ECLI:NL:RBDHA:2015:5674

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 mei 2015
Publicatiedatum
19 mei 2015
Zaaknummer
C-09-465677 - FA RK 14-3515
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding met nevenvoorzieningen en alimentatiebepalingen in een internationale context

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 mei 2015 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een man en een vrouw, die beiden de Nederlandse nationaliteit bezitten en voorheen op Guadeloupe woonden. De man, die op Guadeloupe woont, heeft verzocht om echtscheiding met nevenvoorzieningen, waaronder alimentatie en de hoofdverblijfplaats van hun minderjarige kind. De rechtbank heeft vastgesteld dat het huwelijk duurzaam is ontwricht en heeft de echtscheiding uitgesproken. De hoofdverblijfplaats van het minderjarige kind is bij de vrouw bepaald, en de man is verplicht om € 650,-- per maand aan kinderalimentatie en € 1.340,-- per maand aan partneralimentatie te betalen. De rechtbank heeft ook de reiskosten voor de bezoeken van het kind aan de man op Guadeloupe geregeld en bepaald dat de man deze kosten voor zijn rekening neemt. De rechtbank heeft het verzoek van de man om de partneralimentatie te limiteren afgewezen, omdat de vrouw door het huwelijk in haar carrièremogelijkheden is beperkt. De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd, gezien de aard van de procedure.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige Kamer
7x
Rekestnummer: FA RK 14-3515 (scheiding) / FA RK 14-9941 (verdeling)
Zaaknummer: C/09/465677(scheiding) / C/09/479555 (verdeling)
Datum beschikking: 19 mei 2015
Scheiding

Beschikking op het op 8 mei 2014 ingekomen verzoek van:

[verzoeker]

de man,
wonende te [woonplaats], Guadeloupe,
advocaat: mr. E.K.E. van Herk te Amsterdam.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[verweerster],

de vrouw,
voorheen wonende te [woonplaats] Guadeloupe, thans wonende te [woonplaats],
advocaat: mr. M.J.M. van Vugt te Maastricht.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift van de man;
  • het verweerschrift, tevens verzoekschrift, van de vrouw;
- het verweer tegen het zelfstandig verzoek, tevens aanvullend verzoekschrift van de man;
- de brief d.d. 4 december 2014, met bijlage, van de zijde van de man;
- de brief d.d. 5 december 2014, met bijlage, van de zijde van de vrouw;
- de brief d.d. 27 maart 2015, met bijlagen, van de zijde van de man;
- de brief d.d. 2 april 2015, met bijlagen, van de zijde van de man;
- de brief d.d. 2 april 2015, met bijlagen, van de zijde van de vrouw.
Op 14 april 2015 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de man, bijgestaan door de advocaat mr. H.E. Meijwes, waarnemend voor mr. E.K.E. van Herk, en de vrouw, bijgestaan door haar advocaat. Van de zijde van de man en van de zijde van de vrouw zijn pleitnotities overgelegd.
Verzoek en verweer
Het verzoek, zoals dat thans luidt, strekt tot echtscheiding met nevenvoorzieningen tot:
- aanhechting van het door de man overgelegde ouderschapsplan aan de beschikking en bepaling dat de inhoud als herhaald en ingelast in de beschikking moet worden geacht en daarbij aanvullend te bepalen dat:
- de minderjarige ten minste tweemaal per jaar in de gelegenheid wordt gesteld de man op Guadeloupe te bezoeken;
- de minderjarige – indien noodzakelijk – onder begeleiding van het vliegtuigpersoneel per vliegtuig naar Guadeloupe mag reizen;
- verklaring voor recht dat partijen conform hetgeen is opgenomen in het aanvullend verzoekschrift onder de punten 56 tot en met 64 uitvoering hebben gegeven aan het finale verrekenbeding dat is opgenomen in de tussen hen geldende akte van huwelijkse voorwaarden d.d. [datum] en dat partijen uit hoofde van het finale verrekenbeding over en weer niets meer van elkaar te vorderen hebben;
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad en kosten rechtens.
De vrouw heeft verweer gevoerd tegen de door de man verzochte aanvulling van het ouderschapsplan, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.
Tevens heeft de vrouw thans nog zelfstandig verzocht om de echtscheiding uit te spreken, met nevenvoorzieningen tot:
- vaststelling van de hoofdverblijfplaats van het minderjarige kind van partijen bij de vrouw;
- aanhechting van het door de vrouw overgelegde ouderschapsplan aan de beschikking en bepaling dat de inhoud als herhaald en ingelast in de beschikking moet worden geacht,
- vaststelling van kinderalimentatie van € 650,-- per maand, vermeerderd met de wettelijke indexering en steeds bij vooruitbetaling vóór iedere eerste van de maand aan de vrouw te voldoen;
- vaststelling van door de man aan de vrouw te betalen partneralimentatie van € 2.850,-- per maand, vermeerderd met de wettelijke indexering en steeds vóór iedere eerste van de maand aan de vrouw te voldoen;
- bepaling dat eventuele kosten van tenuitvoerlegging van de kinder- en partneralimentatiebeslissingen voor rekening van de man komen, voor zover deze door hem veroorzaakt worden;
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad en kosten rechtens.
De man heeft grotendeels verweer gevoerd tegen de door de vrouw verzochte nevenvoorzieningen, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken. Voorts heeft de man voorwaardelijk verzocht enige op de man rustende alimentatiebetalingsverplichting te limiteren tot drie jaren te rekenen vanaf de datum van ontbinding van het huwelijk, dan wel de alimentatie alsdan op nihil te stellen, althans in goede justitie een in tijd gelimiteerde afbouwregeling te bepalen.

