ECLI:NL:RBDHA:2015:5829

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 mei 2015
Publicatiedatum
21 mei 2015
Zaaknummer
C-09-474103 - HA ZA 14-1108
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verklaring derdenbeslag en onrechtmatig handelen in civiele procedure

In deze civiele procedure, aangespannen door Yachting Company International (YCI) tegen Seafury B.V., heeft de rechtbank Den Haag op 20 mei 2015 uitspraak gedaan over een verklaring derdenbeslag. YCI vorderde dat de verklaringen van Seafury over het derdenbeslag onjuist waren en dat Seafury onrechtmatig had gehandeld door goederen aan het beslag te onttrekken. De procedure volgde op een eerdere rechtszaak tussen YCI en Amer Classic B.V. over betalingsverplichtingen. YCI had op 11 april 2014 derdenbeslag gelegd op vorderingen van Amer bij Seafury, maar Seafury verklaarde dat er geen rechtsverhouding bestond tussen hen en Amer op het moment van beslaglegging.

De rechtbank beoordeelde of Seafury op het moment van beslaglegging nog de Amer Sloep 640 of de Amer Cruiser onder zich had. YCI stelde dat Seafury deze boten nog in bezit had, terwijl Seafury dit betwistte. De rechtbank concludeerde dat YCI onvoldoende bewijs had geleverd om aan te tonen dat de boten zich bij Seafury bevonden op het moment van beslaglegging. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van Seafury niet onjuist waren en dat er geen onrechtmatig handelen was.

De vorderingen van YCI werden afgewezen, en YCI werd veroordeeld in de proceskosten. De rechtbank benadrukte dat de verklaringen van Seafury voldoende waren onderbouwd en dat er geen bewijs was dat de boten ten tijde van het beslag nog onder Seafury waren. Dit vonnis bevestigt de noodzaak voor eiser om zijn stellingen met voldoende bewijs te onderbouwen in civiele procedures.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/474103 / HA ZA 14-1108
Vonnis van 20 mei 2015
in de zaak van
[eiser],
handelend onder de naam Yachting Company International,
wonende te [woonplaats], eiser,
advocaat mr. D.B. van Dam,
tegen
SEAFURY B.V.,
gevestigd te Katwijk,
gedaagde,
advocaat mr. D. Knottenbelt.
Partijen zullen hierna YCI en Seafury genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding;
- de akte d.d. 24 september 2014 zijdens eiser, met bijlagen;
- de conclusie van antwoord, met bijlagen;
- het tussenvonnis van 19 november 2014;
- het B8-formulier d.d. 31 maart 2015, zijdens gedaagde, met als bijlagen prod. 6-8;
- de akte d.d. 7 april 2015 zijdens eiser, met bijlagen;
- het proces-verbaal van comparitie van 7 april 2015.
1.2.
Ten slotte is een datum voor vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Amer Classic B.V. (hierna: Amer) is een bedrijf dat boten verkoopt, onder meer een model Sloep 640 en een model Cruiser. [A] is directeur van Amer. Van beide boten was een cascomodel aanwezig op de Hiswa 2013. Deze casco’s waren gebouwd door YCI en waren eigendom van Amer.
Hierna zullen deze casco’s tezamen worden aangeduid als “de casco’s” en in enkelvoud als “de Sloep” respectievelijk “de Cruiser”.
