In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 18 maart 2015 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een eiseres, eigenaar van een mobiele snackkar, en de politie. De eiseres stelde de politie aansprakelijk voor de schade die zij had geleden na een aanrijding met haar snackkar, die volgde op een inbraak in de kraam. De inbraak vond plaats in de nacht van 13 op 14 oktober 2012, waarna de politie ter plaatse kwam en de laadklep van de kraam dichtdrukte. Vanwege zware regenval besloot de politie geen waarschuwingssticker aan te brengen en trachtte niet om de eigenaar van de kraam te achterhalen.
Op 14 oktober 2012, na het ophalen van de kraam door de eiseres, raakte de kraam los van zijn onderstel en botste tegen een geparkeerde bestelbus, wat leidde tot totale schade aan de kraam. De eiseres vorderde een schadevergoeding van € 13.487,98, stellende dat de politie onzorgvuldig had gehandeld door haar niet tijdig te informeren over de inbraak en de laadklep niet te vergrendelen.
De politie voerde verweer en betwistte dat het ongeval was veroorzaakt door het openstaan van de laadklep. De kantonrechter oordeelde dat er geen causaal verband kon worden vastgesteld tussen het handelen van de politie en het ongeval, aangezien er geen getuigen waren en technisch onderzoek niet meer mogelijk was. De vordering van de eiseres werd afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten van de politie.