Uitspraak
Beschikking op grond van Verordening (EG) nr. 861/2007 in de zaak van:
eisende partij,
gemachtigde: mrs. I.G.B. Maertzdorff en L.J.J. Hoezen,
Tui Airlines Belgium N.V., t.h.o.d.n. Jetairfly.com,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. M. Lustenhouwer.
Procedure
- het standaard vorderingsformulier A van bijlage I van Verordening (EG) inzake de Europese procedure voor geringe vorderingen nr. 861/2007 tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen (hierna: de Verordening voor geringe vorderingen), met bijlagen, ingekomen ter griffie op 23 oktober 2014, met bijlagen;
- het antwoordformulier (C-formulier), met een incidenteel verweer tot onbevoegdheid inzake Europese procedure voor geringe vorderingen (EU-Vo 861/2007) van de zijde van Jetairfly;
- de reactie incidenteel verweer tot onbevoegdheid inzake Europese procedure voor geringe vorderingen (EU-Vo 861/2007), van de zijde van [eisers].
Vordering in het incident
overeenkomstenwaarbij voor één enkele prijs zowel vervoer als verblijf worden aangeboden. Een tekstuele uitleg van deze tekst brengt met zich dat [eisers] enkel onder de uitzondering van artikel 15 lid 3 van de EEX-Verordening zouden hebben gevallen, indien zij een dergelijk aanbod van Jetairfly zouden hebben aanvaard, waardoor een overeenkomst tussen partijen tot stand zou zijn gekomen. Dit is gesteld noch gebleken. Dit leidt tot de conclusie dat afdeling 4 van de EEX-verordening, gelet op het feit dat sprake is van een vervoerovereenkomst, waarbij geen vervoer en verblijf voor één en dezelfde prijs is overeengekomen, niet van toepassing is voor het bepalen van de bevoegdheid. Dit brengt mee dat de hoofdregel van artikel 2 van de EEX-Verordening van toepassing is en dat de kantonrechter thans onbevoegd is om kennis te nemen van het verzoekschrift van [eisers].