Feiten

- Partijen zijn gehuwd op [datum] te [gemeente].
- Uit dit huwelijk is het volgende thans nog minderjarige kind geboren:
- [minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], België.
- De minderjarige verblijft thans bij de vrouw in Nederland.
- Partijen oefenen het gezamenlijk gezag over de minderjarige uit.
- Partijen hebben de Nederlandse nationaliteit.
- Partijen zijn gehuwd onder huwelijkse voorwaarden.
- Deze rechtbank heeft op 18 november 2014 voorlopige voorzieningen getroffen, voor zover thans van belang, inhoudende:
- voorlopige toevertrouwing van de minderjarige aan de vrouw;
- bepaling dat de man voorlopig € 1.471,-- per maand aan partneralimentatie dient te voldoen;
- bepaling dat de man voorlopig € 650,-- per maand aan kinderalimentatie dient te voldoen.

Beoordeling

Aan de wettelijke formaliteiten is voldaan.
Echtscheiding
Nu beide echtgenoten de Nederlandse nationaliteit hebben, komt de Nederlandse rechter met betrekking tot het verzoek tot echtscheiding rechtsmacht toe.
De rechtbank zal krachtens artikel 10:56, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek Nederlands recht op het verzoek tot echtscheiding toepassen.
Beide partijen stellen dat het huwelijk duurzaam is ontwricht, zodat de daarop steunende, over en weer gedane verzoeken tot echtscheiding als op de wet gegrond voor toewijzing vatbaar zijn.
Hoofdverblijfplaats minderjarige en opname ouderschapsplan
Nu de gewone verblijfplaats van de minderjarige inmiddels in Nederland is gelegen en partijen de bevoegdheid van de Nederlandse rechter hebben aanvaard, acht de rechtbank zich bevoegd om naar Nederlands recht te beslissen op de verzoeken ter zake van de ouderlijke verantwoordelijkheden.
Het verzoek van de vrouw om de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij haar te bepalen, kan als niet langer weersproken en op de wet gegrond worden toegewezen.
Partijen hebben eensluidend verzocht het door hen beiden ondertekende ouderschapsplan aan de beschikking te hechten en te bepalen dat de inhoud als herhaald en ingelast in de beschikking moet worden geacht. Het verzoek kan als op de wet gegrond worden toegewezen.
In aanvulling op het ouderschapsplan zijn partijen ter terechtzitting het volgende overeengekomen. De minderjarige zal de man minimaal twee keer per jaar bezoeken op Guadeloupe. De minderjarige zal tot hij twaalf jaar oud is onder begeleiding reizen van iemand die hij kent, waarbij partijen met name denken aan een familielid van de man. De man zal dus voor de komende vier bezoeken voor begeleiding zorgdragen. De minderjarige zal vanaf zijn twaalfde jaar onbegeleid mogen reizen. Indien de moeder van de man tegen die tijd nog steeds één keer per jaar naar Guadeloupe reist, zal getracht worden dit te combineren met de reis van de minderjarige. De man zal de reiskosten van de minderjarige voor zijn rekening nemen en tot de minderjarige twaalf jaar oud is ook die van de begeleider. De rechtbank zal deze overeenstemming vastleggen in deze beschikking.
Kinderalimentatie
Nu de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft met betrekking tot het echtscheidingsverzoek, heeft hij tevens rechtsmacht met betrekking tot het verzoek tot vaststelling van een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige.
Op het verzoek tot vaststelling van een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige zal de rechtbank op grond van artikel 3 van het Protocol van 23 november 2007 inzake het recht dat van toepassing is op onderhoudsverplichtingen, Nederlands recht toepassen.
