ECLI:NL:RBDHA:2015:5660

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 april 2015
Publicatiedatum
18 mei 2015
Zaaknummer
486131
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervallen verklaring schriftelijke aanwijzing in jeugdzorgzaak

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 30 april 2015 uitspraak gedaan op een verzoek van de moeder om de schriftelijke aanwijzing van de Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden, gedateerd 23 maart 2015, te vervallen. De moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. I. Oolgaard, verzocht om het vervallen van de aanwijzing omdat zij niet kon voldoen aan de voorwaarden die daarin waren gesteld. De minderjarigen, geboren in 2001 en 2007, stonden onder toezicht van de gecertificeerde instelling, die de schriftelijke aanwijzing had afgegeven naar aanleiding van zorgen over de samenwerking met de moeder.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders gezamenlijk belast zijn met het ouderlijk gezag en dat de minderjarigen feitelijk bij de moeder verblijven. De kinderrechter heeft de stukken en de verklaringen van de betrokken partijen, waaronder de moeder, de vader en vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling, in overweging genomen. De moeder heeft aangegeven dat zij inziet dat de minderjarigen behandeling nodig hebben en dat zij alle afspraken zal nakomen. De vader was van mening dat de schriftelijke aanwijzing noodzakelijk was, gezien de eerdere samenwerking met de moeder.

De kinderrechter oordeelde dat de gecertificeerde instelling niet zorgvuldig had gehandeld bij het afgeven van de schriftelijke aanwijzing, aangezien de minderjarigen al met de behandeling waren gestart voordat de aanwijzing werd gegeven. De kinderrechter verklaarde de schriftelijke aanwijzing vervallen, maar benadrukte dat de zorgen over de minderjarigen onverminderd blijven bestaan en dat de afspraken met de gecertificeerde instelling over de behandeling van de minderjarigen bij Groos orthopedagogiek van kracht blijven. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en er staat geen hoger beroep open, maar slechts cassatie in het belang der wet.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Kinderrechter
Rekestnummer: JE RK 15-658
Zaaknummer : C/09/486131
Datum beschikking: 30 april 2015

Verzoek tot vervallen verklaring schriftelijke aanwijzing

Beschikking op het op 3 april 2015 ingekomen verzoekschrift van:

[verzoekster] ,

de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. I. Oolgaard te Den Haag,
met betrekking tot de minderjarigen:
1. [minderjarige 1]geboren op [geboortedatum] 2001 te [geboorteplaats] ;
2. [minderjarige 2]geboren op [geboortedatum] 2007 te [geboorteplaats] ;
Als belanghebbenden worden aangemerkt:
Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden (verder: de gecertificeerde instelling),

[belanghebbende] ,

de vader,
wonende te Den Haag.

Procedure

De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift, met als bijlage een kopie van de schriftelijke aanwijzing d.d. 23 maart
2015;
- de vertaling van de schriftelijke aanwijzing, ingekomen op 10 april 2015;
- het schrijven van de minderjarige sub 1 d.d. 23 april 2015;
- het schrijven van de moeder d.d. 24 april 2015, met bijlagen;
- het verweerschrift van de zijde van de gecertificeerde instelling d.d. 28 april 2015.
Op 30 april 2015 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank met gesloten deuren behandeld.
Hierbij zijn verschenen:
de moeder, bijgestaan door mr. I. Oolgaard en een tolk Engels;
de vader, eveneens bijgestaan door een tolk Engels;
mevrouw [A] en mevrouw [B] namens de gecertificeerde instelling.

Feiten

- De ouders zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag.
- De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking d.d. 2 oktober 2014 de minderjarigen van 2 oktober 2014 tot 2 oktober 2015 onder toezicht gesteld van de Stichting Jeugdbescherming west (voorheen: Stichting Bureau Jeugdzorg Haaglanden), zijnde de gecertificeerde instelling die de ondertoezichtstelling uitvoert.
- De minderjarigen verblijven feitelijk bij de moeder.
- Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden heeft de moeder een schriftelijke aanwijzing gegeven op 23 maart 2015, ertoe strekkende dat:

de moeder dient de afspraken na te leven die gemaakt zijn met de betrokken gezinsvoogd over aanvaarding van de aangeboden wekelijkse zorg en ondersteuning voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij Groos orthopedagogiek.

Verzoek en verweer

Het verzoek strekt er toe de na te melden schriftelijke aanwijzing geheel vervallen te verklaren alsmede om de aanwijzing te schorsen.
Aangegeven is dat de moeder, gelet op de agenda van mevrouw [X] van Groos orthopedagogiek, niet kan voldoen aan de schriftelijke aanwijzing. Mevrouw [X] kan de minderjarigen eenmaal per twee weken zien, en dat gebeurt ook.
Van de zijde van de gecertificeerde instelling is verweer gevoerd, welk verweer hierna
- voor zover nodig - zal worden besproken.

