3.4De beoordeling van de tenlastelegging
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting leidt de rechtbank het volgende af.
Aanhouding van de medeverdachten [medeverdachte A] en [medeverdachte B]
Op verdenking van fietsendiefstal in vereniging zijn medeverdachten [medeverdachte A] en [medeverdachte B] op [datum] 2013 aangehouden door de politie.
Bevindingen van de politie
Onderzoek door de politie heeft de volgende bevindingen opgeleverd.
Op [datum] 2013 werd op de IPhone van de medeverdachte [medeverdachte A] een gesprek aangetroffen tussen [medeverdachte A] en het telefoonnummer 06- [nummer] met de contactnaam “Juel” waarin werd gesproken over: een kluis, geld, een adres op [adres] en oudere mensen. Gelet op de verdenking van een strafbaar feit is nader onderzoek aan de telefoon van [medeverdachte A] verricht. De telefoon is in beslag genomen en onderzocht. Uit een WhatsApp-conversatie op [datum] 2013 tussen [medeverdachte A] en deze Juel blijkt dat zij onder andere uitlatingen doen over geld en een kluis, dat zij eerst gaan kijken deze week of “zij” thuis zijn, dat het gaat om een oude man en een oude vrouw, dat de vrouw wel thuis kan zijn, dat zij daar een kluis hebben en geld maar dat de verdachte niet weet waar, dat zij niet weten hoeveel saaf (naar de rechtbank begrijpt: geld) daar is en dat het adres [adres] is of iets dergelijks.
Desgevraagd hebben medeverdachten [medeverdachte A] en [medeverdachte B] bij de politie verklaard dat dit een gesprek tussen hen betreft.
Voorts is op [datum] 2013 uit verder onderzoek aan de berichtengeschiedenis in de telefoon van [medeverdachte A] gebleken dat een gesprek heeft plaatsgevonden tussen [medeverdachte A] en het telefoonnummer 06- [nummer] met de contactnaam “ [verdachte] ” in de periode van [datum] 2013 tot en met [datum] 2013.
Op [datum] 2013 is onder andere gesproken over het volgende: dat [medeverdachte A] die ov (naar de rechtbank begrijpt: de overval) gewoon moet komen doen, dat het vandaag nog kan, dat het morgen moet, dat het morgen zondag is, dat die winkel dan mogelijk dicht is, dat [medeverdachte C] zegt morgen.
Op [datum] 2013 is onder andere gesproken over het volgende: dat ze het morgen gaan doen.
Op [datum] 2013 is onder andere gesproken over het volgende: of [medeverdachte A] een wapen heeft, of de verdachte een niffi (naar de rechtbank begrijpt: een mes) heeft, dat zij wel iets moeten hebben, dat [medeverdachte C] die kleine gannoe (naar de rechtbank begrijpt: een wapen) heeft en dat zij die kunnen gebruiken, dat ze wel een plan moeten hebben wie wat gaat doen, of [medeverdachte A] wel zin heeft in de overval vandaag, dat broertje (naar later blijkt: de medeverdachte [medeverdachte C] ) niet bereikbaar is, dat zij die winkel sowieso eerst moeten scannen voordat zij dit gaan doen.
Uit onderzoek is gebleken dat het telefoonnummer 06- [nummer] in de genoemde periode in gebruik was bij verdachte.
Bij verder onderzoek in de berichtengeschiedenis werd door de politie nog een gesprek tussen [medeverdachte A] en het telefoonnummer 06- [nummer] met de contactnaam “broertje” in de periode van [datum] 2013 tot en met [datum] 2013 aangetroffen.
Op [datum] 2013 is onder andere gesproken over het volgende: dat die koelie (naar de rechtbank begrijpt: Surinamer) vandaag wordt gepakt, dat alles met zijn drieën wordt gedeeld, dat ook gerru’s (naar de rechtbank begrijpt: sigaretten) gepakt moeten worden, een slof sigaretten en geld uit de kassa, of [medeverdachte A] wel een skimask (naar de rechtbank begrijpt: een bivakmuts) heeft voor zichzelf en dat [medeverdachte C] die andere jongen gewoon een muts en sjaal geeft, dat als het lukt zij ook hun Prada’s gaan halen en een Gucci-pet, dat [medeverdachte C] de helft gelijk gaat uitgeven, dat de winkel gesloten is, dat zij een andere kunnen pakken, dat zij het morgen doen.
