In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 mei 2015 uitspraak gedaan in een asielzaak waarbij eiseres, een koptische christen uit [Land], een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd had aangevraagd. De aanvraag werd door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie afgewezen op 30 december 2014. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 15 april 2015 was eiseres aanwezig, bijgestaan door haar gemachtigde, terwijl de staatssecretaris zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Eiseres heeft aangevoerd dat zij in haar thuisland werd bedreigd vanwege haar religieuze achtergrond en dat zij niet de bescherming van de autoriteiten kon inroepen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris de asielaanvraag van eiseres niet voldoende gemotiveerd had afgewezen. De rechtbank oordeelde dat eiseres, gezien haar achtergrond en de omstandigheden in [Land], niet kon worden verweten dat zij zich niet tot de autoriteiten had gewend voor bescherming. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de staatssecretaris onvoldoende rekening had gehouden met de persoonlijke omstandigheden van eiseres, waaronder haar psychische gezondheid en de situatie van haar gezin.
De rechtbank heeft het beroep van eiseres gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en de staatssecretaris opgedragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 980,-. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen vier weken na verzending van de uitspraak.