Het verzoek van de vrouw tot vaststelling van een kinderalimentatie van € 650,-- per maand kan als niet weersproken en op de wet gegrond worden toegewezen.
Partneralimentatie
Nu de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft met betrekking tot het echtscheidingsverzoek, heeft hij tevens rechtsmacht met betrekking tot het alimentatieverzoek.
Op het verzoek tot alimentatie voor de vrouw zal de rechtbank op grond van artikel 3 van het Protocol van 23 november 2007 inzake het recht dat van toepassing is op onderhoudsverplichtingen Nederlands recht toepassen.
In geschil zijn de behoefte van de vrouw, de draagkracht van de man en de limitering van de alimentatie.
Behoefte vrouw
De vrouw heeft vóór de terechtzitting een behoeftenlijst overgelegd. Volgens deze lijst bedraagt de behoefte van de vrouw € 2.417,87 netto per maand.
De man heeft gesteld dat de vrouw een dure zorgverzekering heeft afgesloten en voor het overige gesteld dat een groot deel van de door de vrouw overgelegde producties onleesbaar is, waardoor zij haar gestelde behoefte onvoldoende heeft onderbouwd. De man heeft voorts gesteld dat de vrouw in staat is om zelf in haar behoefte te voorzien omdat zij in staat is om betaalde arbeid te verrichten.
De rechtbank zal voor de behoefte van de vrouw uitgaan van het door haar opgevoerde bedrag van € 2.417,87 netto per maand. Gelet op de opbouw en de inhoud van de behoeftenlijst en de welstand van partijen ten tijde van het huwelijk, zoals deze blijkt uit de stukken en hetgeen ter terechtzitting naar voren is gebracht, komt de rechtbank de door de vrouw gestelde behoefte niet onredelijk voor. De rechtbank acht de door de vrouw opgevoerde ziektekosten, € 137,-- premie en € 31,25 eigen risico, niet buitensporig hoog.
Bruto komt de behoefte van de vrouw neer op een bedrag van € 3.195,-- per maand.
De rechtbank is van oordeel dat de vrouw in staat moet worden geacht zich een inkomen te verwerven gelijk aan het minimumloon, te weten (afgerond) € 1.500,-- bruto per maand. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat de vrouw de man – zoals de man onweersproken heeft gesteld – te kennen heeft gegeven zelf te zullen voorzien in haar levensonderhoud als zij naar Nederland zou verhuizen met de minderjarige en voorts dat de minderjarige inmiddels schoolgaand is. De rechtbank neemt voorts de leeftijd van de vrouw en haar opleiding in aanmerking.
Gelet op de verdiencapaciteit van de vrouw kan de aanvullende behoefte van de vrouw gesteld worden op € 1.695,-- bruto per maand.
Draagkracht man
De man is als directeur in loondienst van het [werkgever]op Guadeloupe. De man is belastingplichtig in Frankrijk. Niet in geschil is dat het inkomen van de man € 5.337,25 netto per maand bedraagt. De rechtbank zal bij de bepaling van de draagkracht van de man hiervan uitgaan.
De man heeft de volgende maandelijkse lasten opgevoerd.
- € 1.422,-- bijstandsnorm (+ 50%);
- € 650,-- kosten minderjarige;
- € 200,-- verzekeringen;
- € 120,-- belasting Taxe d'Habitation/Taxe Foncières;
- € 150,-- reservering voor reizen;
- € 500,-- vakantiekosten;
- € 900,-- pensioenverzekering;
- € 114,-- advocaatkosten.
De vrouw heeft, behoudens de kosten minderjarige en de reservering voor reizen, de lasten van de man betwist. Daarnaast heeft de vrouw betwist dat het kostenniveau op Guadeloupe 50% hoger ligt dan in Nederland en dat de bijstandsnorm met 50% moet worden verhoogd. Daar komt volgens de vrouw bij dat de man geen woonlasten en/of lasten die daarmee verband houden heeft, nu de man bij zijn werkgever gratis kan eten, kleding ontvangt en hij geen telefoonkosten heeft.
