ECLI:NL:RBDHA:2015:5167

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 april 2015
Publicatiedatum
1 mei 2015
Zaaknummer
09-817302-14
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorbereiding van een diefstal met geweld in vereniging met vuurwapen en munitie

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 30 april 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met anderen handelingen heeft verricht ter voorbereiding van een diefstal met geweld in vereniging. De verdachte had een vuurwapen en munitie voorhanden en was betrokken bij het stelen van een fiets. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachten gedetailleerde plannen hebben gemaakt voor de voorgenomen overval, waarbij zij niet terugdeinsden voor het gebruik van geweld. De rechtbank benadrukt dat een diefstal met geweld in vereniging een ernstig feit is dat een grove inbreuk maakt op de persoonlijke en geestelijke integriteit van slachtoffers en gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij oproept. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorbereiden van deze diefstal, met het oog op financieel gewin. Daarnaast heeft de verdachte een verboden wapen en munitie voorhanden gehad, wat bijdraagt aan de onveiligheid in de samenleving. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot jeugddetentie van 30 dagen en een taakstraf van 50 uren, waarbij rekening is gehouden met zijn positieve ontwikkeling en het feit dat hij niet eerder is veroordeeld. De rechtbank heeft ook de in beslag genomen voorwerpen, waaronder het vuurwapen en de munitie, onttrokken aan het verkeer.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer 09/817302-14
Datum uitspraak: 30 april 2015
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank Den Haag, rechtdoende in jeugdstrafzaken, heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1998,
adres: [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting met gesloten deuren van 16 april 2015.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. C.M. Offers en van hetgeen door de raadsman van de verdachte mr. A.H. Westendorp, advocaat te Den Haag, en door de verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van [datum] 2013 tot en met [datum] 2013 te Rijswijk en/of Den Haag, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, ter voorbereiding van het met anderen of een ander te plegen misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten een diefstal met geweld in vereniging, althans een met anderen of een ander te plegen misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, opzettelijk een fiets en/of een blanke sleutel en/of een gsm en/of een vuurwapen kennelijk bestemd tot het in vereniging begaan van dat misdrijf, heeft/hebben verworven en/of vervaardigd en/of ingevoerd en/of doorgevoerd en/of uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad;
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 46 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks [datum] 2014 te 's-Gravenhage een of meer wapens van categorie III, te weten een pistool (merk FN, 7.65mm), en/of munitie van categorie III, te weten 6 kogelpatronen (7.65 mm), voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
art 26 lid 1 Wet wapens en munitie

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of de verdachte zich samen met de medeverdachten [medeverdachte A] (verder: [medeverdachte A] ), [medeverdachte B] (verder: [medeverdachte B] ) en [medeverdachte C] (verder: [medeverdachte C] ) schuldig heeft gemaakt aan de voorbereiding van een diefstal met geweld in vereniging in de periode van [datum] 2013 tot en met [datum] 2034. Voorts ziet de rechtbank zich gesteld voor de vraag of de verdachte het vuurwapen en de bijpassende munitie die op [datum] 2014 in zijn woning is aangetroffen, voorhanden heeft gehad.
3.1.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat de verdachte deze feiten heeft begaan.
3.1.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ter zake van het onder 1 ten laste gelegde vrijspraak bepleit. Hij heeft zich op het standpunt gesteld dat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat om te komen tot de conclusie dat door de verdachte en zijn medeverdachten een overval is voorbereid. Er zijn via WhatsApp gesprekken gevoerd en jongens hebben lukraak een aantal zaken naar voren gebracht. Op basis van de WhatsApp-conversaties kan niet worden geconcludeerd dat de medeverdachten en de verdachte serieus bezig zijn geweest met het plannen van een overval.