2.2.
Seafury is verkoopt onder meer boten. Na de Hiswa in voorjaar 2013 zijn de twee casco’s naar de showroom van Seafury gebracht alwaar ze beide enige tijd te koop zijn aangeboden.
2.3.
Op 23 april 2014 heeft YCI een procedure aanhangig gemaakt tegen Amer Classic B.V. (hierna: Amer) ter zake van nakoming van haar betalingsverplichtingen uit hoofde van een koopovereenkomst tussen YCI en Amer.
2.4.
Bij vonnis van 4 juni 2014 van de rechtbank Zeeland-West-Brabant is Amer bij verstek onder meer veroordeeld aan YCI te betalen een hoofdsom ad € 60.906,56. Dit vonnis is betekend aan Amer en Seafury.
2.5.
Op 11 april 2014 heeft YCI ten laste van Amer onder Seafury executoriaal derdenbeslag gelegd.
On het beslagexploot staat vermeld dat het beslag is gelegd:
“op alle vorderingen die gerekwireerde op de derde-beslagene voornoemd mocht hebben of uit een ten tijde van het beslag reeds bestaande rechtsverhouding rechtstreeks zal verkrijgen, en op de aan de gerekwireerde toebehorende roerende zaken die onder de derde-beslagene mochten berusten en geen registergoederen zijn,meer speciaal, doch niet uitsluitend een boot van het type “Amer Sloep 640” en een boot van het type “Amer Cruiser”, zulks tot zekerheid van verhaal voor de vordering van rekwirant, bij gemelde beschikking met inbegrip van kosten, voorlopig begroot op € 79.170,00 (…).”
2.6.
Op 16 mei 2014 heeft Seafury een verklaring derdenbeslag afgegeven waarin zij verklaart:
“dat er tussen ondergetekende en de schuldenaar geen enkele rechtsverhouding bestaat of heeft bestaan, uit hoofde waarvan de schuldenaar op het tijdstip van het beslag nog iets van ondergetekende had te vorderen, nu te vorderen heeft of nog te vorderen kan krijgen.
(…)
Bijzonderheden: Boot verkocht voor Amer classic B.V. Niets op verdient overjarig model Bovendien waren er zat fabrieksmankementen.”
2.7.
Bij brief van 4 juli 2014 heeft Seafury aan de advocaat van YCI als volgt bericht:
“Wij SEAFURY B.V. hebben namens Amer Classic B.V. bemiddeld in verkoop van de Amer Classic Cruiser, op 27 september 2013 is de boot verkocht aan de klant.
In de bijgesloten bemiddelingsovereenkomst ziet u hier bewijs van, tevens is de Amer Classic Cruiser op 31 maart jl. opgeleverd aan de klant, zie bijgesloten verklaring en bankafschrift.
Wij SEAFURY B.V. hebben namens Amer Classic B.V. online geadverteerd met de Amer Sloep 640, dit houdt niet in dat de betreffende sloep in ons beheer lag. Tevens is er nooit een verkoop tot stand gekomen d.m.v. bemiddeling of op enige andere wijze. Wanneer u twijfels heeft aan dit feit dan zien wij graag bewijzen van uw zijde.
Op het moment van beslaglegging 11 april jl. was de Amer Classic Cruiser en de Amer Sloep 640 niet in ons bezit en niet in ons pand aanwezig.
Amer Cruiser Totale verkoopbedrag € 78.425
Amer Classic BV Factuur 13004/17-12-2013 Demo Amer Cruiser € 36.425
Reeds betaald aan Amer Classic BV
€ 21.425/12 maart 2014, € 15.000/4 april 2014 (zie bankafschrift)
Op het moment van beslaglegging stonden er geen verplichtingen open; van SEAFURY B.V. naar Amer Classic B.V.”

