de stukken bevindende verklaring van haar werkgever, te weten dat zij in januari 42 uur heeft gewerkt en in februari 32 uur correspondeert niet met het aantal gewerkte uren vermeld op de overgelegde salarisspecificaties. De rechtbank zal deze verklaring daarom buiten beschouwing laten.
Hetgeen voorts nog door eiseres is aangevoerd maakt niet dat verweerder het besluit van 25 april 2014 niet heeft mogen handhaven.
6. Gelet op wat hiervoor is overwogen zal het beroep ongegrond worden verklaard.
Proceskosten
7. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.A. de Hek, rechter, in aanwezigheid van
mr. P.C. Stroebel, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 29 mei 2015.
griffier rechter

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.