Beoordeling

Namens de moeder heeft mr. Oolgaard ter zitting benadrukt dat het voornaamste bezwaar is dat de gecertificeerde instelling niet zorgvuldig heeft gehandeld bij het afgeven van de schriftelijke aanwijzing gedateerd 23 maart 2015. Op 21 januari 2015 hebben de intakegesprekken bij Groos orthopedagogiek plaatsgevonden en in februari en maart, nog voor de aanwijzing is gegeven, hebben de eerste behandelingen al plaatsgevonden.
De gecertificeerde instelling had, alvorens de schriftelijke aanwijzing af te geven, moeten verifiëren bij Groos orthopedagogiek wat de frequentie van de behandelingen zou kunnen zijn en of er inderdaad al met de behandeling was gestart.
Nu de behandeling al vóór het geven van de schriftelijke aanwijzing was gestart, had de schriftelijke aanwijzing achterwege kunnen blijven. De moeder werkt ook gewoon mee en haar kan dus niet worden tegengeworpen dat zij dit niet doet.
Ter verificatie van de afspraken met mevrouw [X] laat de raadsvrouw een overzicht van de reeds gevolgde behandelingen van de minderjarigen zien, opgesteld door mevrouw [X] .
De moeder heeft ter terechtzitting meegedeeld dat zij inziet dat de minderjarigen behandeling nodig hebben en dat zij ook alle afspraken zal nakomen.
De vader heeft meegedeeld dat hij van mening is dat de schriftelijk aanwijzing wel noodzakelijk was om de behandeling van de minderjarigen af te dwingen, nu de moeder in de maanden ervoor aan niets meewerkte.
Van de zijde van de gecertificeerde instelling is door mevrouw [A] meegedeeld dat er niet zomaar een schriftelijk aanwijzing wordt gegeven, maar alleen als er ernstige zorgen zijn. Op het moment dat de samenwerking met de moeder voor de zoveelste keer mislukte, is er voor gekozen om een schriftelijk aanwijzing te geven. Uit de telefonische informatie van mevrouw [X] bleek op dat moment niet dat de behandeling van de minderjarigen al was gestart, maar wel dat wekelijkse gesprekken mogelijk waren. Het hoofddoel van de schriftelijke aanwijzing is dat de minderjarigen de behandeling krijgen die noodzakelijk voor hen is. Als dit slechts eenmaal per twee weken kan, is dat ook goed.
*Nu het verzoek binnen twee weken na toezending of uitreiking van genoemde beslissing aan de verzoek*ster ter griffie van deze rechtbank is ingediend, is verzoek*ster ontvankelijk in zijn*haar verzoek.
De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter terechtzitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de schriftelijke aanwijzing vervallen dient te worden verklaard.
Daarbij overweegt de kinderrechter in het bijzonder dat bij het afgeven van de schriftelijke aanwijzing d.d. 23 maart 2015 door de gecertificeerde instelling de zorgvuldigheidsnormen niet in acht zijn genomen. Uit de informatie van mevrouw [X] blijkt dat de minderjarigen ten tijde van het aankondigen en afgeven van de schriftelijke aanwijzing reeds met de behandelingen waren gestart. De gecertificeerde instelling had van deze informatie op de hoogte moeten zijn alvorens de aanwijzing aan te kondigen en af te geven. Uit deze informatie blijkt dat de moeder wel meewerkte en dat de noodzaak tot het geven van een aanwijzing ontbrak. Dat de minderjarigen slechts eenmaal per twee weken bij mevrouw [X] terecht kunnen, kan de moeder niet worden aangerekend. Dat de aanwijzing van 23 maart 2015 vervallen wordt verklaard doet er voorts niet aan af dat de zorgen over de minderjarigen onverminderd blijven bestaan en dat de noodzaak tot behandeling onverkort aanwezig is. De afspraken met de gecertificeerde instelling over de behandeling van de minderjarigen bij Groos orthopedagogiek blijven dan ook van kracht.
De schriftelijke aanwijzing moet voldoen aan de volgende bestuursrechtelijke eisen:
  • de eisen van zorgvuldigheid (inclusief geen misbruik van bevoegdheid), o.a. horen belanghebbenden voordat beslissing genomen wordt;
  • het beginsel van een evenredige belangenafweging (art. 3:2 t/m 3:4 Awb);
  • een deugdelijke motivatieplicht;
  • de aanwijzing moet voldoende concreet zijn geformuleerd (het verlenen van medewerking door een ouder aan niet nader gespecificeerde contacten is onvoldoende concreet).
De kinderrechter toetst voorgaande punten ambtshalve, maar overweegt daaromtrent pas iets in de beschikking als aan één van de vereisten niet is voldaan! NB: attendeer de rechter hierop!
Derhalve zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
verklaart genoemde schriftelijke aanwijzing d.d. 23 maart 2015 vervallen;
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. P. de Haan, kinderrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 april 2015 in tegenwoordigheid van mr. M.M. de Witte als griffier.
Ingevolge artikel 807 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering staat tegen deze beslissing geen hoger beroep open, maar slechts cassatie in het belang der wet.