6.Geldigheidsduur van overeenkomst
De overeenkomst geldt voor de periode van 1 januari 2004 tot en met 31 december 2013.
(. . .)”
9. Eiseres heeft op 25 mei 2012 een suppletieaangifte ingediend voor het jaar 2011 waarin zij om teruggaaf van omzetbelasting vraagt ten bedrage van € 18.691. Verweerder heeft op grond van de gegevens uit deze suppletieaangifte geoordeeld dat eiseres te weinig omzetbelasting op aangiften heeft voldaan en heeft daarom de naheffingsaanslag opgelegd.
10. In de bezwaarschriften voert eiseres aan dat ten onrechte de omzetbelasting die aan haar in rekening is gebracht ter zake van het voeren van de juridische acties, niet in aftrek is gebracht respectievelijk toegelaten. Ter zitting heeft eiseres verklaard dat het hierbij nagenoeg uitsluitend gaat om de kosten van extern ingewonnen juridisch advies en kosten van advocaten voor het voeren van procedures (de kosten van de juridische acties).
11. In geschil is of en in hoeverre eiseres recht heeft op aftrek van de omzetbelasting die aan haar in rekening is gebracht ter zake van de kosten van de juridische acties (de voorbelasting).
12. Eiseres stelt dat het voeren van de juridische acties een ondernemersactiviteit is en dat daarom de voorbelasting volledig voor aftrek in aanmerking komt. De aangesproken bedrijven betalen de andere geldbedragen voor de juridische acties omdat zij er baat bij hebben slechts met één, professionele, tegenpartij te hoeven onderhandelen. De kosten van de juridische acties zijn tevens een investering in de “know how” van eiseres waardoor bedrijven eerder bereid zullen zijn schikkingen te treffen.
13. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de voorbelasting niet voor aftrek in aanmerking komt, omdat met de juridische acties geen economische activiteiten worden verricht maar sprake is van de collectieve belangenbehartiging van haar leden door eiseres. De andere geldbedragen die eiseres van de aangesproken bedrijven ontvangt, moeten, net als de compensatie die eiseres voor de beleggers bedingt, als onbelaste schadevergoeding worden aangemerkt.
Indien de rechtbank oordeelt dat de andere geldbedragen wel een vergoeding zijn voor ondernemersprestaties van eiseres, bestaat volgens verweerder evenmin recht op aftrek van de voorbelasting omdat die ondernemersprestaties onder de vrijstelling van artikel 11, lid 1, letter t, van de Wet op de omzetbelasting 1968 (Wet OB) vallen. De kosten van de juridische acties kunnen verder volgens verweerder niet worden beschouwd als kosten betrekking hebbend op de afwikkelingsactiviteiten dan wel de onder 4 vermelde coördinatiewerkzaamheden, omdat alleen kosten die zijn opgekomen ná het tot stand komen van een schikking als zodanig kunnen worden aangemerkt.
14. Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van de beroepen en vernietiging van de uitspraken op bezwaar. Voor wat betreft de naheffingsaanslag concludeert zij tot vermindering daarvan tot een bedrag van € 46.243 en voor wat betreft de teruggaafbeschikking concludeert zij tot een aanvullende teruggaaf van € 14.500.
15. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van de beroepen.
16. Partijen hebben ter zitting desgevraagd verklaard dat er geen geschil bestaat over de cijfermatige berekeningen van hun wederzijdse standpunten.
Beoordeling van het geschil
Ontvankelijkheid bezwaar tegen teruggaafbeschikking
17. Het bezwaarschrift tegen de teruggaafbeschikking is op 17 september 2012 door verweerder ontvangen. Verweerder heeft een duplicaat van de teruggaafbeschikking overgelegd waarop als dagtekening staat vermeld 27 juli 2012. Gezien het bepaalde in artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht in verbinding met artikel 22j van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, zou het bezwaarschrift niet tijdig zijn ingediend. Ter zitting heeft verweerder echter verklaard dat hij geen afschrift kan overleggen van de oorspronkelijke teruggaafbeschikking en dat op het duplicaat een onjuiste dagtekening is vermeld. Uit de bij het duplicaat gevoegde stukken volgt volgens verweerder dat dit
7 augustus 2012 moet zijn. De rechtbank gaat daarom uit van de laatstgenoemde dagtekening. Dat betekent dat het bezwaar terecht ontvankelijk is geacht.