De raadsman heeft voorts naar voren gebracht dat, indien de rechtbank van oordeel is dat sprake is geweest van het plannen van een overval, niet kan worden vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachten opzettelijk een blanke sleutel, een fiets en een vuurwapen daartoe voorhanden hebben gehad. In de WhatsApp-gesprekken wordt niet gesproken over een blanke sleutel en over het stelen van een fiets. Het vuurwapen is bij de verdachte aangetroffen op [datum] 2014, derhalve ruimschoots na de aanhouding van [medeverdachte A] en [medeverdachte B] op [datum] 2013. De verdachte heeft verklaard dat hij het vuurwapen pas twee dagen voor zijn aanhouding voor het eerst had gezien. Op [datum] 2013 is gesproken over een gestolen fiets, terwijl [medeverdachte A] en [medeverdachte B] vervolgens pas op [datum] 2013 zijn aangehouden wegens verdenking van de diefstal van een fiets in vereniging. Deze fiets is dan ook niet reeds eerder voorhanden geweest ten behoeve van het plegen van de overval. Ter zake van het onder 2 ten laste gelegde heeft de raadsman aangevoerd dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat de verdachte ook over het vuurwapen heeft beschikt.
3.1.3
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting leidt de rechtbank het volgende af.
Aanhouding van de medeverdachten [medeverdachte A] en [medeverdachte B]
Op verdenking van het plegen van een fietsendiefstal in vereniging zijn medeverdachten [medeverdachte A] en [medeverdachte B] op [datum] 2013 aangehouden door de politie. [2] [3]
Bevindingen van de politie
Onderzoek door de politie heeft de volgende bevindingen opgeleverd.
Op [datum] 2013 werd op de IPhone van de medeverdachte [medeverdachte A] een gesprek aangetroffen tussen [medeverdachte A] en het telefoonnummer 06- [nummer] met de contactnaam “ [medeverdachte B] ” waarin werd gesproken over: een kluis, geld, een adres op de [adres] en oudere mensen. Gelet op de verdenking van een strafbaar feit is nader onderzoek aan de telefoon van [medeverdachte A] verricht. De telefoon is in beslag genomen en onderzocht. Uit een WhatsApp-conversatie op [datum] 2013 tussen [medeverdachte A] en deze [medeverdachte B] blijkt dat zij onder andere uitlatingen doen over geld en een kluis, dat zij eerst gaan kijken deze week of zij thuis zijn, dat het gaat om een oude man en een oude vrouw, dat de vrouw wel thuis kan zijn, dat “zij” daar een kluis hebben en geld maar dat de verdachte niet weet waar, dat zij niet weten hoeveel saaf (naar de rechtbank begrijpt: geld) daar is en dat het adres [adres] is of iets dergelijks. [4]
Desgevraagd hebben medeverdachten [medeverdachte A] en [medeverdachte B] bij de politie verklaard dat dit een gesprek tussen hen betreft. [5]
Voorts is op [datum] 2013 uit verder onderzoek aan de berichtengeschiedenis in de telefoon van [medeverdachte A] gebleken dat een gesprek heeft plaatsgevonden tussen [medeverdachte A] en het telefoonnummer 06- [nummer] met de contactnaam “ [medeverdachte C] ” in de periode van [datum] 2013 tot en met [datum] 2013.
Op [datum] 2013 is onder andere gesproken over het volgende: dat [medeverdachte A] die ov (naar de rechtbank begrijpt: de overval) gewoon moet komen doen, dat het vandaag nog kan, dat het morgen moet, dat het morgen zondag is, dat die winkel dan mogelijk dicht is, dat [verdachte] (naar de rechtbank begrijpt: de verdachte) zegt morgen.
Op [datum] 2013 is onder andere gesproken over het volgende: dat ze het morgen gaan doen.