3.Het geschil

3.1.
YCI vordert – zakelijk weergegeven –
1. Voor recht te verklaren dat de verklaringen derdenbeslag van Seafury van 16 mei 2014 en 4 juli 2014 onjuist en in strijd met de waarheid zijn, en dat Seafury goederen, in het bijzonder de Amer Sloep 640 en de Amer Cruiser, aan het beslag heeft onttrokken en aldus onrechtmatig heeft gehandeld;
2.
primair: Seafury te bevelen om schriftelijk en gerechtelijk te verklaren dat er ten tijde van het leggen van het conservatoire beslag tussen Seafury en Amer een rechtsverhouding bestond op grond waarvan Amer van Seafury de Amer Cruiser en de Amer Sloep 640 als haar eigendommen van Seafury kan vorderen, en dat de Amer Cruiser en de Amer Slope 640 zich ten tijde van het leggen van het beslag onder Seafury en op het terrein van Seafury bevonden, althans te bevelen om schriftelijk en gerechtelijk te verklaren met betrekking tot hetgeen Seafury ten tijde van het leggen van het beslag van Amer onder zich heeft/of aan Amer verschuldigd is en/of uit een reeds bestaande rechtsverhouding van Amer zal verkrijgen en/of aan Amer verschuldigd zal worden, op straffe van een dwangsom;
subsidiair: Seafury’s verklaring volgens art. 476a Rv zodanig vast te stellen dat deze bevat dat er ten tijde van het leggen van het beslag tussen Seafury en Amer een rechtsverhouding bestond op grond waarvan Amer van Seafury de Amer Cruiser en de Amer Sloep 640 als haar eigendommen van Seafury kan vorderen, en dat de Amer Cruiser en de Amer Slope 640 zich ten tijde van het leggen van het beslag onder Seafury en op het terrein van Seafury bevonden, althans dat deze een tekst bevat met betrekking tot hetgeen Seafury ten tijde van het leggen van het beslag van Amer onder zich heeft/of aan Amer verschuldigd is en/of uit een reeds bestaande rechtsverhouding van Amer zal verkrijgen en/of aan Amer verschuldigd zal worden, op straffe van een dwangsom;
3. Seafury te bevelen om primair € 73.180,46 en subsidiair € 42.000,00 te betalen aan YCI binnen vijf dagen na betekening van het vonnis;
4. Seafury te veroordelen tot het betalen aan YCI van de wettelijke rente over het te betalen bedrag, vanaf 3 september 2014 tot aan de dag van volledige voldoening;
5. met veroordeling van Seafury in de kosten en nakosten alsmede de wettelijke rente daarover.
3.2.
YCI stelt dat Seafury ten tijde van het derdenbeslag zowel de Sloep als de Cruiser nog onder zich had, dan wel op dat moment nog gelden verschuldigd was aan Amer. De verklaringen van Seafury zijn daarmee strijdig en derhalve handelt Seafury onrechtmatig jegens YCI. Voorts heeft Seafury onrechtmatig gehandeld door haar verklaringen met betrekking tot het beslag onvoldoende te staven.
3.3.
Seafury betwist dat zij op het moment van beslaglegging nog boten van Amer onder zich had of dat Amer op dat moment nog iets van haar te vorderen had.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Niet betwist is dat indien Seafury op 11 april 2014 de Sloep of de Cruiser onder zich had, dan wel op dat moment nog iets verschuldigd was aan Amer, de verklaringen van Seafury onjuist zijn en daarmee onrechtmatig jegens YCI. De rechtbank zal achtereenvolgens beoordelen of vast staat dat daarvan sprake is. Daarbij zal de rechtbank tevens beoordelen of Seafury zijn derdenverklaringen onvoldoende heeft gestaafd en op die grond onrechtmatig heeft gehandeld jegens YCI.
de Sloep
4.2.
YCI stelt dat uit het feit dat op 11 april 2014 en 16 mei 2014 op de website van Seafury nog werd geadverteerd voor de Sloep, moet worden afgeleid dat Seafury de Sloep feitelijk onder zich had. Seafury stelt dat de Sloep, na een aantal maanden in de showroom te hebben gelegen, is teruggegaan naar Amer omdat hij onverkoopbaar bleek. De boot is vervolgens nog wel enige tijd op de website blijven staan. De heer Sledziewski is kort voor de beslaglegging op bezoek geweest bij Seafury en hij heeft de boot niet gezien, evenmin als de deurwaarder die de boot niet in het proces-verbaal heeft vermeld. Voorts heeft Seafury een verklaring overgelegd van [A] die de stelling van Seafury bevestigt.
4.3.
In het licht van de betwisting door Seafury, had het op de weg van YCI gelegen om zijn stelling nader te onderbouwen met feiten waaruit zou moeten blijken dat de Sloep op 11 april 2014 zich bij Seafury bevond. De enkele – herhaalde – verwijzing naar de website is in dit verband onvoldoende. Aan een bewijsopdracht wordt daarom niet toegekomen.
4.4.
