ECLI:NL:RBDHA:2015:5993

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 mei 2015
Publicatiedatum
27 mei 2015
Zaaknummer
3536395 EJ VERZ 14-84652
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheidsincident in een luchtvaartzaak onder de Europese procedure voor geringe vorderingen

In deze zaak, die voor de Rechtbank Den Haag is behandeld, betreft het een bevoegdheidsincident in het kader van de Europese procedure voor geringe vorderingen. De eisende partijen, [eisers], hebben een verzoek ingediend tegen Tui Airlines Belgium N.V., t.h.o.d.n. Jetairfly.com, met betrekking tot een vervoerovereenkomst. De eisers stelden dat de Nederlandse rechter bevoegd was om kennis te nemen van hun vordering, terwijl de gedaagde partij, Jetairfly, zich op het standpunt stelde dat de Belgische rechter rechtsmacht had, gezien de vestiging van de onderneming in België.

De kantonrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de vraag naar de rechtsmacht van de Nederlandse rechter moet worden beoordeeld aan de hand van de EEX-Verordening. De hoofdregel van deze verordening, zoals neergelegd in artikel 2, is dat de rechter in de lidstaat van de verwerende partij bevoegd is. In dit geval betekent dit dat de Belgische rechter bevoegd is, aangezien Jetairfly in België is gevestigd. De kantonrechter heeft ook overwogen dat de eisers, hoewel zij consumenten zijn, niet onder de uitzondering van de EEX-Verordening vallen die de bevoegdheid voor door consumenten gesloten overeenkomsten regelt, omdat het hier gaat om een vervoerovereenkomst zonder dat er sprake is van een combinatie van vervoer en verblijf voor één enkele prijs.

De kantonrechter heeft uiteindelijk geoordeeld dat de afdeling van de EEX-Verordening die betrekking heeft op consumentenovereenkomsten niet van toepassing is, omdat de eisers geen overeenkomst met Jetairfly hebben gesloten die aan de voorwaarden van artikel 15 lid 3 van de EEX-Verordening voldoet. De kantonrechter heeft zich daarom onbevoegd verklaard om kennis te nemen van het verzoek van de eisers en hen veroordeeld in de proceskosten van het incident.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Team kanton Leiden/Gouda, locatie Gouda
YFR
Zaaknr.: 3536395 \ EJ VERZ 14-84652
20 mei 2015

Beschikking op grond van Verordening (EG) nr. 861/2007 in de zaak van:

[eiser],
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eisende partij,
gemachtigde: mrs. I.G.B. Maertzdorff en L.J.J. Hoezen,
tegen

Tui Airlines Belgium N.V., t.h.o.d.n. Jetairfly.com,

gevestigd te B-1930, Zaventem, België,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. M. Lustenhouwer.
Partijen worden aangeduid als “[eisers]” en “Jetairfly”.

Procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • het standaard vorderingsformulier A van bijlage I van Verordening (EG) inzake de Europese procedure voor geringe vorderingen nr. 861/2007 tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen (hierna: de Verordening voor geringe vorderingen), met bijlagen, ingekomen ter griffie op 23 oktober 2014, met bijlagen;
  • het antwoordformulier (C-formulier), met een incidenteel verweer tot onbevoegdheid inzake Europese procedure voor geringe vorderingen (EU-Vo 861/2007) van de zijde van Jetairfly;
  • de reactie incidenteel verweer tot onbevoegdheid inzake Europese procedure voor geringe vorderingen (EU-Vo 861/2007), van de zijde van [eisers].