Op [datum] 2013 is onder andere gesproken over het volgende: of [medeverdachte A] een wapen heeft, of [medeverdachte C] een niffi (naar de rechtbank begrijpt: een mes) heeft, dat zij wel iets moeten hebben, dat de verdachte die kleine gannoe (naar de rechtbank begrijpt: een wapen) heeft en dat zij die kunnen gebruiken, dat ze wel een plan moeten hebben wie wat gaat doen, of [medeverdachte A] wel zin heeft in de overval vandaag, dat broertje (naar later blijkt: de verdachte) niet bereikbaar is, dat zij die winkel sowieso eerst moeten scannen voordat zij dit gaan doen. [6]
Uit onderzoek is gebleken dat het telefoonnummer 06- [nummer] in de genoemde periode in gebruik was bij medeverdachte [medeverdachte C] . [7]
Bij verder onderzoek in de berichtengeschiedenis werd door de politie nog een gesprek tussen [medeverdachte A] en het telefoonnummer 06- [nummer] met de contactnaam “broertje” in de periode van [datum] 2013 tot en met [datum] 2013 aangetroffen.
Op [datum] 2013 is onder andere gesproken over het volgende: dat die koelie (naar de rechtbank begrijpt: Surinamer) vandaag wordt gepakt, dat alles met zijn drieën wordt gedeeld, dat ook gerru’s (naar de rechtbank begrijpt: sigaretten) gepakt moeten worden, een slof sigaretten en geld uit de kassa, of [medeverdachte A] wel een skimask (naar de rechtbank begrijpt: een bivakmuts) heeft voor zichzelf en dat de verdachte die andere jongen gewoon een muts en sjaal geeft, dat als het lukt zij ook hun Prada’s gaan halen en een Gucci-pet, dat de verdachte de helft gelijk gaat uitgeven, dat de winkel gesloten is, dat zij een andere kunnen pakken, dat zij het morgen doen.
Op [datum] 2013 is onder andere gesproken over het volgende: dat die jongen zo meteen naar de verdachte komt en dat [medeverdachte A] ook moet komen voor die overval, dat die winkel zondag dicht is, dat die man dik is en een snotneus, dat die man de verdachte herkent en dat hij het daarom met meer mensen wil doen, dat het minder dan drie minuten duurt, dat dit lang is gepland, dat de verdachte een fiets om de hoek zet, dat zij de fietsen in de sloot gooien en dan bij de verdachte de tuin in rennen, dat [medeverdachte A] het maandag wil doen, dat de verdachte eerst in die winkel gaat kijken of alles veilig is en dat hij de fietsen om de hoek van de winkel legt, dat zij voorbereid moeten zijn.
Op [datum] 2013 is onder andere gesproken over het volgende: dat het beter is als ze het vroeg doen, dat het laat moet want dan heeft hij ook veel verdiend, dat de verdachte zijn status verandert in: met [medeverdachte A] aan het grinde check hoe we ruggen pakken, dat die Surinamer vandaag fuma (naar de rechtbank begrijpt: dronken) was achterin de winkel, dat de verdachte morgen om de hoek staat met twee fietsen, dat zij die fietsen in de sloot gooien en bij de verdachte de tuin in gaan. [8]
Uit onderzoek is gebleken dat het telefoonnummer 06- [nummer] in de genoemde periode in gebruik was bij de verdachte, hetgeen ook door de verdachte is bevestigd, en dat hij door zijn familie “broertje” wordt genoemd. [9]
De politie heeft naar aanleiding van een verdenking van het bezit van een vuurwapen bij de verdachte, ten gevolge van een onderzoek naar de voorbereidende handelingen van een overval, de woning van de verdachte aan [adres] doorzocht. In de kledingkast in een slaapkamer werd een klein zwart tasje aangetroffen. De verbalisant zag in het tasje een vuurwapen en een houder (magazijn) met zes patronen. [10] De kamer waar het vuurwapen werd gevonden, is vooraf door de broer van de verdachte aangeduid als de kamer van de verdachte. [11]
Vervolgens is vastgesteld dat het een vuurwapen betreft in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2, lid 1, categorie III sub 1 van de Wet wapens en munitie en dat de aangetroffen munitie met voornoemd vuurwapen kan worden verschoten. De aangetroffen patronen behoort tot munitie in de zin van artikel 1 onder 4, gelet op artikel 2 lid 2 categorie III van de Wet wapens en munitie. [12]
Verklaringen van de medeverdachte [medeverdachte C]