Op [datum] 2013 is onder andere gesproken over het volgende: dat die jongen zo meteen naar [medeverdachte C] komt en dat [medeverdachte A] ook moet komen voor die overval, dat die winkel zondag dicht is, dat die man dik is en een snotneus, dat die man [medeverdachte C] herkent en dat hij het daarom met meer mensen wil doen, dat het minder dan drie minuten duurt, dat dit lang is gepland, dat [medeverdachte C] een fiets om de hoek zet, dat zij de fietsen in de sloot gooien en dan bij [medeverdachte C] de tuin in rennen, dat [medeverdachte A] het maandag wil doen, dat [medeverdachte C] eerst in die winkel gaat kijken of alles veilig is en dat hij de fietsen om de hoek van de winkel legt, dat zij voorbereid moeten zijn.
Op [datum] 2013 is onder andere gesproken over het volgende: dat het beter is als ze het vroeg doen, dat het laat moet want dan heeft hij ook veel verdiend, dat [medeverdachte C] zijn status verandert in: ‘met [medeverdachte A] aan het grinde check hoe we ruggen pakken’, dat die Surinamer vandaag fuma (naar de rechtbank begrijpt: dronken) was achterin de winkel, dat [medeverdachte C] morgen om de hoek staat met twee fietsen, dat zij die fietsen in de sloot gooien en bij [medeverdachte C] de tuin in gaan.
Uit onderzoek is gebleken dat het telefoonnummer 06- [nummer] in de genoemde periode in gebruik was bij medeverdachte [medeverdachte C] .
Door de politie is tijdens een huiszoeking bij de medeverdachte [medeverdachte C] in de slaapkamer, die door de oudere broer van [medeverdachte C] vooraf was aangeduid als de slaapkamer van [medeverdachte C] , in de kledingkast een vuurwapen en bijpassende munitie aangetroffen.
Verklaringen van de medeverdachte [medeverdachte C]
De medeverdachte [medeverdachte C] heeft bij de politie verklaard dat [medeverdachte A] aan hem vroeg om een overval te plegen. Daarna hebben [medeverdachte A] en [medeverdachte B] een fiets gestolen om als vervoersmiddel bij de overval te dienen. Vervolgens heeft [medeverdachte C] aan de verdachte gevraagd of hij ook mee zou willen doen. De verdachte en [medeverdachte A] hebben vervolgens de overval besproken en [medeverdachte C] heeft gezegd dat zij sigaretten en geld moesten pakken. [medeverdachte C] heeft een Surinaamse winkel bekeken aan de Rijswijkseweg. Vervolgens werden [medeverdachte A] en [medeverdachte B] opgepakt. [medeverdachte C] heeft verklaard dat als de politie er niet was geweest, hij de overval had gepleegd.
Verklaring van de verdachte
De verdachte heeft bij de politie verklaard dat [medeverdachte C] begon te praten over geld. De verdachte kon meedoen met een overval op een klein Surinaams winkeltje bij Hollands Spoor, zonder camera’s. Hij heeft vervolgens op verzoek van [medeverdachte C] contact gezocht met een andere jongen.Gelet op de verklaring van verdachte over de inhoud van het desbetreffende gesprek met “de andere jongen” en de in het dossier opgenomen weergave van het WhatsApp gesprek met de medeverdachte [medeverdachte A] , acht de rechtbank het aannemelijk dat “de andere jongen” medeverdachte [medeverdachte A] betreft, hetgeen ook ter zitting door de verdachte is bevestigd.De verdachte heeft voorts ter terechtzitting verklaard dat hij contact heeft gehad met [medeverdachte A] via WhatsApp. Daar is gesproken over een overval op een winkel. De man van die winkel is altijd dronken. De medeverdachten en de verdachte zouden naar binnen gaan en stelen.