Vordering in het incident

Jetairfly vordert dat de kantonrechter zich onbevoegd zal verklaren om kennis te nemen van het verzoek van [eisers]. Jetairfly stelt zich op het standpunt dat, zakelijk weergegeven, het bepaalde in Verordening 44/2001 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (EEX-Verordening) meebrengt dat de Belgische rechter in deze zaak rechtsmacht toekomt, nu de onderneming is gevestigd in België.
[eisers] hebben gemotiveerd verweer gevoerd, dat hierna, voor zover relevant, aan de orde zal komen.
Beoordeling in het incident
De kantonrechter stelt voorop dat de vraag of de Nederlandse rechter rechtsmacht toekomt (ook) in zaken ingesteld op grond van de Verordening voor geringe vorderingen dient te worden beoordeeld aan de hand van de EEX-Verordening.
Gelet op de in artikel 2 van de EEX-Verordening neergelegde hoofdregel, komt de rechter in de lidstaat van de verwerende partij rechtsmacht toe. Dat is in deze zaak de Belgische rechter. De omstandigheid dat [eisers] consument zijn, betekent in casu niet dat een uitzondering gemaakt dient te worden op deze hoofdregel. Daartoe wordt het volgende overwogen.
Afdeling 4 van de EEX-Verordening regelt de bevoegdheid voor door consumenten gesloten overeenkomsten. [eisers] stellen zich op grond van deze afdeling op het standpunt dat deze rechtbank bevoegd is van het onderhavige geschil kennis te nemen. Artikel 15 lid 3 van de EEX-Verordening bepaalt dat deze afdeling niet van toepassing is op vervoerovereenkomsten, tenzij het overeenkomsten betreft waarbij voor één enkele prijs zowel vervoer als verblijf worden aangeboden.
[eisers] stellen zich op het standpunt dat de in artikel 15 van de EEX-Verordening ([eisers] noemen per abuis artikel 17 van de Herschikte EEX-Verordening, maar deze is slechts van toepassing op vorderingen die zijn ingesteld op of na 10 januari 2015) genoemde vervoerovereenkomsten, gelet op het bepaalde in artikel 16 van de (Herschikte) EEX-Verordening, enkel betrekking hebben op goederenvervoer. De kantonrechter volgt [eisers] hierin niet, nu voormeld artikel 16 ziet op de bevoegdheid in verzekeringszaken en er geen aanwijzing is dat bedoeld is personenvervoer uit te sluiten van artikel 15 EEX-Verordening.
[eisers] stellen voorts dat de uitzondering van artikel 15 lid 3 van de EEX-verordening van toepassing is, nu Jetairfly op haar website wel degelijk een combinatie van vervoer en verblijf aanbiedt. Dit brengt – aldus [eisers] – met zich mee dat zij hun vordering kunnen aanbrengen voor het gerecht van hun woonplaats. De kantonrechter verwerpt dit standpunt, nu in artikel 15 lid 3 van de EEX-Verordening een uitzondering is gemaakt voor
overeenkomstenwaarbij voor één enkele prijs zowel vervoer als verblijf worden aangeboden. Een tekstuele uitleg van deze tekst brengt met zich dat [eisers] enkel onder de uitzondering van artikel 15 lid 3 van de EEX-Verordening zouden hebben gevallen, indien zij een dergelijk aanbod van Jetairfly zouden hebben aanvaard, waardoor een overeenkomst tussen partijen tot stand zou zijn gekomen. Dit is gesteld noch gebleken. Dit leidt tot de conclusie dat afdeling 4 van de EEX-verordening, gelet op het feit dat sprake is van een vervoerovereenkomst, waarbij geen vervoer en verblijf voor één en dezelfde prijs is overeengekomen, niet van toepassing is voor het bepalen van de bevoegdheid. Dit brengt mee dat de hoofdregel van artikel 2 van de EEX-Verordening van toepassing is en dat de kantonrechter thans onbevoegd is om kennis te nemen van het verzoekschrift van [eisers].
[eisers] zullen als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in kosten van het incident.

Beslissing

De kantonrechter:
verklaart zich onbevoegd om kennis te nemen van het verzoek van [eisers];
veroordeelt [eisers] in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van Jetairfly vastgesteld op € 30,- aan salaris gemachtigde.
Deze beschikking is gegeven door kantonrechter mr. C.W.D. Bom en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 mei 2015.