ECLI:NL:RBDHA:2015:5160

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 april 2015
Publicatiedatum
1 mei 2015
Zaaknummer
09-820524-13
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorbereiding van een diefstal met geweld in vereniging door een minderjarige

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 30 april 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 1997, die samen met medeverdachten zich schuldig heeft gemaakt aan de voorbereiding van een diefstal met geweld in vereniging. De verdachte en zijn medeverdachten hebben gedetailleerde plannen gemaakt voor een overval, waarbij een vuurwapen en munitie zijn aangetroffen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachten zich in de periode van 2013 hebben voorbereid op een gewelddadige diefstal, waarbij ook een fiets is gestolen. De rechtbank heeft de ernst van de feiten benadrukt, aangezien een diefstal met geweld een ernstige inbreuk op de persoonlijke integriteit van slachtoffers vormt en gevoelens van angst in de maatschappij oproept. De verdachte heeft bekend een fiets te hebben gestolen en heeft verklaard dat hij niet op de hoogte was van de plannen voor de overval. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de voorbereiding van een diefstal met geweld en de diefstal van een fiets, en heeft hem een jeugddetentie van 8 dagen opgelegd, evenals een taakstraf van 50 uren. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het advies van de Raad voor de Kinderbescherming, die weinig zorgen over zijn ontwikkeling heeft geuit.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer 09/820524-13
Datum uitspraak: 30 april 2015
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank Den Haag, rechtdoende in jeugdstrafzaken, heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1997,
adres: [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting met gesloten deuren van 16 april 2015.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. C.M. Offers en van hetgeen door de raadsman van de verdachte mr. M. van Olffen, advocaat te Leiderdorp, en door de verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van [datum] 2013 tot en met [datum] 2013 te Rijswijk en/of Den Haag, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, ter voorbereiding van het met anderen of een ander te plegen misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten een diefstal met geweld in vereniging, althans een met anderen of een ander te plegen misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, opzettelijk een fiets en/of een blanke sleutel en/of een gsm en/of een vuurwapen kennelijk bestemd tot het in vereniging begaan van dat misdrijf, heeft/hebben verworven en/of vervaardigd en/of ingevoerd en/of doorgevoerd en/of uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad;
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 46 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks [datum] 2013 te Rijswijk tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fiets, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan een nog onbekende eigenaar, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of de verdachte zich samen met de medeverdachten [medeverdachte A] (verder: [medeverdachte A] ), [Medeverdachte B] (verder: [Medeverdachte B] ) en [medeverdachte C] (verder: [medeverdachte C] ) schuldig heeft gemaakt aan de voorbereiding van een diefstal met geweld in vereniging in de periode van [datum] 2013 tot en met [datum] 2013 en of de verdachte zich op [datum] 2013 schuldig heeft gemaakt aan de diefstal tezamen en in vereniging met een ander van een fiets.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat de verdachte deze feiten heeft begaan.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ter zake van het onder 1 ten laste gelegde op het standpunt gesteld dat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat, zodat de verdachte van dat feit dient te worden vrijgesproken. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat niet vaststaat welk feit beraamd is door de verdachte en de medeverdachten. Daarnaast had – gelet op het tijdsverloop – het beoogde delict niet gepleegd kunnen worden. Het overvallen van een woning aan de [adres] , waar zich een oude vrouw met kluis en veel geld zou bevinden, is een verzonnen doel. De WhatsApp-berichten duiden niet op een overval. De verdachte heeft verklaard dat hij heeft gesproken over onder andere een kluis om op te scheppen. Dit levert niet de ten laste gelegde daadwerkelijke voorbereidingshandelingen op. Met betrekking tot het tijdsverloop was er geen doel en niet is gebleken dat de verdachte deel heeft uitgemaakt van een groep. Hij had het immers niet over het overvallen van een winkel, daar wist hij niets van, aldus de raadsman. De raadsman heeft voorts aangevoerd dat het bewijs op grond waarvan de verdenking is ontstaan, onrechtmatig is verkregen. De medeverdachte [medeverdachte A] heeft geen toestemming gegeven voor onderzoek aan zijn telefoon. De uit dat onderzoek voortvloeiende bewijsmiddelen dienen dan ook in de zaak van de verdachte te worden uitgesloten van het bewijs, alsmede alle bewijsmiddelen die daaruit zijn voortgekomen.