Ten slotte heeft de vrouw betwist de stelling van de man dat partneralimentatie in Frankrijk niet aftrekbaar zou zijn.
De rechtbank ziet aanleiding de bijstandsnorm te verhogen, echter niet met 50%, maar met 25%. De rechtbank neemt hierbij enerzijds in aanmerking dat de kosten van levensonderhoud op een eiland over het algemeen hoger zijn dan op het vasteland. Anderzijds neemt zij hierbij in aanmerking dat de man zijn inkomen niet volledig op Guadeloupe verteert, aangezien hij minimaal twee keer per jaar naar Nederland komt en hij in Nederland, bijvoorbeeld kleding kan kopen en andere aankopen kan doen. De rechtbank acht daarom de door de man voorgestane verhoging van 50% te hoog.
De rechtbank zal de in de bijstandsnorm begrepen gemiddelde basishuur ook verhogen met 25%, waarmee deze uitkomt op € 284,--. De rechtbank zal dit bedrag in mindering brengen op de bijstandsnorm, nu de man geen woonlasten heeft.
De rechtbank zal de kosten minderjarige en de reservering voor reizen als niet weersproken in aanmerking nemen, waarbij de rechtbank ten aanzien van de kosten minderjarige opmerkt dat zij deze kosten in mindering zal brengen op het bedrag dat beschikbaar is voor kinder- en partneralimentatie.
De rechtbank zal de kosten verzekeringen niet in aanmerking nemen, nu deze kosten geacht worden in de (opgehoogde) bijstandsnorm te zijn begrepen. Hetzelfde geldt voor de Taxe d'Habitation en de Taxe Foncières. Daar komt bij dat deze belastingen (nog) niet zijn vastgesteld en bovendien niet duidelijk is of de man daadwerkelijk de Taxe Foncières zal moeten betalen.
De rechtbank zal de vakantiekosten volledig in aanmerking nemen. De hoogte van deze kosten zijn inherent aan de afspraken die partijen hebben gemaakt met betrekking tot de minderjarige en zijn bezoeken aan de man op Guadeloupe. Nu de man de reiskosten voor de minderjarige en de begeleiding voor zijn rekening zal nemen en de man de minderjarige ook in Nederland zal bezoeken komen deze kosten de rechtbank niet onredelijk voor.
De rechtbank zal aan pensioenverzekering een bedrag van € 450,-- per maand in aanmerking nemen. De rechtbank neemt hierbij enerzijds in aanmerking dat de man geen pensioen opbouwt en vanwege zijn jarenlange verblijf in het buitenland niet in aanmerking komt voor een volledige AOW-uitkering in Nederland. Anderzijds neemt de rechtbank in aanmerking dat partijen ten tijde van het huwelijk de keuze hebben gemaakt geen pensioen op te bouwen, hetgeen in de toekomst ook ten nadele van de vrouw strekt. De vrouw, die weer in Nederland woonachtig is, bouwt echter, anders dan de man, thans wel aanspraak op AOW op.
De rechtbank zal de advocaatkosten niet in aanmerking nemen, nu de man geacht kan worden deze kosten uit zijn inkomen te voldoen.
Tussen partijen is in geschil of de partneralimentatie voor de man fiscaal aftrekbaar is in Frankrijk. Voor zover die al aftrekbaar is gaat het – gelet op het belastingtarief waar de man aan is onderworpen - om een minimaal voordeel, zo is tussen partijen wel duidelijk. Geen van partijen heeft de fiscale consequenties deugdelijk onderbouwd. Nu de vrouw een beroep heeft gedaan op de aftrekbaarheid van de alimentatie in Frankrijk, is het aan de vrouw om de rechtbank deugdelijk voor te lichten. De vrouw heeft dit nagelaten. De rechtbank zal om die reden geen rekening houden met eventuele fiscale aftrekbaarheid van partneralimentatie in Frankrijk.
Voor de man geldt een draagkrachtpercentage van 60. De rechtbank ziet geen aanleiding om dit percentage te verlagen naar 50 zoals de man heeft gedaan.