Dat Seafury in haar derdenverklaring niets vermeld over de Sloep, is verklaarbaar uit het feit dat Seafury die boot al enige tijd niet meer onder zich had. Een uitleg in de verklaring zou weliswaar helderheid hebben kunnen verschaffen, maar het ontbreken daarvan betekent niet dat sprake is van als onrechtmatig handelen jegens YCI.
de Cruiser
4.5.
YCI stelt dat de Cruiser zich op 11 april 2014 nog bij Seafury bevond en toen nog eigendom was van Amer. Seafury betwist dit met de stelling dat de boot op 31 maart 2014 is geleverd aan een derde (de heer [B]) na het sluiten van een (mondelinge) koopovereenkomst in september 2013 waarbij de boot is verkocht voor een koopprijs ad € 78.425,-. Ter onderbouwing van deze stelling zijn door Seafury overgelegd een na de beslaglegging opgemaakte koopovereenkomst, een mede door de koper ondertekend leveringsbewijs d.d. 31 maart 2014, bewijs van de betalingen en een verklaring van [A]. Ten aanzien van de koopovereenkomst heeft Seafury aangegeven dat die na de beslaglegging is opgemaakt ten behoeve van het informeren van YCI.
4.6.
De rechtbank is van oordeel dat de door Seafury onderbouwde feiten en omstandigheden in onderlinge samenhang bezien, moeten leiden tot de conclusie dat de Cruiser op 31 maart 2014 is geleverd aan de heer [B].
Uit de door Seafury overgelegde betalingsbewijzen blijkt dat in drie fasen vanaf dezelfde bankrekening een totaal bedrag aan Seafury is betaald van € 78.400,-. Hoewel Seafury deze bankafschriften aanvankelijk had geanonimiseerd (evenals de koopovereenkomst en het leveringsbewijs), wordt niet langer betwist dat deze betalingen afkomstig zijn van de heer [B]. Het verschil van € 25,- is door Seafury ter zitting verklaard: de koper heeft dit bedrag ingehouden omdat een sleutel ontbrak. De oorzaak van een aantal in het leveringsbewijs aangetroffen onjuistheden, is eveneens door Seafury nader verklaard en kunnen niet zonder meer leiden tot de conclusie dat de Cruiser niet is geleverd aan de heer [B].
4.7.
Seafury heeft bij haar verklaring van 4 juli 2014 reeds het leveringsbewijs, de bankafschriften en de koopovereenkomst aan YCI toegezonden. Dat deze stukken mogelijk nog vragen opriepen bij YCI, betekent niet dat zij haar verklaring onvoldoende heeft gestaafd, laat staan dat zij op die grond onrechtmatig heeft gehandeld jegens Seafury.
vordering Amer
4.8.
YCI stelt dat indien de Cruiser ten tijde van de beslaglegging reeds was verkocht, Amer in ieder geval op 11 april 2014 nog een vordering had op Seafury, namelijk het verkoopbedrag minus reeds aan Amer overgemaakte bedragen.
Seafury heeft een tweetal facturen van Amer overgelegd, te weten een factuur van 17 december 2013 ad € 51.425,- en een creditfactuur van 31 maart 2014 ad € 15.000,-, op grond waarvan zij een totaalbedrag verschuldigd was van € 36.425,-. Dit bedrag is betaald, evenals een door Amer Holding in rekening gebracht bedrag ad € 15.000,- voor beurs- en promotiekosten.
4.9.
Uit de door Seafury overgelegde betalingsbewijzen blijkt dat Seafury aan Amer een totaalbedrag van € 36.425,- heeft overgemaakt. Dat Amer ten tijde van de beslaglegging meer van Seafury te vorderen zou hebben gehad, wordt niet door YCI onderbouwd. Dat de reden van het crediteren van de € 15.000,- gelegen zou zijn in het benadelen van YCI – zoals hij lijkt te willen betogen – is niet aannemelijk omdat dit is gebeurd voor de beslaglegging en niet is gesteld dat de voorgenomen beslaglegging toen al bij Seafury bekend was. Ten slotte heeft YCI niet gesteld op grond waarvan Seafury aan Amer de volledige verkoopopbrengst zou dienen af te dragen. Zoals Seafury heeft aangegeven kwam hem een overeengekomen bemiddelingsfee toe.
4.10.
Bij haar verklaring van 4 juli 2014 heeft Seafury betalingsbewijzen gevoegd. Gelijk hetgeen hiervoor is overwogen onder 4.7, geldt ook hiervoor dat hoewel deze betalingsbewijzen mogelijk nog vragen opriepen bij YCI en een toelichting onduidelijkheid had kunnen wegnemen, een en ander niet betekent dat Seafury haar verklaring onvoldoende heeft gestaafd, laat staan onrechtmatig heeft gehandeld.
conclusie
4.11.
Uit het vorenstaande vloeit voort dat de vorderingen van YCI dienen te worden afgewezen.
4.12.
YCI zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Seafury worden begroot op:
- griffierecht 1.892,00
- salaris advocaat
1.788,00(2,0 punten × tarief € 894,00)
Totaal € 3.680,00

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt YCI in de proceskosten, aan de zijde van Seafury tot op heden begroot op € 3.680,00;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Brakel en in het openbaar uitgesproken op 20 mei 2015. [1]

Voetnoten

1.type: