Op 1 mei 2015 heeft de Rechtbank Den Haag in een meervoudige raadkamer uitspraak gedaan in een rekestprocedure naar aanleiding van een verzoek ex artikel 509a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van de verdachte, geboren in 1958 en thans preventief gedetineerd in de penitentiaire inrichting Zwolle. De raadsvrouw van de verdachte, mr. H.S.K. Jap-A-Joe, heeft op 30 maart 2015 verzocht om toepassing van artikel 509a Sv, omdat er vermoedens zijn dat de geestvermogens van de verdachte gebrekkig ontwikkeld of ziekelijk gestoord zijn, waardoor zij niet in staat is haar belangen naar behoren te behartigen. Tijdens de behandeling op 21 april 2015 is de verdachte gehoord, bijgestaan door haar raadsvrouw, en is ook de officier van justitie, mr. P.M. Gruppelaar, gehoord.
De rechtbank heeft kennisgenomen van diverse processtukken en adviezen, waaronder een voorgeleidingsadvies van de GGZ en verklaringen van behandelcoördinatoren. De verdachte wordt onder meer verdacht van zware mishandeling en heeft sinds 16 maart 2015 in voorarrest gezeten. De raadsvrouw heeft betoogd dat de verdachte lijdt aan een ernstige psychiatrische aandoening, wat ook door verschillende deskundigen is bevestigd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in raadkamer niet in staat was om haar belangen naar behoren te behartigen, ondanks dat zij op enkele vragen kon antwoorden. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er voldoende grond is om te vermoeden dat de geestvermogens van de verdachte gebrekkig ontwikkeld of ziekelijk gestoord zijn.
De rechtbank heeft het verzoek van de raadsvrouw toegewezen en verklaard dat de verdachte ten gevolge van haar geestelijke toestand niet in staat is haar belangen behoorlijk te behartigen. Deze beslissing kan te allen tijde door de rechtbank worden herroepen, bijvoorbeeld op basis van een nog te verschijnen NIFP-rapportage. De beslissing is genomen door de rechters M.A.J. van de Kar, A.M. Boogers en W.N.L. Donker, en is op 1 mei 2015 openbaar uitgesproken.