Uitspraak
De vordering.
[Veroordeelde] ,
Het advies.
De behandeling in raadkamer.
Beoordeling van de vordering.
Toepasselijke wetsartikelen.
Beslissing.
met 6 maanden.
Rechtbank Den Haag
Op 27 mei 2015 heeft de rechtbank Den Haag, meervoudige kamer jeugdstrafzaken, uitspraak gedaan op de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de termijn van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen. De vordering was ingediend op 6 maart 2015 en betrof een veroordeelde, geboren in 1992, die op basis van een onherroepelijk vonnis van 4 februari 2010 in een inrichting voor jeugdigen was geplaatst. De maatregel was op 4 april 2013 ingegaan en zou eindigen op 13 april 2015. De officier van justitie verzocht om verlenging van de maatregel met 12 maanden, maar concludeerde tijdens de zitting tot een verlenging van 6 maanden, gezien de omstandigheden en het verhandelde ter zitting.
De rechtbank heeft de vordering beoordeeld aan de hand van de wettelijke vereisten van artikel 77t van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel nog steeds in het belang is van de ontwikkeling van de veroordeelde en dat de veiligheid van anderen een verlenging eist. De rechtbank heeft kennisgenomen van verschillende adviezen, waaronder die van gedragswetenschappers en de reclassering, die wezen op de noodzaak van een gestructureerd resocialisatietraject. De rechtbank oordeelde dat de veroordeelde, gezien zijn recidiverisico en de noodzaak voor verdere behandeling, de komende 6 maanden in de inrichting moest blijven om aan zijn behandeldoelen te werken.
De rechtbank heeft uiteindelijk besloten de termijn van de plaatsing in de inrichting voor jeugdigen met 6 maanden te verlengen, met de nadruk op het creëren van een duidelijk kader voor de resocialisatie van de veroordeelde. De rechtbank heeft ook aangegeven dat er een wijziging van de bijzondere voorwaarden nodig is voor het opleggen van elektronische controle, om recidive te voorkomen. De beslissing is genomen door de kinderrechters P.J. Schreuder, P. de Haan en D.E. Alink, en is uitgesproken in het openbaar.