De medeverdachte [medeverdachte C] heeft bij de politie verklaard dat [verdachte] begon te praten over geld. [medeverdachte C] kon meedoen met een overval op een klein Surinaams winkeltje bij Hollands Spoor, zonder camera’s. [medeverdachte C] heeft vervolgens op verzoek van [verdachte] contact gezocht met een andere jongen.. [13] Gelet op de verklaring van medeverdachte [medeverdachte C] over de inhoud van het desbetreffende gesprek met “de andere jongen” en de in het dossier opgenomen weergave van het WhatsApp gesprek met de medeverdachte [medeverdachte A] , acht de rechtbank het aannemelijk dat “de andere jongen” medeverdachte [medeverdachte A] betreft. [14]
Verklaring van de verdachte
De verdachte heeft bij de politie verklaard dat [medeverdachte A] aan hem had gevraagd om een overval te plegen. Daarna hebben de medeverdachten [medeverdachte A] en [medeverdachte B] een fiets gestolen en hebben zij tegen de verdachte gezegd dat zij vervoer hadden. Vervolgens heeft de verdachte aan [medeverdachte C] gevraagd of hij ook mee zou willen doen. [medeverdachte C] en [medeverdachte A] hebben de overval besproken en de verdachte heeft gezegd dat zij sigaretten en geld moesten pakken. De verdachte heeft een Surinaamse winkel bekeken aan de Rijswijkseweg. Vervolgens zijn medeverdachten [medeverdachte A] en [medeverdachte B] opgepakt wegens de verdenking van een fietsendiefstal in vereniging op [datum] 2013. “Als de politie er niet was geweest, denk ik dat ik de overval had gepleegd”, aldus de verdachte. [15]
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij [medeverdachte C] bij dit alles heeft betrokken. De verdachte kent [medeverdachte B] , omdat hij vroeger ook vaak kwam voetballen in [adres] . De verdachte heeft contact gehad via WhatsApp met de medeverdachten [medeverdachte A] en [medeverdachte C] , aldus de verdachte Wat betreft het vuurwapen en de munitie heeft de verdachte verklaard dat hij het wapen ongeveer een week voordat het wapen door de politie werd gevonden, had zien liggen in de kast. Hij was niet van plan het wapen te gebruiken. Hij heeft het wapen vastgehouden, maar de patronen niet. Hij heeft de patronen wel gezien. [16]
Conclusie van de rechtbank
De rechtbank is, anders dan het standpunt van de raadsman, van oordeel dat voldoende is komen vast te staan dat de verdachte het vuurwapen en de munitie voorhanden heeft gehad. Uit het onderzoek door de politie is immers gebleken dat het vuurwapen en de munitie in de kledingkast in de slaapkamer van de verdachte zijn aangetroffen, dat hij een week voor zijn aanhouding het wapen en de munitie al had gezien, het wapen heeft vastgehouden en vervolgens terug heeft gelegd in de kast. Gelet op deze omstandigheden kan de rechtbank niet anders dan concluderen dat de verdachte de beschikking over voornoemde goederen heeft gehad. De rechtbank acht het onder 2 ten laste gelegde feit dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Wat betreft het onder 1 ten laste gelegde, acht de rechtbank, anders dan het standpunt van de raadsman, eveneens wettig en overtuigend bewezen dat voorbereidende handelingen zijn verricht, gericht op een diefstal met geweld in vereniging. Op grond van de inhoud van de WhatsApp-gesprekken tussen de medeverdachten [medeverdachte A] en [medeverdachte B] is de verdenking op het voorbereiden van een diefstal met geweld ontstaan. Uit nader onderzoek is vervolgens gebleken dat de medeverdachte [medeverdachte C] en de verdachte daar ook bij betrokken zijn geweest. Uit de WhatsApp-gesprekken tussen de verdachte en medeverdachte [medeverdachte A] en de WhatsApp-gesprekken tussen medeverdachten [medeverdachte A] en [medeverdachte B] respectievelijk [medeverdachte C] is voldoende gebleken dat gedetailleerd is gesproken over de voorbereiding van een overval, hetgeen blijkt uit de gesprekken over een Surinaamse winkel, de buit en de verdeling en besteding daarvan, de wijze van vluchten na de overval en de voorbereiding op het gebied van het spreken over het voorhanden hebben van een wapen, een mes, een fiets en voorwerpen om het gezicht te bedekken, zoals een bivakmuts, sjaals en een muts. De rechtbank is voorts van oordeel dat voldoende is gebleken dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachten. Dit blijkt genoegzaam uit de door hen verrichte handelingen. Daartoe acht de rechtbank redengevend dat de verdachte en zijn medeverdachten allen via WhatsApp hebben gesproken over de te plegen overval en daartoe voorbereidingen hebben getroffen.