De raadsman heeft zich ter zake van het onder 2 ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
Rechtmatigheid van het verkregen bewijs
Anders dan de raadsman heeft betoogd, ziet de rechtbank geen grond voor bewijsuitsluiting. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt. De rechtbank stelt voorop dat zij in de zaak jegens de medeverdachte [medeverdachte A] heeft geoordeeld dat niet is gebleken dat de desbetreffende WhatsApp berichten onrechtmatig zijn verkregen. Er heeft dan ook geen bewijsuitsluiting in die zaak plaatsgevonden. Echter, zelfs indien sprake zou zijn geweest van een onherstelbaar vormverzuim in de zaak jegens [medeverdachte A] , door de bewuste WhatsApp geschiedenis in de telefoon van deze medeverdachte te bekijken, dan kan niet worden gesteld dat enkel door aldus te handelen, eveneens een inbreuk zou zijn gemaakt op enig rechtens te respecteren belang van de verdachte. Met verwijzing naar de mede in de jurisprudentie ontwikkelde en zogenoemde “Schutznorm”, slaagt het verweer van de raadsman dan ook niet.
De bewijsmiddelen
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting leidt de rechtbank het volgende af.
Aanhouding van de medeverdachte [medeverdachte A] en de verdachte
Op verdenking van diefstal van een fiets in vereniging zijn de medeverdachte [medeverdachte A] en de verdachte op [datum] 2013 aangehouden door de politie. [2] [3]
Bevindingen van de politie
Onderzoek door de politie heeft de volgende bevindingen opgeleverd.
Op [datum] 2013 werd op de IPhone van de medeverdachte [medeverdachte A] een gesprek aangetroffen tussen [medeverdachte A] en het telefoonnummer 06- [nummer] met de contactnaam “ [X] ” waarin werd gesproken over: een kluis, geld, een adres op [adres] en oudere mensen. Gelet op de verdenking van een strafbaar feit is nader onderzoek aan de telefoon van [medeverdachte A] verricht. De telefoon is in beslag genomen en onderzocht. Uit een WhatsApp-conversatie op [datum] 2013 tussen [medeverdachte A] en deze [X] blijkt dat zij onder andere uitlatingen doen over geld en een kluis, dat zij eerst gaan kijken deze week of “zij” thuis zijn, dat het gaat om een oude man en een oude vrouw, dat de vrouw wel thuis kan zijn, dat “zij” daar een kluis hebben en geld maar dat de verdachte niet weet waar, dat zij niet weten hoeveel saaf (naar de rechtbank begrijpt: geld) daar is en dat het adres [adres] is of iets dergelijks. [4]
Desgevraagd hebben verdachte en medeverdachte [medeverdachte A] bij de politie verklaard dat dit een gesprek tussen hen betreft. [5]
Voorts is op [datum] 2013 uit verder onderzoek aan de berichtengeschiedenis in de telefoon van [medeverdachte A] gebleken dat een gesprek heeft plaatsgevonden tussen [medeverdachte A] en het telefoonnummer 06- [nummer] met de contactnaam “ [Medeverdachte B] ” in de periode van [datum] 2013 tot en met [datum] 2013.
Op [datum] 2013 is onder andere gesproken over het volgende: [medeverdachte A] moet die ov (naar de rechtbank begrijpt: de overval) gewoon komen doen, dat het vandaag nog kan, dat het morgen moet, dat het morgen zondag is, dat die winkel dan mogelijk dicht is, dat [medeverdachte C] zegt morgen.
Op [datum] 2013 is onder andere gesproken over het volgende: dat ze het morgen gaan doen.