Recht op aftrek van voorbelasting
18. Tussen partijen is niet in geschil dat eiseres voor de onder 5 en 6 genoemde activiteiten ondernemer is in de zin van de Wet OB, dat die activiteiten niet onder enige vrijstelling van de Wet OB vallen en dat eiseres de omzetbelasting die aan haar in rekening wordt gebracht met betrekking tot deze activiteiten volledig in aftrek mag brengen. De rechtbank sluit zich hierbij aan.
19. Met betrekking tot de omzetbelasting op de kosten die zijn gemaakt in het kader van het voeren van juridische acties, overweegt de rechtbank als volgt. Op grond van artikel 1, onderdeel a, van de Wet OB, behoren tot de handelingen die aan de omzetbelasting zijn onderworpen de diensten die door een als zodanig handelende ondernemer onder bezwarende titel in Nederland worden verricht. Uit het arrest van het Hof van Justitie van de EU (HvJ), 3 maart 1994, zaak C-16/93 (Tolsma) volgt dat een handeling slechts dan onder bezwarende titel plaatsvindt, en dus enkel belastbaar is, wanneer tussen de verrichter en de ontvanger van de dienst een rechtsbetrekking bestaat waarbij over en weer prestaties worden uitgewisseld en de door de dienstverrichter ontvangen vergoeding de werkelijke tegenwaarde vormt voor de aan de ontvanger verleende dienst. Een dienstverrichting is alleen dan belastbaar, en dus een economische activiteit, wanneer een rechtstreeks verband bestaat tussen de verrichte dienst en de ontvangen tegenprestatie (vgl. HvJ 8 maart 1988, zaak 102/86, Apple and Pear Development Council).
Uit de stukken van het geding en hetgeen eiseres ter zitting heeft verklaard, volgt dat de juridische acties door eiseres uit eigen beweging worden ingezet, de juridische acties dienen ter behartiging van de collectieve belangen van de leden (en in sommige gevallen ook niet-leden) en dat eiseres voor de juridische acties geen aparte vergoeding van haar leden/beleggers niet-leden ontvangt. Gesteld noch gebleken is dat de contributies die de leden betalen in rechtstreeks verband staan met de juridische acties. Eiseres heeft haar stelling dat de andere geldbedragen die zij ontvangt van de aangesproken bedrijven een vergoeding vormen voor het voeren van de juridische acties, niet aannemelijk gemaakt. Zij heeft geen bescheiden overgelegd waaruit dit kan worden afgeleid en ook overigens is dit niet gebleken. Naar het oordeel van de rechtbank is het uitvoeren van de juridische acties door eiseres uitsluitend een vorm van collectieve belangenbehartiging zonder dat daartegenover een vergoeding staat. Niet gesteld kan daarom worden dat eiseres met de juridische acties handelingen verricht die zijn onderworpen aan omzetbelasting.
20. Aangezien het uitvoeren van de juridische acties niet als het verrichten van diensten onder bezwarende titel is aan te merken, zijn de kosten die betrekking hebben op de juridische acties geen kosten die eiseres maakt voor belaste handelingen. Dat aan het uitvoeren van de belaste afwikkelingsactiviteiten normaliter pas zal worden toegekomen nadat tegen het desbetreffende bedrijf actie is gevoerd, maakt niet dat de juridische acties worden verricht met het oog op het verrichten van de afwikkelingsactiviteiten dan wel daarmee rechtstreeks en noodzakelijk in verband staan. Dat betekent dat de kosten van de juridische acties niet als directe kosten zijn aan te merken.