De verklaring van de verdachte dat hij stoer wilde doen ten opzichte van de medeverdachten gaat naar het oordeel van de rechtbank, gelet op de strekking en inhoud van de gesprekken tussen de verdachte en zijn medeverdachten [medeverdachte A] en [medeverdachte C] , niet op.
Voorts blijkt uit de verklaring van de verdachte zoals afgelegd bij de politie dat de verdachte de medeverdachten met elkaar in contact heeft gebracht en dat de verdachte heeft aangegeven wat bij de overval zou moeten worden meegenomen. Hij heeft de wijze van vluchten na de overval in ieder geval besproken met medeverdachte [medeverdachte A] .
Daarnaast gaat de rechtbank er van uit dat het vuurwapen van de verdachte ook onderdeel is geweest van de voorbereiding van de overval. Door de medeverdachten [medeverdachte C] en [medeverdachte A] is gesproken over het vuurwapen van de verdachte. Dit vuurwapen is vervolgens tijdens een huiszoeking in de woning van de verdachte aangetroffen. Naar het oordeel van de rechtbank is hiermee voldoende komen vast te staan dat dit vuurwapen kennelijk bestemd was tot het plegen van de overval. De verklaring van de verdachte, dat hij het vuurwapen pas kort voor zijn aanhouding voor het eerst zag, acht de rechtbank in dat verband onaannemelijk.
Gelet op de verklaring van de verdachte bij de politie, acht de rechtbank het bovendien aannemelijk dat de door [medeverdachte A] en [medeverdachte B] gestolen fiets was bedoeld om te gebruiken bij de overval. Het enkele feit dat reeds op zaterdag [datum] 2013 wordt gesproken over fietsen welke bij de overval gebruikt zullen worden, en de medeverdachten [medeverdachte A] en [medeverdachte B] eerst op [datum] 2013 een fiets hebben gestolen, doet daar niet aan af. Dit laat immers onverlet dat reeds is gesproken over het gebruik van fietsen bij de nog uit te plegen overval, en daartoe twee dagen later een fiets wordt gestolen.
De rechtbank acht voorts aannemelijk dat de telefoons van de medeverdachten en de verdachte dienden als communicatiemiddel bij de voorbereiding van de overval. De rechtbank stelt dan ook vast dat de telefoons en de fiets kennelijk bestemd waren tot het begaan van het misdrijf.
De rechtbank is tot slot van oordeel dat de blanke sleutel, ten laste gelegd als voorwerp kennelijk bestemd tot het begaan van de diefstal met geweld in vereniging, niet als zodanig kan worden aangemerkt. Het dossier biedt daarvoor geen enkel aanknopingspunt.
De rechtbank is gelet op vorenstaande bewijsmiddelen – in onderlinge samenhang en verband bezien – van oordeel dat eveneens wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat de verdachte zich in vereniging schuldig heeft gemaakt aan de voorbereiding van een diefstal met geweld in vereniging.