Gezien het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat een uitkering tot levensonderhoud aan de vrouw van € 1.340,-- per maand redelijk en billijk en in overeenstemming met de wettelijke maatstaven is. De rechtbank zal aldus beslissen.
Limitering
De man heeft verzocht de partneralimentatie te limiteren tot dan wel op nihil te stellen op een termijn van drie jaren na inschrijving van de echtscheiding. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de man, gelet op de jurisprudentie van de Hoge Raad, onvoldoende onderbouwd dat in het onderhavige geval moet worden afgeweken van het wettelijke uitgangspunt, inhoudende dat de onderhoudsverplichting twaalf jaar duurt. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat partijen ruim tien jaar gehuwd zijn geweest en dat uit de relatie van partijen een kind is geboren. Een aantal jaren hebben partijen in het buitenland gewoond in verband met de werkzaamheden van de man. Dit is ten koste gegaan van de carrièremogelijkheden van de vrouw. De rechtbank acht het dan ook aannemelijk dat de vrouw hierdoor een achterstand heeft op de arbeidsmarkt heeft opgelopen. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het verzoek van de man tot limitering dan wel nihilstelling van de partneralimentatie afwijzen. Van de vrouw mag echter wel worden verwacht dat zij zich volledig zal inzetten om een zo groot mogelijk aantal uren te werken op een zo hoog mogelijk niveau, om op termijn volledig in haar eigen behoefte te kunnen voorzien.
Wettelijke indexering en kosten ten uitvoerlegging kinder- en partneralimentatie
Het verzoek van de vrouw te bepalen dat de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige en in het levensonderhoud van de vrouw wordt vermeerderd met de wettelijke indexering, dient bij gebrek aan belang te worden afgewezen aangezien jaarlijkse indexering van de bijdrage op grond van artikel 1:402a van het Burgerlijk Wetboek uit de wet voortvloeit. De rechtbank wijst er ten overvloede op dat dit betekent dat de hierna vast te stellen bijdrage jaarlijks van rechtswege wordt gewijzigd met het wettelijk vast te stellen indexeringspercentage en derhalve dat de man gehouden is de aldus verhoogde alimentatie te voldoen.
Het verzoek te bepalen dat de eventuele kosten van tenuitvoerlegging van de kinder- en partneralimentatiebeslissingen voor rekening van de man komen, voor zover deze door hem veroorzaakt worden, zal worden afgewezen, omdat deze kosten slechts toewijsbaar zijn voor zover zij in redelijkheid zijn gemaakt hetgeen niet op voorhand is te beoordelen.
Afwikkeling huwelijkse voorwaarden
Nu de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft met betrekking tot het echtscheidingsverzoek, heeft hij tevens rechtsmacht met betrekking tot het verzoek tot afwikkeling van de huwelijksvoorwaarden.
De echtgenoten hebben ten tijde van de huwelijkssluiting hun vermogensrechtelijke verhouding geregeld door aanwijzing van het Nederlandse recht als het op hun vermogensrechtelijke verhouding van toepassing zijnde recht.
Het huwelijksgoederenregime van de echtgenoten wordt derhalve beheerst door Nederlands recht.
Partijen zijn het erover eens dat de huwelijkse voorwaarden zijn afgewikkeld.
Het verzoek van de man om te verklaren voor recht dat partijen uitvoering hebben gegeven aan het in de huwelijkse voorwaarden opgenomen finale verrekenbeding en dat partijen uit dien hoofde niets meer van elkaar te vorderen hebben, kan als op de wet gegrond en niet weersproken worden toegewezen als na te melden.
Proceskosten
Gelet op het feit dat het hier een procedure van familierechtelijke aard betreft, zal de rechtbank de proceskosten compenseren als hierna vermeld.