Op [datum] 2013 is onder andere gesproken over het volgende: of [medeverdachte A] een wapen heeft, of [Medeverdachte B] een niffi (naar de rechtbank begrijpt: een mes) heeft, dat zij wel iets moeten hebben, dat [medeverdachte C] die kleine gannoe (naar de rechtbank begrijpt: een wapen) heeft en dat zij die kunnen gebruiken, dat ze wel een plan moeten hebben wie wat gaat doen, of [medeverdachte A] wel zin heeft in de overval vandaag, dat broertje (naar later blijkt: de medeverdachte [medeverdachte C] ) niet bereikbaar is, dat zij die winkel sowieso eerst moeten scannen voordat zij dit gaan doen. [6]
Uit onderzoek is gebleken dat het telefoonnummer 06- [nummer] in de genoemde periode in gebruik was bij medeverdachte [Medeverdachte B] . [7]
Bij verder onderzoek in de berichtengeschiedenis werd door de politie nog een gesprek tussen [medeverdachte A] en het telefoonnummer 06- [nummer] met de contactnaam “broertje” in de periode van [datum] 2013 tot en met [datum] 2013 aangetroffen.
Op [datum] 2013 is onder andere gesproken over het volgende: dat die koelie (naar de rechtbank begrijpt: Surinamer) vandaag wordt gepakt, dat alles met zijn drieën wordt gedeeld, dat ook gerru’s (naar de rechtbank begrijpt: sigaretten) gepakt moeten worden, een slof sigaretten en geld uit de kassa, of [medeverdachte A] wel een skimask (naar de rechtbank begrijpt: een bivakmuts) heeft voor zichzelf en dat [medeverdachte C] die andere jongen gewoon een muts en sjaal geeft, dat als het lukt zij ook hun Prada’s gaan halen en een Gucci-pet, dat [medeverdachte C] de helft gelijk gaat uitgeven, dat de winkel gesloten is, dat zij een andere kunnen pakken, dat zij het morgen doen.
Op [datum] 2013 is onder andere gesproken over het volgende: dat die jongen zo meteen naar [medeverdachte C] komt en dat [medeverdachte A] ook moet komen voor die overval, dat die winkel zondag dicht is, dat die man dik is en een snotneus, dat die man [medeverdachte C] herkent en dat hij het daarom met meer mensen wil doen, dat het minder dan drie minuten duurt, dat dit lang is gepland, dat [medeverdachte C] een fiets om de hoek zet, dat zij de fietsen in de sloot gooien en dan bij [medeverdachte C] de tuin in rennen, dat [medeverdachte A] het maandag wil doen, dat [medeverdachte C] eerst in die winkel gaat kijken of alles veilig is en dat hij de fietsen om de hoek van de winkel legt, dat zij voorbereid moeten zijn.
Op [datum] 2013 is onder andere gesproken over het volgende: dat het beter is als ze het vroeg doen, dat het laat moet want dan heeft hij ook veel verdiend, dat [medeverdachte C] zijn status verandert in: ‘met [medeverdachte A] aan het grinde check hoe we ruggen pakken’, dat die Surinamer vandaag fuma (naar de rechtbank begrijpt: dronken) was achterin de winkel, dat [medeverdachte C] morgen om de hoek staat met twee fietsen, dat zij die fietsen in de sloot gooien en bij [medeverdachte C] de tuin in gaan. [8]
Uit onderzoek is gebleken dat het telefoonnummer 06- [nummer] in de genoemde periode in gebruik was bij medeverdachte [medeverdachte C] . [9]
Door de politie is tijdens een huiszoeking bij de medeverdachte [medeverdachte C] in de slaapkamer, die door de oudere broer van [medeverdachte C] vooraf was aangeduid als de slaapkamer van [medeverdachte C] , in de kledingkast een pistool en bijpassende munitie aangetroffen. [10] [11]
Verklaringen van de medeverdachten
De medeverdachte [Medeverdachte B] heeft bij de politie verklaard dat [medeverdachte C] begon te praten over geld. [Medeverdachte B] kon meedoen met een overval op een klein Surinaams winkeltje bij Hollands Spoor, zonder camera’s. [Medeverdachte B] heeft vervolgens op verzoek van [medeverdachte C] contact gezocht met een andere jongen. Gelet op de verklaring van medeverdachte [Medeverdachte B] over de inhoud van het desbetreffende gesprek met “de andere jongen” en de in het dossier opgenomen weergave van het WhatsApp gesprek met de medeverdachte [medeverdachte A] , acht de rechtbank het aannemelijk dat “de andere jongen” medeverdachte [medeverdachte A] betreft. [12]
De medeverdachte [medeverdachte C] heeft bij de politie verklaard dat [medeverdachte A] aan hem vroeg om een overval te plegen. [medeverdachte A] vroeg om een betonschaar, maar die had [medeverdachte C] niet. [verdachte] , de verdachte, had er wel één. Daarna hebben [medeverdachte A] en de verdachte een fiets gestolen en hebben zij tegen [medeverdachte C] gezegd dat zij vervoer hadden. Vervolgens heeft [medeverdachte C] aan [Medeverdachte B] gevraagd of hij ook mee zou willen doen. [Medeverdachte B] en [medeverdachte A] hebben de overval besproken en [medeverdachte C] heeft gezegd dat zij sigaretten en geld moesten pakken. [medeverdachte C] heeft een Surinaamse winkel bekeken aan de [adres] . Vervolgens werden [medeverdachte A] en de verdachte aangehouden wegens de verdenking van fietsendiefstal. [medeverdachte C] heeft verklaard dat hij denkt dat als de politie er niet was geweest, hij de overval zou hebben gepleegd. [13]