21. De kosten van de juridische acties kunnen evenmin worden aangemerkt als algemene kosten die zijn gemaakt met het oog op de versterking van de algemene economische activiteit van eiseres. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Tussen de juridische acties en de prestaties vermeld onder 5, het opnemen van advertenties in het blad Effect en het gelegenheid geven tot het maken van reclame tijdens de Dag van de Belegger bestaat geen relatie. Wel kan er een indirecte relatie worden onderkend tussen de juridische acties en de afwikkelingsactiviteiten. De afwikkelingsactiviteiten vloeien immers voort uit een deel van de juridische acties die tot een schikking hebben geleid. Gesteld noch gebleken is echter dat de kosten van de juridische acties zijn gemaakt met het oog op de versterking van de afwikkelingsactiviteiten. Voorts is niet gebleken dat tussen de juridische acties en de afwikkelingsactiviteiten een rechtstreeks en noodzakelijk verband bestaat, aangezien de kosten voor de juridische acties worden gemaakt onafhankelijk van de vraag of eiseres in een latere fase wordt ingeschakeld om de afwikkelingsactiviteiten te verrichten. De enkele omstandigheid dat eiseres, zoals zij stelt, de andere geldbedragen die zij ontvangt van de aangesproken bedrijven (zie onder 3) reserveert om op een later moment (andere) juridische acties te kunnen voeren en dat daaruit eventueel nieuwe afwikkelingsactiviteiten kunnen voortvloeien, maakt niet dat er een rechtstreeks en noodzakelijk verband bestaat tussen de kosten van de juridische acties en de gehele economische activiteit. Zoals de rechtbank onder 19 heeft overwogen, houdt eiseres zich met het uitvoeren van de juridische acties uitsluitend bezig met collectieve belangenbehartiging. Dat brengt met zich dat de eventuele nieuwe afwikkelingsactiviteiten slechts een afgeleide zijn van de juridische acties en dat eiseres de kosten voor de juridische acties ook zou hebben gemaakt, indien zij de afwikkelingsactiviteiten niet zou hebben verricht of zou gaan verrichten. Aldus is geen sprake van een causaal verband tussen beide activiteiten. Verder is gesteld noch gebleken dat de kosten van de juridische acties zijn verdisconteerd in de vergoedingen die eiseres ontvangt voor de afwikkelingsactiviteiten of voor de overige onder onder 5 en 6 vermelde belaste prestaties. Nu de kosten van de juridische acties noch directe, noch algemene kosten zijn, komt de omzetbelasting die op deze kosten drukt, niet voor aftrek in aanmerking.
22. Voor wat betreft de activiteiten genoemd onder 4 heeft eiseres onweersproken verklaard dat ter zake daarvan contracten zijn gesloten tussen haar en de desbetreffende bedrijven waarin aan haar expliciet de opdracht wordt gegeven een en ander te coördineren en dat daartegenover een vergoeding is bedongen. Die werkzaamheden vormen dan ook belaste ondernemersactiviteiten waarvoor recht op aftrek van voorbelasting bestaat. Dit heeft evenwel geen gevolgen voor de in geschil zijnde voorbelasting omdat deze laatste voorbelasting ziet op kosten gemaakt voorafgaand en tijdens het voeren van juridische acties en niet op kosten die betrekking hebben op werkzaamheden verricht ná het tot stand komen van een schikking.
23. Gezien hetgeen hiervoor is overwogen, heeft verweerder terecht de voorbelasting niet in aftrek toegelaten. De beroepen dienen daarom ongegrond te worden verklaard. Hetgeen partijen over en weer hebben aangevoerd over het al dan niet van toepassing zijn van de vrijstelling van artikel 11, eerste lid, onderdeel t, van de Wet OB behoeft daarom geen behandeling.
24. Eiseres heeft geen afzonderlijke gronden aangevoerd tegen de berekening van de heffingsrente. Ook overigens is niet gebleken dat de heffingsrente niet in overeenstemming met het bepaalde in hoofdstuk VA van de Algemene wet inzake rijksbelastingen is berekend. Nu de naheffingsaanslag in stand blijft, dient ook de beschikking heffingsrente te worden gehandhaafd.
25. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.J. Ebbeling, voorzitter, en mr. E. Kouwenhoven en mr. A.J. van Doesum, leden, in aanwezigheid van F.J. Crabbendam, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 12 januari 2015.