3.3
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
hij in de periode van [datum] 2013 tot en met [datum] 2013 te Rijswijk en/of Den Haag, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, ter voorbereiding van het met anderen te plegen misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten een diefstal met geweld in vereniging, opzettelijk een fiets en een gsm en een vuurwapen kennelijk bestemd tot het in vereniging begaan van dat misdrijf, hebben verworven en/of voorhanden hebben gehad;
2.
hij op [datum] 2014 te 's-Gravenhage een wapen van categorie III, te weten een pistool (merk FN, 7.65mm) en munitie van categorie III, te weten 6 kogelpatronen (7.65 mm), voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van de feiten

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat niet is gebleken van omstandigheden die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding ten laste gelegde wordt veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 3 maanden met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met als bijzondere voorwaarden daaraan gekoppeld de voorwaarden zoals voorgesteld door de Raad voor de Kinderbescherming (verder: de Raad) en tot
een werkstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen jeugddetentie.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat, indien de rechtbank komt tot een veroordeling van de verdachte, de rechtbank rekening dient te houden met de omstandigheid dat de verdachte ten opzichte van de medeverdachten een langere periode heeft doorgebracht in voorlopige hechtenis. Een werkstraf is overbodig, zodat de rechtbank de straf gelijk kan stellen aan de door de verdachte in voorarrest doorgebracht tijd. Een voorwaardelijke straf is ook niet zinvol, nu het goed gaat met de verdachte, aldus de raadsman.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank houdt bij het bepalen van de strafmaat rekening met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder zij zijn gepleegd en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan het verrichten van handelingen ter voorbereiding op een diefstal met geweld in vereniging. Daartoe heeft de verdachte een vuurwapen en munitie voorhanden gehad en is door twee medeverdachten een fiets gestolen. De verdachte en zijn medeverdachten hebben gedetailleerde plannen gemaakt ten aanzien van de voorgenomen overval en deinsden er blijkbaar niet voor terug om daar het nodige geweld bij te gebruiken.
Een diefstal met geweld in vereniging is een ernstig feit. Een dergelijk feit maakt grove inbreuk op de persoonlijke en geestelijke integriteit van slachtoffers en roepen gevoelens van angst en onveiligheid op in de maatschappij. De rechtbank rekent het de verdachte dan ook aan dat hij en zijn mededaders voornoemde voorbereidende handelingen hebben verricht, kennelijk slechts met het oog op geldelijk gewin.
Voorts heeft de verdachte een verboden wapen en munitie voorhanden gehad. Een dergelijk wapen is geschikt om als (afdreigings)middel te dienen bij het plegen van strafbare feiten en de verdachte heeft, door het wapen en daarvoor geschikte munitie voorhanden te hebben, bijgedragen aan de onveiligheid in de samenleving.
De rechtbank weegt mee dat de verdachte in het verleden niet eerder is veroordeeld.
De rechtbank heeft acht geslagen op het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming d.d. 9 april 2015. Uit voornoemd rapport blijkt dat de verdachte zich begeleidbaar opstelt. Hij is de afspraken nagekomen en heeft zich aan de schorsingsvoorwaarden gehouden. De begeleiding heeft een positief effect gehad op de verdachte. De hulpverlening dient te worden gecontinueerd met behulp van toezicht en begeleiding door de jeugdreclassering.
De Raad heeft geadviseerd een (deels) voorwaardelijke taakstraf op te leggen, onder andere onder de voorwaarde dat de verdachte zich zal conformeren aan de behandelplannen zoals hem voorgelegd door de Pluscoach van Stichting Mooi en de jeugdreclassering. Daarin dient vermeld te worden dat de verdachte bij zijn tante blijft wonen, het contactverbod met medeverdachten gehandhaafd blijft en dat de verdachte zich op positieve wijze inzet gedurende het derde en vierde leerjaar van zijn huidige VMBO opleiding.