Verklaring van de verdachte
De verdachte heeft zowel bij de politie als ter zitting bekend op [datum] 2013 een fiets te hebben weggenomen. Hij was in het park bezig het oude slot er af te halen, toen hij werd aangehouden door de politie. Voorts heeft de verdachte verklaard dat het hem voorgehouden WhatsApp gesprek op [datum] 2013 een gesprek tussen hem en medeverdachte [medeverdachte A] betreft, dat hij wist dat het om een woning vlak bij het Zuiderpark ging, dat hij het adres, gelegen in de omgeving van de [adres] , van een klasgenoot had gekregen en dat hij verder niets van een overval weet. “Misschien was het wel uit de hand gelopen, maar ik had zeker niet meegedaan”, aldus de verdachte. [14]
Conclusie van de rechtbank
De rechtbank is, anders dan de raadsman, van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat voorbereidende handelingen zijn verricht, gericht op een diefstal met geweld in vereniging. Op grond van de inhoud van de WhatsApp-gesprekken tussen de medeverdachte [medeverdachte A] en de verdachte is de verdenking op het voorbereiden van een overval ontstaan. Uit nader onderzoek is vervolgens gebleken dat de medeverdachten [Medeverdachte B] en [medeverdachte C] daar ook bij betrokken zijn geweest. Uit de WhatsApp-gesprekken tussen de verdachte en medeverdachte [medeverdachte A] en de WhatsApp gesprekken tussen medeverdachte [medeverdachte A] en [Medeverdachte B] respectievelijk [medeverdachte C] , is voldoende gebleken dat gedetailleerd is gesproken over de voorbereiding van een overval, hetgeen blijkt uit de conversaties over een Surinaamse winkel, de buit en de verdeling en besteding daarvan, de wijze van vluchten na de overval en de voorbereiding op het gebied van een wapen, een mes, een fiets en voorwerpen om het gezicht te bedekken, zoals een bivakmuts, sjaals en een muts.
Wat betreft de in de tenlastelegging opgenomen middelen, overweegt de rechtbank als volgt. Wat betreft de fiets kan worden vastgesteld dat uit de verklaring van [medeverdachte C] bij de politie volgt, dat de diefstal met de fiets in vereniging met medeverdachte [medeverdachte A] , tevens een voorbereidingshandelingen betrof. Dat [medeverdachte A] en de verdachte zouden zorgen voor vervoer door middel van een fiets wordt naar het oordeel van de rechtbank bevestigd door de omstandigheid dat zij tijdens de diefstal van een fiets, kort na de gesprekken tussen de medeverdachten en de verdachte over de te plegen overval, zijn aangehouden door de politie. Gelet op de verklaring van [medeverdachte C] bij de politie, acht de rechtbank het aannemelijk dat de door [medeverdachte A] en de verdachte gestolen fiets zou worden gebruikt voor de overval. De rechtbank acht het voorts aannemelijk dat de telefoons van de verdachte en zijn medeverdachten dienden als communicatiemiddel bij de voorbereiding van de nog te plegen overval. De rechtbank stelt vast dat ook dit middel kennelijk bestemd was tot het begaan van dat misdrijf. Door verdachte en zijn medeverdachten is gesproken over het feit dat zij wel iets moeten hebben voor tijdens de overval. Er is gesproken over een niffi (mes) en een gannoe (vuurwapen). Nu door [Medeverdachte B] en [medeverdachte A] is gesproken over het vuurwapen van [medeverdachte C] , welk vuurwapen vervolgens bij een huiszoeking bij [medeverdachte C] ook daadwerkelijk is aangetroffen, is de rechtbank van oordeel dat voldoende is komen vast te staan dat ook dit vuurwapen kennelijk bestemd was tot het plegen van de diefstal met geweld in vereniging. Gelet op het gezamenlijke plan om tijdens de openingstijden van de Surinaamse winkel een overval te plegen, ,gegeven het feit dat de verdachten onderling hebben besproken hoe zij de Surinaamse eigenaar geld afhandig zouden maken als hij in zijn winkel aanwezig was, mede in onderlinge samenhang bezien met de gesprekken over een wapen om die overval mee te plegen, en het gegeven dat het een feit van algemene bekendheid is dat een dergelijk beroving in de regel door middel van (dreiging met) geweld wordt gepleegd, kan de verdachte hier ook verantwoordelijk voor worden gehouden en is de opzet van verdachte mede gericht op de toepassing van dat geweld / die dreiging met geweld.
