ECLI:NL:RBDHA:2015:5384

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 april 2015
Publicatiedatum
11 mei 2015
Zaaknummer
AWB - 14 _ 9701
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onterecht opgelegde naheffingsaanslag parkeerbelasting voor bezoekers met een Europese gehandicaptenkaart

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 april 2015 uitspraak gedaan over een naheffingsaanslag parkeerbelasting die aan eiser was opgelegd. Eiser, die sinds 2014 in het bezit is van een Europese gehandicaptenkaart, betwistte de naheffingsaanslag van € 59,70, die was opgelegd op 17 september 2014. Hij stelde dat hij niet op de hoogte was van de specifieke parkeerregels in Den Haag, die volgens hem afwijken van andere gemeenten. Eiser voerde aan dat de publiciteit rondom de wijziging van het parkeerbeleid in 2012 hem niet kon bereiken, omdat hij pas in 2014 gehandicapt was geworden. De rechtbank oordeelde dat de informatievoorziening van de gemeente over het parkeren voor bezoekers met een gehandicaptenkaart tekortschiet. De rechtbank stelde vast dat op de gemeentelijke website niet duidelijk was vermeld dat gehandicapte bezoekers alleen op algemene gehandicaptenparkeerplaatsen gratis mogen parkeren en dat ze overal elders moeten betalen. Dit gebrek aan duidelijke informatie leidde de rechtbank tot de conclusie dat de naheffingsaanslag ten onrechte was opgelegd. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser gegrond, vernietigde de naheffingsaanslag en droeg de gemeente op het betaalde griffierecht van € 45 aan eiser te vergoeden. De uitspraak werd gedaan door mr. E.I. Batelaan-Boomsma, in aanwezigheid van mr. F. Andrea, griffier.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 14/9701

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 april 2015 in de zaak tussen

[eiser] , wonende te [woonplaats], eiser,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Den Haag, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiser op 17 september 2015 een naheffingsaanslag parkeerbelasting (aanslagnummer [nummer]) opgelegd, ten bedrage van € 59,70, bestaande uit € 1,70 aan parkeerbelasting en € 58 kosten van de naheffingsaanslag.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar de naheffingsaanslag gehandhaafd.
Eiser heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 maart 2015.
Eiser is, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [persoon A].