De rechtbank neemt de conclusies uit voornoemd rapport over en maakt deze tot de hare. Het door de Raad gegeven advies zal deels worden gevolgd. De rechtbank ziet, anders dan het advies, geen aanleiding thans nog een voorwaardelijke straf aan de verdachte op te leggen, nu bij de verdachte sprake is van een positieve ontwikkeling en het een feit uit 2013 betreft. Voorts is niet gebleken dat de verdachte de schorsingsvoorwaarden heeft overtreden.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf, nog meer dan de officier van justitie, rekening gehouden met het feit dat de verdachte niet eerder is veroordeeld en dat is gebleken dat de verdachte zich sinds het gepleegde feit goed heeft ontwikkeld. De rechtbank is van oordeel dat na te melden onvoorwaardelijke jeugddetentie, welke tijd door de verdachte reeds in voorlopige hechtenis is doorgebracht, passend en geboden is. Daarnaast acht de rechtbank na te melden werkstraf, gelet op de ernst van het feit, passend en geboden.

7.Beslag

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de op de ‘lijst van inbeslaggenomen voorwerpen’ genoemde voorwerpen (1. een pistool, FN 1910; 2. 6 patronen, divers) zullen worden onttrokken aan het verkeer.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verklaard dat de verdachte geen aanspraak maakt op het vuurwapen en de munitie.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de op de beslaglijst genoemde voorwerpen, te weten:
een pistool, FN 1910;
zes patronen, divers;
onttrekken aan het verkeer. Deze voorwerpen zijn voor onttrekking aan het verkeer vatbaar, aangezien met behulp van deze voorwerpen het onder 1 bewezenverklaarde feit is begaan en deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:
- 46, 77a, 77g, 77h, 77i, 77m, 77n, 77gg en 312 van het Wetboek van Strafrecht en - de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de hem bij dagvaarding ten laste gelegde feiten heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
MEDEPLEGEN VAN DE VOORBEREIDING VAN EEN DIEFSTAL MET GEWELD DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN;
ten aanzien van feit 2:
HANDELEN IN STRIJD MET ARTIKEL 26, EERSTE LID, VAN DE WET WAPENS EN MUNITIE EN HET FEIT BEGAAN MET BETREKKING TOT EEN VUURWAPEN VAN CATEGORIE III EN MUNITIE VAN CATEGORIE III;
verklaart het bewezene en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
jeugddetentie voor de duur van 30 DAGEN;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
veroordeelt verdachte voorts tot:
een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de tijd van
50 UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de tijd van
25 DAGEN;
verklaart onttrokken aan het verkeerde op de beslaglijst onder 1 en 2 genummerde voorwerpen, te weten: een pistool, FN 1910 en zes stuks patronen, diversen
heft ophet geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.C. Koekman, kinderrechter, voorzitter,
mr. M.C. Bruining, kinderrechter,
en mr. A. Tukker, kinderrechter plv.,
in tegenwoordigheid van L.A. Neuman-Steenaart, griffier.
Het vonnis is uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 30 april 2015.
Mr. Tukker is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit – voor zover niet anders weergegeven - delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer PL1561-2013245374 Z, doorgenummerd van blz. 1 tot en met 262
2.Proces-verbaal van aanhouding van de medeverdachte [medeverdachte A] , blz. 18 t/m 20
3.Proces-verbaal van aanhouding van de medeverdachte [medeverdachte B] , blz. 36 t/m 38
4.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 73 en blz. 74 eerste helft en proces-vervbaal van bevindingen, blz. 126
5.Proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte A] , blz 128 en proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte B] , blz 133
6.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 74, tweede helft en blz. 75 en proces-verbaal van bevindingen, blz. 126
7.Proces-verbaal van bevindingen, blz 162 en proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte C] , blz. 174
8.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 76 t/m 80
9.Proces-verbaal van bevindingen, blz 163, proces-verbaal van bevindingen blz. 218 en proces-verbaal van verhoor verdachte, blz. 238 en 239
10.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 226
11.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 225
12.Proces-verbaal van Team Forensische Opsporing, Wapens, Munitie en Explosieven, blz. 230 t/m 233
13.Proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte C] , blz. 172 en 173
14.Proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte C] , blz. 172 en 173
15.Proces-verbaal van verhoorverdachte, blz. 243 en 244
16.Verklaring van de verdachte ter terechtzitting d.d. 16 april 2015