Beslissing

De rechtbank:
spreekt uit de echtscheiding tussen: [verzoeker] , en [verweerster], [verweerster], gehuwd op [huwelijksdatum] in de gemeente [gemeente];
bepaalt dat de minderjarige [minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], België, de hoofdverblijfplaats zal hebben bij de vrouw en verklaart deze bepaling uitvoerbaar bij voorraad;
neemt op de door partijen getroffen onderlinge regeling van hun betrekkingen na de echtscheiding, zoals neergelegd in het (in fotokopie) aan deze beschikking gehechte ouderschapsplan, en verklaart deze beschikking in zoverre uitvoerbaar bij voorraad;
bepaalt in aanvulling op het ouderschapsplan dat:
- de minderjarige minimaal twee keer per jaar de man zal bezoeken op Guadeloupe;
- de minderjarige tot hij twaalf jaar oud is onder begeleiding zal reizen van iemand die hij kent, waarbij met name gedacht wordt aan een familielid van de man;
- de man de komende vier keer voor begeleiding van de minderjarige tijdens de reis zal zorgdragen;
- de minderjarige vanaf zijn twaalfde jaar onbegeleid naar Guadeloupe mag reizen en dat indien de moeder van de man alsdan nog steeds één keer per jaar naar Guadeloupe reist, getracht zal worden dit te combineren met de reis van de minderjarige naar Guadeloupe;
- de man de reiskosten van de minderjarige en totdat de minderjarige twaalf jaar oud is die van de begeleider voor zijn rekening zal nemen;
bepaalt dat de man, met ingang van de dag waarop de beschikking van echtscheiding zal zijn ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand, voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige aan de vrouw (bij co-ouderschap eventueel:
medeverzorgt en opvoedt)zal betalen een bedrag van € 650,-- per maand, telkens bij vooruitbetaling te voldoen, en verklaart de bepaling van deze bijdrage uitvoerbaar bij voorraad;
bepaalt dat de man met ingang van de dag dat de beschikking van echtscheiding zal zijn ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand tegen kwijting aan de vrouw tot haar levensonderhoud zal uitkeren een bedrag van € 1.340,-- per maand, telkens bij vooruitbetaling te voldoen, en verklaart deze beschikking in zoverre uitvoerbaar bij voorraad;
verklaart voor recht dat partijen conform hetgeen is opgenomen in het aanvullend verzoekschrift onder de punten 56 tot en met 64 uitvoering hebben gegeven aan het finale verrekenbeding dat is opgenomen in de tussen hen geldende akte van huwelijkse voorwaarden d.d. 17 februari 2005 en dat partijen uit hoofde van het finale verrekenbeding over en weer niets meer van elkaar te vorderen hebben;
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.C. Olland, K.M. Braun en H. Dragtsma, tevens kinderrechters, bijgestaan door P. Lahman als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 mei 2015.