Overwegingen

Feiten
1. Op 17 september 2014 om 15:38 uur stond de auto van eiser (de auto) geparkeerd aan de Scheldestraat (ter hoogte van perceelnummer 11) te Den Haag. Deze plaats is aangewezen als een door parkeerapparatuur gereguleerde parkeerplaats.
2. Tijdens een controle op genoemd tijdstip heeft een parkeercontroleur geconstateerd dat in de auto geen geldig parkeerkaartje of geldige vergunning aanwezig was. Wel lag in de auto de gehandicaptenparkeerkaart van eiser.
3. In geschil is het antwoord op de vraag of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd.
4. Eiser stelt zich op het standpunt dat hij niet op de hoogte was van het feit dat het parkeerbeleid in Den Haag verschilt van andere gemeenten en, omdat hij pas sinds 2014 een gehandicaptenparkeerkaart heeft verweerder er niet van heeft mogen uitgaan dat de informatie omtrent de wijziging van het parkeerbeleid in Den Haag vanaf 2012 hem heeft bereikt. Tevens is hij van mening dat, indien hij had geweten dat hij parkeerbelasting was verschuldigd hij gezien hij slecht ter been was niet in staat was om deze te betalen, omdat de parkeerautomaat niet volledig toegankelijk en niet op zeer korte afstand geplaatst zijn. Verweerder kan eiser ook niet verplichten om een mobiele telefoon aan te schaffen waarmee hij, middels toegang tot internet, de parkeerbelasting kan voldoen, aldus eiser.
5. Verweerder is van mening dat de wijziging in de verordening op de door de wet voorgeschreven wijze kenbaar is gemaakt. De omstandigheid dat eiser pas in 2014 een gehandicaptenparkeerkaart heeft gekregen geeft geen aanleiding tot een andere conclusie, aldus verweerder. Wanneer eiser een onderzoek had ingesteld naar het in Den haag geldende parkeerbeleid, had eiser kunnen weten dat hij parkeerbelasting verschuldigd was. Dat eiser dit heeft nagelaten moet voor zijn rekening en risico komen.
Beoordeling van het geschil
6. De rechtbank stelt vast dat de uitspraak op bezwaar geen rechtsmiddelenverwijzing bevat. Eiser is hierdoor naar het oordeel van de rechtbank echter niet in zijn processuele positie geschaad. Eiser heeft het beroepschrift ten onrechte ingediend bij verweerder, maar verweerder heeft het beroepschrift op grond van artikel 6:15 van de Algemene wet bestuursrecht doorgezonden aan de rechtbank.
7. De rechtbank oordeelt als volgt met betrekking tot het standpunt van eiser dat hij niet op de hoogte was van de regelgeving in Den Haag. Gemeenten zijn vrij hun eigen parkeerbeleid te bepalen en te wijzigen. Dat brengt mee dat iemand die parkeert in een voor hem of haar onbekende gemeente zich op de hoogte dient te stellen van deze regels en er rekening mee moet houden (vergelijk Hof Den Haag,18 oktober 2002, nr. BK-01/00929). Voor de gemeente geldt dat het vigerende parkeerbeleid ook voor bezoekers van buiten de gemeente voldoende kenbaar moet zijn.
8. De rechtbank kan eiser volgen in zijn standpunt dat de publiciteit die in 2012 aan de wijziging van het beleid inzake het betaald parkeren is gegeven niet automatisch betekent dat hij, gelet op het feit dat hij eerst in 2014 gehandicapt is geworden, hiervan op de hoogte moet zijn. De rechtbank is evenwel van oordeel dat eiser op andere wijze invulling had dienen te geven aan zijn onderzoeksplicht en er niet vanuit mocht gaan dat parkeren met de Europese gehandicaptenkaart in alle gemeenten zonder betaling mogelijk zou zijn.
9. Omdat de gemachtigde van verweerder ter zitting heeft erkend dat het internet in het huidige tijdsgewricht de meest geëigende weg is om informatie op te zoeken heeft de rechtbank in overleg met de gemachtigde van verweerder na intoetsing van de zoektermen “Den Haag” en “parkeren” naar de site www.gemeentedenhaag.nl gekeken. Op deze gemeentelijke site is een speciale afdeling aan het parkeren gewijd. Aldaar staat een afzonderlijke rubriek “Gehandicapten” met daarin uitsluitend informatie voor inwoners van Den Haag over het aanvragen van voorzieningen als gehandicapten parkeerkaarten, vergunningen en parkeerplaatsen. Nergens staat evenwel dat gehandicapte bezoekers uitsluitend op de algemene gehandicaptenparkeerplaatsen gratis mogen parkeren en overal elders moeten betalen. De rechtbank is op grond hiervan van oordeel dat de gemeentelijke informatievoorziening over het gehandicapten parkeren voor bezoekers tekort schiet. Dat er op andere dan de gemeentelijke site wel informatie beschikbaar zou zijn, kan hier niet aan afdoen, nu van verweerder verwacht mag worden dat de informatie over het eigen beleid langs gangbare kanalen zoals de gemeentelijke site beschikbaar is.
10. De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat de regels over het betaald parkeren voor bezoekers met een Europese gehandicaptenkaart onvoldoende kenbaar zijn en de naheffingsaanslag om die reden vernietigd dient te worden. Het beroep dient derhalve gegrond te worden verklaard.
Proceskosten
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. Er zijn geen voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vernietigt de naheffingsaanslag parkeerbelasting, en
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 45 aan eiser te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.I. Batelaan-Boomsma, rechter, in aanwezigheid van mr. F. Andrea, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 21 april 2015.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (belastingkamer), Postbus 20021, 2500 EA Den Haag.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.