Sinds het WhatsApp-gesprek over een vuurwapen, wist de verdachte van het vuurwapen. De verdachte heeft ook contact gehad via WhatsApp met de medeverdachte [medeverdachte C] .
Conclusie van de rechtbank
De rechtbank is, anders dan de raadsman, van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat de verdachte het opzet heeft gehad op de voorbereidende handelingen die zijn verricht gericht op een diefstal met geweld in vereniging. De verdachte heeft willens en weten gehandeld en wist dat zijn handelen een bepaald gevolg zou hebben. Hij heeft immers in de WhatsApp-conversatie richting [medeverdachte A] aangegeven dat [medeverdachte A] de overval moet komen plegen. Voorts is gebleken dat de verdachte met [medeverdachte A] heeft gesproken over het vuurwapen van [medeverdachte C] , dat er een plan moet zijn wie wat gaat doen en dat de winkel eerst gescand moet worden.
Uit de WhatsApp-gesprekken tussen de verdachte en medeverdachte [medeverdachte A] en de WhatsApp-gesprekken tussen medeverdachten [medeverdachte A] en [medeverdachte B] respectievelijk [medeverdachte C] is voldoende gebleken dat gedetailleerd is gesproken over de voorbereiding van een overval, hetgeen blijkt uit de conversaties over een Surinaamse winkel, de buit en de verdeling en besteding daarvan, de wijze van vluchten na de overval en de voorbereiding op het gebied van een wapen, een mes, een fiets en voorwerpen om het gezicht te bedekken, zoals een bivakmuts, sjaals en een muts.
De rechtbank is van voorts oordeel dat voldoende is gebleken dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachten. Dit blijkt genoegzaam uit de door hen gepleegde handelingen. Daartoe acht de rechtbank redengevend dat de verdachte en zijn medeverdachten allen via WhatsApp hebben gesproken over de te plegen overval en daartoe voorbereidingen hebben getroffen.
De raadsman heeft betoogd dat de verdachte zich op WhatsApp verdacht heeft uitgelaten omdat hij enkel stoer wilde doen. De rechtbank is van oordeel dat dit, gelet op de strekking en inhoud van de gesprekken tussen de medeverdachten en de verdachte en de voorbereidende handelingen, niet aannemelijk wordt geacht.
Wat betreft de in de tenlastelegging opgenomen middelen overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank is gelet op het vorenstaande van oordeel dat, nu door [medeverdachte A] en de verdachte is gesproken over het vuurwapen van [medeverdachte C] – welk vuurwapen vervolgens tijdens een huiszoeking ook bij [medeverdachte C] is aangetroffen – voldoende is komen vast te staan dat dit vuurwapen kennelijk bestemd was tot het plegen van het in vereniging begaan van de diefstal met geweld.
De rechtbank acht voorts aannemelijk dat de telefoons van de verdachte en zijn medeverdachten dienden als communicatiemiddel bij de voorbereiding van de overval. Daarnaast is uit de verklaring van [medeverdachte C] voldoende gebleken dat de fiets, welke door [medeverdachte A] en [medeverdachte B] op [datum] 2013 is gestolen, bedoeld was om na de overval te gebruiken voor de vlucht.
De rechtbank stelt derhalve vast dat zowel het wapen, de telefoons als de fiets kennelijk bestemd waren tot het begaan van een diefstal met geweld in vereniging. Wat betreft de blanke sleutel, ten laste gelegd als voorwerp kennelijk bestemd tot het begaan van de diefstal met geweld in vereniging, is de rechtbank van oordeel dat dit voorwerp niet als zodanig kan worden aangemerkt. Het dossier biedt daarvoor geen enkel aanknopingspunt.
De rechtbank is gelet op vorenstaande bewijsmiddelen – in onderlinge samenhang en verband bezien – van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat de verdachte zich in vereniging schuldig heeft gemaakt aan de voorbereiding van een diefstal met geweld in vereniging.