ECLI:NL:RBDHA:2015:5357

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 april 2015
Publicatiedatum
11 mei 2015
Zaaknummer
AWB - 15 _ 476
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening huurtoeslag 2011 en toetsingsinkomen in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 april 2015 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de herziening van de huurtoeslag voor het berekeningsjaar 2011. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde, had bezwaar gemaakt tegen de beslissing van verweerder, die op 30 juli 2014 de huurtoeslag had herzien. De herziening was gebaseerd op een wijziging van het toetsingsinkomen, dat was vastgesteld op € 20.763, in tegenstelling tot het eerdere inkomen van € 18.934. De rechtbank heeft op 16 april 2015 de zitting gehouden, waarbij eiseres in persoon aanwezig was en verweerder vertegenwoordigd was door zijn vertegenwoordigers.

De rechtbank heeft overwogen dat de herziening van de huurtoeslag rechtmatig was, omdat de Belastingdienst/Toeslagen bevoegd is om een reeds definitief vastgestelde toeslag te herzien indien er een wijziging van het inkomensgegeven plaatsvindt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de definitieve huurtoeslag van eiseres was vastgesteld op basis van de voorlopige aanslag inkomstenbelasting, maar dat deze later was herzien door de belastinginspecteur. Eiseres werd erop gewezen dat als zij het niet eens was met de vaststelling van haar inkomen, zij zich tot de belastinginspecteur moest wenden.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond verklaard, wat betekent dat de herziening van de huurtoeslag door verweerder werd bevestigd. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 15/478

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van23 april 2015 in de zaak tussen

[eiseres] wonende te [plaats] , eiseres(gemachtigde: [gemachtigde] ),

en

[P] , verweerder.

De bestreden beslissing op bezwaar

De uitspraak van verweerder van 30 juli 2014 op het bezwaar van eiseres tegen de hierna onder 2 te noemen beschikking huurtoeslag voor het berekeningsjaar 2011.

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 april 2015.
Eiseres is daar in persoon verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door [vertegenwoordigers] .
De zaak is op de zitting gezamenlijk behandeld met de beroepen met de zaaknummers
SGR 15/476 en SGR 15/479.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Met dagtekening 17 augustus 2012 is aan eiseres voor het berekeningsjaar 2011 de huurtoeslag definitief vastgesteld op € 1.974. Verweerder is hierbij uitgegaan van een toetsingsinkomen van € 18.934 zoals blijkt uit de voorlopige aanslag inkomstenbelasting 2011.
2. Met dagtekening 9 mei 2014 is de definitieve berekening huurtoeslag herzien naar € 1.340. Verweerder is hierbij uitgegaan van een toetsingsinkomen van € 20.763 zoals blijkt uit de definitieve aanslag inkomstenbelasting 2011 en heeft het teveel betaalde aan toeslag teruggevorderd.
3. In geschil is of de definitieve berekening huurtoeslag 2011 terecht is herzien naar
€ 1.340.
4. Op grond van artikel 1a, eerste lid, van de Wet op de huurtoeslag is op deze wet de Algemene wet inkomensafhankelijke (Awir) regelingen van toepassing.
5. In artikel 7, eerste lid, van de Wet op de huurtoeslag is bepaald dat het recht op en de hoogte van de huurtoeslag afhankelijk is van de draagkracht van de huurder. Op grond van het bepaalde in artikel 7, eerste lid, van de Awir wordt bij de bepaling van de draagkracht en de hoogte van de tegemoetkoming het toetsingsinkomen in aanmerking genomen. Ingevolge het bepaalde in artikel 8, eerste lid, van de Awir is het toetsingsinkomen het op het berekeningsjaar betrekking hebbende inkomensgegeven. Op grond van artikel 2, eerste lid, aanhef en onder o, van de Awir in samenhang met artikel 21, aanhef en onderdeel e, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (voor zover hier van belang) is het inkomensgegeven het na afloop van het kalenderjaar bij de aanslag inkomstenbelasting over dat kalenderjaar bepaalde verzamelinkomen.
6. Op grond van artikel 20, eerste lid, van de Awir herziet de Belastingdienst/Toeslagen, indien na de toekenning van de tegemoetkoming uit een wijziging van een inkomensgegeven blijkt dat de tegemoetkoming tot een te hoog of te laag bedrag is toegekend, de tegemoetkoming met inachtneming van die wijziging.
7. Bij besluit van 9 mei 2014 heeft verweerder de definitief vastgestelde huurtoeslag over 2011 herzien. Verweerder heeft alleen in de gevallen genoemd in artikel 20 en 21 van de Awir de mogelijkheid om een reeds definitief vastgestelde toeslag te herzien. Verweerder heeft aangegeven dat de definitieve huurtoeslag van eiseres is herzien omdat haar inkomensgegeven is gewijzigd. In het besluit van 17 augustus 2012 is de definitieve huurtoeslag vastgesteld aan de hand van de voorlopige aanslag inkomstenbelasting over 2011. Naderhand is de aanslag inkomstenbelasting over 2011 definitief vastgesteld door de belastinginspecteur waarbij het verzamelinkomen van eiseres hoger is vastgesteld. Nu sprake was van een wijziging van het inkomensgegeven van eiseres, was verweerder naar het oordeel van de rechtbank op grond van artikel 20, eerste lid, van de Awir bevoegd de reeds definitief vastgestelde huurtoeslag ten nadele van eiseres te herzien.
8. Voor zover eiseres stelt dat haar inkomen niet juist is vastgesteld, overweegt de rechtbank dat verweerder bij het bepalen van de draagkracht, waarvan het recht op en de hoogte van de huurtoeslag afhankelijk is, de aanslag inkomstenbelasting moet volgen zoals die is vastgesteld door de inspecteur voor de inkomensbelasting. Indien dit inkomen niet juist is, dient eiseres zich te wenden tot de inspecteur, aangezien alleen die bevoegd is om daarover te oordelen.
9. Gelet op het voorgaande is het beroep ongegrond verklaard.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.A. de Hek, rechter, in aanwezigheid van
mr. J. van der Plas, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 23 april 2015.
griffier rechter

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019,
2500 EA Den Haag. (Nadere informatie www.raadvanstate.nl)