Tot slot is de rechtbank van oordeel dat de blanke sleutel, ten laste gelegd als voorwerp kennelijk bestemd tot het begaan van de diefstal met geweld in vereniging, niet als zodanig kan worden aangemerkt. Hiervoor biedt het dossier geen enkel aanknopingspunt.
De rechtbank is ten slotte van oordeel dat voldoende is gebleken dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachten. Dit blijkt genoegzaam uit de door hen verrichte handelingen. Daartoe acht de rechtbank redengevend dat de verdachte en zijn medeverdachten allen via WhatsApp hebben gesproken over de te plegen overval en daartoe voorbereidingen hebben getroffen.
De raadsman heeft betoogd dat de verdachte zich op WhatsApp weliswaar verdacht heeft uitgelaten, maar dat dit was omdat hij wilde opscheppen. De rechtbank van oordeel dat dit, gelet op de strekking en inhoud van de gesprekken tussen de medeverdachten en de verdachte, niet aannemelijk is.
De rechtbank is gelet op vorenstaande bewijsmiddelen – in onderlinge samenhang en verband bezien – van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat de verdachte zich in vereniging schuldig heeft gemaakt aan de voorbereiding van een diefstal met geweld in vereniging zoals onder 1 ten laste gelegd.
Voorts acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich in vereniging schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van een fiets, zoals onder 2 ten laste gelegd.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
hij in de periode van [datum] 2013 tot en met [datum] 2013 te Rijswijk en/of Den Haag, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, ter voorbereiding van het met anderen te plegen misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten een diefstal met geweld in vereniging, opzettelijk een fiets en een gsm en een vuurwapen kennelijk bestemd tot het in vereniging begaan van dat misdrijf, hebben verworven en/of voorhanden hebben gehad;
2.
hij op of omstreeks [datum] 2013 te Rijswijk tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fiets, toebehorende aan een nog onbekende eigenaar, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zijn mededader.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van de feiten

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat niet is gebleken van omstandigheden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van de hem bij dagvaarding ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 8 weken met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, waarvan 7 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en tot een werkstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen jeugddetentie.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geconcludeerd dat, gelet op de bepleite vrijspraak voor het onder 1 ten laste gelegde feit, met betrekking tot de fietsendiefstal door de verdachte kan worden volstaan met de 8 dagen die door de verdachte reeds in voorarrest zijn doorgebracht.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank houdt bij het bepalen van de strafmaat rekening met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder zij zijn gepleegd en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan het verrichten van handelingen ter voorbereiding van een diefstal met geweld in vereniging. Daartoe heeft een medeverdachte een vuurwapen voorhanden gehad en is door de verdachte en een medeverdachte een fiets gestolen. De verdachte en zijn medeverdachten hebben gedetailleerde plannen gemaakt ten aanzien van de voorgenomen overval en deinsden er blijkbaar niet voor terug om daar het nodige geweld bij te gebruiken.
