ECLI:NL:RBDHA:2015:5385

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 april 2015
Publicatiedatum
11 mei 2015
Zaaknummer
AWB - 14 _ 9702
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terecht opgelegde naheffingsaanslag parkeerbelasting aan eiser met gehandicaptenparkeerkaart

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 april 2015 uitspraak gedaan over de naheffingsaanslag parkeerbelasting die aan eiser was opgelegd. Eiser, die in het bezit is van een gehandicaptenparkeerkaart, stelde dat hij geparkeerd stond op een algemene gehandicaptenparkeerplaats en dat het E6 bord ter plaatse onduidelijk was. Hij had zijn auto geparkeerd naast het E6 bord, zonder onderbord, en meende dat de werking van het bord niet van toepassing was op zijn parkeerplek. Eiser voerde aan dat het pictogram van een rolstoel op het wegdek niet zichtbaar was, omdat er een andere auto op geparkeerd stond. De rechtbank oordeelde echter dat het voor eiser voldoende duidelijk had moeten zijn dat de invalidenparkeerplaats bezet was. De rechtbank volgde het standpunt van verweerder, de heffingsambtenaar van de gemeente Den Haag, dat algemeen bekend is dat een verkeersbord geldt voor het gedeelte van de straat dat achter het bord ligt. Eiser had zich moeten realiseren dat de parkeerplaats voor het bord niet beschikbaar was voor hem. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 14/9702

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 april 2015 in de zaak tussen

[eiser], wonende te [woonplaats], eiser,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Den Haag, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiser op 17 september 2014 een naheffingsaanslag parkeerbelasting (aanslagnummer [nummer] ) opgelegd, ten bedrage van € 60,10, bestaande uit € 2,10 aan parkeerbelasting en € 58 kosten van de naheffingsaanslag.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar de naheffingsaanslag gehandhaafd.
Eiser heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 maart 2015.
Eiser is, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [persoon A].

Overwegingen

Feiten
1. Op 17 september 2014 om 17:21 uur stond de auto van eiser (de auto) geparkeerd aan de Zeekant (tegenover perceelnummer 88) te Den Haag. Deze plaats is aangewezen als een door parkeerapparatuur gereguleerde parkeerplaats.
2. Tijdens een controle op genoemd tijdstip heeft een parkeercontroleur geconstateerd dat in de auto geen geldig parkeerkaartje of geldige vergunning aanwezig was. Wel lag in de auto de gehandicaptenparkeerkaart van eiser.
3. In geschil is het antwoord op de vraag of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd.
4. Eiser stelt zich op het standpunt dat bij het E6 bord aan de Zeekant niet duidelijk staat aangegeven, op welke plek een persoon met een gehandicaptenparkeerkaart mag parkeren. Het pictogram van de rolstoel, dat op de straat is aangebracht, was niet zichtbaar omdat er een auto op geparkeerd stond.
5. Verweerder stelt dat het voor eiser voldoende duidelijk had moeten zijn, dat de algemene gehandicaptenparkeerplaats was gelegen achter het E6 bord. Daarvoor draagt verweerder aan dat het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990) aangeeft dat een E6 bord geldt voor de plek of plekken achter het bord. Daarnaast is tevens op deze plek een pictogram van een rolstoel aangebracht. Dat eiser dit pictogram niet heeft gezien, dient voor zijn rekening en risico te komen.
Beoordeling van het geschil
6. De rechtbank stelt vast dat de uitspraak op bezwaar geen rechtsmiddelenverwijzing bevat. Eiser is hierdoor naar het oordeel van de rechtbank echter niet in zijn processuele belangen geschaad. Eiser heeft het beroepschrift tegen de uitspraak op bezwaar tijdig ingediend. Weliswaar is deze ten onrechte gestuurd aan verweerder, maar verweerder heeft het beroepschrift op grond van artikel 6:15 van de Algemene wet bestuursrecht doorgezonden aan de rechtbank.
7. Eiser stelt in zijn beroepschrift dat hij in het bezit is van een gehandicaptenparkeerkaart en in de veronderstelling was dat hij geparkeerd stond op een algemene gehandicaptenparkeerplaats. Hij heeft de auto naast het E6 bord - zonder onderbord - geparkeerd en neemt het standpunt in dat het ter plekke onduidelijk was dat de werking van het E6 bord van kracht is vanaf het moment dat men dit is gepasseerd. Het op het wegdek aangebrachte pictogram van een rolstoel was niet zichtbaar, omdat er een auto op geparkeerd stond. Daarnaast stelt hij dat niet standaard een pictogram op het wegdek aangebracht wordt.
8. Zoals ter zitting is vastgesteld, is het pictogram, dat verduidelijkt dat het E6 bord geen betrekking heeft op het parkeervak gelegen voor het bord, niet zichtbaar wanneer er een auto op deze plek staat. Naar het oordeel van de rechtbank had het voor eiser echter voldoende duidelijk kunnen zijn dat de invalidenparkeerplaats bezet was. De rechtbank volgt verweerder in zijn standpunt dat algemeen bekend mag worden geacht dat een verkeersbord geldt voor het gedeelte van de straat dat achter het bord is gelegen. Dat eiser zich niet heeft gerealiseerd dat de ter plaatse aanwezige algemene gehandicaptenparkeerplaats bezet was en om die reden zijn auto voor het bord heeft geparkeerd, dient voor zijn rekening en risico te blijven.
9. Gelet op het vorenstaande dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
Proceskosten
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.I. Batelaan-Boomsma, rechter, in aanwezigheid van mr. F. Andrea, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 21 april 2015.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (belastingkamer), Postbus 20021, 2500 EA Den Haag.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.