Een diefstal met geweld in vereniging is een ernstig feit. Een dergelijk feit maakt grove inbreuk op de persoonlijke en geestelijke integriteit van slachtoffers en roept gevoelens van angst en onveiligheid op in de maatschappij. De rechtbank rekent het de verdachte dan ook aan dat hij en zijn mededaders voornoemde voorbereidende handelingen hebben verricht, kennelijk slechts met het oog op geldelijk gewin.
De verdachte heeft zich voorts samen met een ander schuldig gemaakt aan de diefstal van een fiets. Fietsendiefstal is een vervelend feit. Door zich aan de diefstal van de fiets schuldig te maken, heeft de verdachte laten zien geen enkel respect te hebben voor andermans eigendom. Dit alles rekent de rechtbank de verdachte aan.
De rechtbank weegt mee dat de verdachte in het verleden niet eerder is veroordeeld.
De rechtbank heeft acht geslagen op het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming d.d. 10 april 2015. Uit voornoemd rapport blijkt dat de Raad weinig zorgen heeft omtrent de ontwikkeling van de verdachte. Er zijn veel beschermende factoren aanwezig waardoor de kans op recidive wordt verkleind. De verdachte functioneert goed in de thuissituatie. Het is van belang dat een straf wordt opgelegd die bijdraagt aan de strafbeleving, zodat de verdachte leert welke consequenties zijn verbonden aan zijn gedrag.
De Raad heeft geadviseerd een taakstraf in de vorm van een werkstraf op te leggen.
De rechtbank onderschrijft de conclusies uit voornoemd rapport en zal het gegeven advies opvolgen.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf rekening gehouden met de omstandigheid dat sprake is van een feit uit 2013. Daarnaast houdt de rechtbank, nog meer dan de officier van justitie, rekening met het feit dat sindsdien sprake is van een positieve ontwikkeling bij de verdachte. De rechtbank is van oordeel dat na te melden onvoorwaardelijke jeugddetentie, welke tijd door de verdachte reeds in voorlopige hechtenis is doorgebracht, passend en geboden is. Daarnaast acht de rechtbank na te melden werkstraf, gelet op de ernst van het feit, passend en geboden.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:
46, 77a, 77g, 77h, 77i, 77m, 77n, 77gg, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de hem bij dagvaarding ten laste gelegde feiten heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
MEDEPLEGEN VAN DE VOORBEREIDING VAN EEN DIEFSTAL MET GEWELD DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN
en
DIEFSTAL DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN;
verklaart het bewezene en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
jeugddetentie voor de duur van 8 DAGEN;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
veroordeelt verdachte voorts tot:
een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de tijd van
50 UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de tijd van
25 DAGENen
heft ophet geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.C. Koekman, kinderrechter, voorzitter,
mr. M.C. Bruining, kinderrechter,
en mr. A. Tukker, kinderrechter plv.,
in tegenwoordigheid van L.A. Neuman-Steenaart, griffier.
Het vonnis is uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van
30 april 2015.
Mr. Tukker is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit – voor zover niet anders weergegeven - delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer PL1561-2013245374 Z, doorgenummerd van blz. 1 tot en met 262
2.Proces-verbaal van aanhouding van de medeverdachte [medeverdachte A] , blz. 18 t/m 20
3.Proces-verbaal van aanhouding van de verdachte, blz. 36 t/m 38
4.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 73 en blz. 74 eerste helft en proces-verbaal van bevindingen, blz. 126
5.Proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte A] , blz. 128 en proces-verbaal van verhoor verdachte, blz. 133
6.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 74, tweede helft en blz. 75 en proces-verbaal van bevindingen, blz. 126
7.Proces-verbaal van bevindingen, blz 162 en proces-verbaal van verhoor medeverdachte [Medeverdachte B] , blz. 174
8.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 76 t/m 80 en proces-verbaal van bevindingen, blz. 126
9.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 163, proces-verbaal van bevindingen blz. 218 en proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte C] , blz. 238
10.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 225
11.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 226
12.Proces-verbaal van verhoor medeverdachte [Medeverdachte B] , blz. 172 en 173
13.Proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte C] , blz. 243 en 244
14.Proces-verbaal van verhoor verdachte, blz. 64, 184 en 2257 en de verklaring van de verdachte ter terechtzitting